dinsdag 26 januari 2010

Weg met de ad populum

Als er 1 ding is dat ik ontzettend vreemd vind, is de blijvende aanwezigheid van het argumentum ad populum. '58% van de mensen vind x, dus x!' Het interessante is vooral de blijvende inconsistentie waarmee dit gebeurd. Indien de meerderheid voor is waar jij ook voor bent, is het een argument. Indien de meerderheid tegen is waar jij voor bent, is het echter 'irrelevant' wat de meerderheid vind, want die kan fout zijn.

Het punt is dat dit argument altijd een drogargument is, tenzij als en slechts als de ander vindt dat we zoiets van een zuivere democratie - 'wat de meerderheid vindt, moet waar zijn' - aanhangt. Maar het gevaarlijke is; als je dat als argument gebruikt, dan kan je echter niet meer iets anders zeggen als de verhouding verandert in jouw nadeel.

Daarom: weg met de ad populum. Zelfs als de meerderheid van de bevolking voor iets is waar ik voor ben, is dat geen argument. (Tenzij in heel specifieke zaken, waar de meerderheid wel degelijk relevant is; waar wat de meerderheid vindt constitutief is voor de waarheid.) De enige argumenten zijn de rationele, logische, heldere, etc. Simpelweg het punt dat veel andere mensen dat ook vinden, is dat niet.

zondag 24 januari 2010

Over de held Obama (deel 1)

Enkele kritische opmerkingen bij onze held 'Obama'.

Op het buitenlands beleid, heeft onze 'vredevolle' Obama ervoor gezorgd dat er nu 3 keer zoveel soldaten zijn in Afghanisten als aan het begin van dit jaar. Het leuke gevolg dat er nog nooit zoveel burgerdoden (2400, waaronder zo'n 1000 kinderen in 2009) zijn gevallen als door deze beslissing, heb ik echter nog niet horen vallen. De generaal die aangesteld is (General Stanley McChrystal) is tijdens de Bush jaren al in controversie gevallen wegens het hardhandig aanpakken van gevangenen. Obama heeft ook 40 keer het bevel gegeven om 'drones' te gebruiken bij een aanval – onbemande vliegtuigen die bombardementen uitvoeren. (Voor alle duidelijkheid: het is heel dubieus of dit gelegitimeerd is in het internationale recht.) 'Toevallig' zijn door deze bombardementen ongeveer anderhalf miljoen – 1 500 000, voor alle duidelijkheid – Pakistani op de vlucht moeten slaan uit de Swat valley. De democraten hebben Bush indertijd (terecht!) bekritiseert voor het binnenvallen van landen, maar zelf heeft Obama al gezegd dat militaire interventie in Yemen en Somalia misschien wel nodig is – overigens: in Somalia is dat al gebeurd afgelopen jaar. Ohja; hij zei ook dat hij de kosten van de oorlogen niet ging verbergen, maar waarom gaat hij dan 108 miljard lenen van het IMF – die niet in het budget verschijnen – om verder oorlog te voeren? Hij die de nobelprijs voor de vrede heeft gekregen, heeft aan het congres gevraagd om het grootste defensiebudget sinds de tweede wereldoorlog toe te laten: 708 miljard (2 keer de Belgische economie) om uit te geven aan 'defensie', i.e.oorlog. (Newspeak anyone?)

Maar goed; we zouden deze doden, stijgende uitgaven en mensen op de dool jagen nog kunnen vergeven: het is gestart door Bush en je 'kan' dat immers niet zomaar 'oplossen'. Dat willen we eventueel nog erkennen. (De vraag is maar of dit soort van beleid effectief nuttig is om het 'op' te lossen – ik denk eerlijk van niet.)

Hoe zit het met de Guantanomo-gevangen? Die mensen die door Bush zijn opgesloten zonder proces (en zonder bewijs), waar Obama (en de democraten) zo'n punt van hebben gemaakt? Wel: die zitten daar nog steeds. Leuker zelfs: eerst ging hij een wet maken die ervoor zou zorgen dat het vasthouden van gevangen zonder proces toegelaten wordt – interessante redenering: als we een wet maken, is het in ieder geval niet meer illegaal. Dat klopt, maar of het daarom moreel verantwoord is, is maar een andere vraag. Dit heeft hij opgegeven. De Obama administratie heeft laten weten dat ze hen gewoon gevangen zullen houden, onder dezelfde wet waar Bush de 'rechtvaardigheid' uit afleidde om mensen zonder bewijs en proces gevangen te houden in Guantanomo. Wat een verbetering! Hij heeft wel herhaald dat de gevangenis in Guantanomo gesloten moet worden; de gevangen die daar zitten ging hij echter naar een gevangenis in de USA zelf halen, met dezelfde wettelijke 'beschermingen' van kracht. Goed nieuws? Verder heeft hij amnestie verleent aan zij die onder het Bush-regime mensen hebben mishandeld in verschillende gevangenissen in Irak. Ach; zoveel maakt dat toch niet uit?

Je zou kunnen zeggen; 'ach, het zijn maar moslims en dergelijke'. (Persoonlijk vind ik dat niemand behoort gevangen gehouden te worden zonder bewijs dat hij een misdadiger is, maar goed.) De persoonlijke vrijheden, zoals privacy, zijn toch beschermd? Op het binnenlands vlak heeft hij echter de befaamde wet (voorgesteld door Bush) er door gekregen dat Amerikanen beluisterd mogen worden door de overheid, zonder (direct) een toelating van een rechter daarvoor nodig te hebben. Om maar te zwijgen van het installeren van 'full body checks' op alle vliegvelden doorheen de gehele USA. Het ironische wil, natuurlijk, dat heel dit systeem geen fluit uithaalt: een laptopbatterij kan eenvoudig omgebouwd worden om explosieven te bevatten die serieuze schade in een vliegtuig kunnen aanrichten. Ik weet uit eigen ervaring dat laptops 'gewoon' door een eenvoudige scanner gaan. Het lijkt me sterk dat deze informatie niet al beschikbaar is bij zij die deze informatie echt goed kunnen gebruiken...


Later het vervolg.

Robin Hanssen over de spanning in een democratie

Lees het helemaal. (Bron.) Highlights zijn van mij.

Imagine a “democracy” where citizens could technically vote for anyone, but where authorities strongly recommended particular candidates for each office, and those who voted for others were given extensive psychiatric treatment, out of concern for their welfare, and taken away from their jobs and families, out of concern for the welfare of others. Technically, this could make sense — maybe there really is always a clear best candidate, and only crazy folks would think otherwise.

But this situation could also easily describe strong repression, and it seems to dis voters by restricting their control. People like democracy in part because it raises their status, by making them seem in control. But if so, voter status must fall as that appearance of control is restricted by law — there is an essential tension between democracy and regulation that overrules voter beliefs.

While we have many kinds of regulations supported by many kinds of rationales, one very common rationale is bias, that people make bad choices, bad not just for society as a whole, but bad for each particular choosing person according to their own preferences, holding constant all other decisions. Such rationales are commonly offered regarding product safety, professional licensing, and financial regulations, and in legal and election procedures.

It may well be that many people do often make such mistakes, and that they are furthermore stubborn enough not to listen to advice telling them about their mistakes. So it might well require government force to keep folks from hurting themselves via unwise choices. But there is a real conflict between telling voters they are wise enough to run the government, and using force to keep them from acting on many of their beliefs.

Consider: which voters are in charge of the policies that keep voters from acting on their beliefs – can these two groups of voters really be the same? Yes, citizens may realize they are error-prone and intend to use government to keep them from making mistakes. But then voters would only need to be advised by the government of their mistakes, not forced to follow government advice. And voluntary deals with private orgs could achieve the same outcome. Yes perhaps a majority of voters tries to keep a minority of voters from their mistakes, but if so why is such force applied to all voters?

This tension becomes especially strong when voters are prevented by force from acting on their political beliefs. Consider legal limits on which candidates voters may elect to public office, limits on policies candidates may advocate, or limits on advisors voters may hear on candidates and policies. Such limits should detract from the status of being a voter in control of government – these limits seem to publicly declare that voters cannot be trusted on certain of their beliefs, and that the elites who set and maintain such limits (e.g., court judges) are the rightful higher-status rulers over such foolish lower-status voting rabble.

But what is clear to me may well not be clear to most voters. Voting is done in an especially thoughtless sort of far mode, where a great many contradictions remain unnoticed. But with time, this conflict may become more obvious – how then will voters resolve it, by demanding fewer limits on their actions, or by limiting the vote to a smaller subset of less obviously foolish citizens?



woensdag 20 januari 2010

Macht en prijzen

Het meest bekende (en correcte) argument tegen prijscontroles van de overheid is dat prijzen (1) informatie bevatten, (2) een gevolg zijn van subjectieve oordelen van individuen. en (3) uiteindelijk veroorzaakt worden door vraag en aanbod,. Als je dan prijscontroles invoert, dan gaat deze informatie verloren, net zoals de subjectieve oordelen van de individuen niet gerespecteerd worden en creër je schaarste! Daarom moeten we tegen prijscontroles zijn.*high five voor de liberalen*

Maar wacht! zeggen de voorstanders. Het is (misschien) wel waar dat prijzen deze informatie hebben, en een gevolg zijn van oordelen, en we willen zelfs nog erkennen dat het een (deels) een gevolg is van vraag en aanbod, maar deze dogmatische liberalen vergeten dat er ook elementen van macht meespelen (zoals tussen InBev en de individuele werknemer), waardoor een goed gekozen prijscontrole niet de dramatische effecten hebben die ze (inderdaad) kunnen hebben als je ze niet goed kiest. *High five voor de socialisten*

Hierop reageren de liberalen dan over de tweede lijn van argumentatie, waarbij ze trachten aan te tonen dat het toch wel niet zo eenvoudig is om zo'n 'goede' (en relevante) prijscontrole door te voeren en zelfs als dit op korte termijn zal lukken, dan nog stoor je de dynamiek van de markt, want als er grote veranderingen zijn, heb je nu een politiek proces nodig om prijzen te veranderen, in plaats van simpelweg marktactoren dit te laten aanpassen. *High five voor de liberalen weer*

Het punt dat ik hier echter wil maken, is eerder om het 'machtargument' van de socialisten meer te kunnen kaderen. Het is waar dat er zoiets speels als 'macht' in het bepalen van prijzen. De zuivere praxeologische methode verbergt dit (imo), maar een analyse van de werkelijke wereld kan dit inderdaad verduidelijken, waarbij we tegelijkertijd de (beperkte) invloed daarvan kunnen begrijpen. In een wereld die bestaat uit Robinson en Vrijdag, zullen prijzen (indien ze vrijwillig met elkaar omgaan) nog steeds bepaald worden door alle factoren zoals in onze huidige economie: vraag, aanbod, evaluatie, subjectieve waarde, etc. Dat is het probleem niet. Het punt is echter; wat als Robinson een grote voorraad aan voedsel heeft, waar hij op kan teren en Vrijdag enkel maar niet-voedingsmiddelen heeft. De voorwaarden op basis waarvan deze ruil zal plaatsvinden zijn formeel gelijk, maar er valt iets te zeggen dat ze in deze particuliere zaak in grote, en belangrijke mate ongelijk zijn, i.e. dat de 'prijs' die Vrijdag zal krijgen wel eens veel hoger zal liggen dan een situatie waar ook de particuliere omstandigheden meer gelijk zijn.

Als socialisten praten over 'macht' bij het zetten van prijzen, dan hebben ze zoiets in hun achterhoofd, alleen tussen het grote bedrijf en de arme consument/arbeider. Dit is ook waar de bekende 'Iron Law of Wages' op teert, i.e. de gedachte dat lonen bepaald worden door 'werkgevers hebzucht' en 'werknemers behoefte', waardoor de lonen altijd laag zullen blijven.

En het is waar dat er een element van macht speelt, in elke particuliere zaak. Maar wat mijn voornaamste punt is, is dat dit element overdreven wordt. We zitten vandaag - zeker in het Westen - niet in een Vrijdag/Robinson-situatie; mensen kunnen andere beroepen uitoefenen. Mogelijkerwijze ligt daar een lager loon aan vast, maar dat is het gehele punt. De ondergrens van jouw loonsvraag wordt bepaald wat je redelijkerwijze kan verwachten om ergens anders te krijgen! Als een werkgever toch tracht u daaronder te betalen, heeft hij altijd de onzekerheid dat je ergens anders zal gaan werken. (De bovengrens van jouw loon wordt bepaald door het verdisconteerde marginale waardeproduct, i.e. 'wat jij waard bent voor hem'. Hij gaat je niet meer betalen dan wat hij denkt dat je waard bent voor hem.)

Tussen deze 2 grenzen, ligt er inderdaad een gebied dat 'onbepaald' is en waar het loon ergens in zal liggen. Het gehele proces van economische groei en meer mogelijkheden, is echter dat dit gebied kleiner wordt. Als je met vrijdag en Robinson zit, is er een grote grens (want: vrijdag heeft geen alternatief buiten 'niet ruilen met Robinson'.) Als er echter naast Robinson nog een dozijn andere mensen zijn, dan is er al een veel betere situatie voor Vrijdag... Natuurlijk zouden al deze mensen (en Robinson) kunnen samen zitten en trachten om prijsafspraken te maken om Vrijdag toch te dwingen een hoge prijs te geven. Maar als deze hoeveelheid mensen nog veel groter wordt (in die mate zelfs dat ze een collectieve actie probleem hebben), dan ziet het er al veel beter uit voor Vrijdag!

In onze moderne economieën zijn er echter zoveel werkgevers (en potentiële werkgevers, want vele mogelijke zaken zijn heel eenvoudig op te richten, als de lonen zouden veranderen) dat het niet redelijk is om te denken dat die allemaal samen zitten om de 'lonen laag te houden'. (Hieruit volgt trouwens dat een goede zet om de lonen van werknemers te verhogen, het vereenvoudigen van een zelfstandige onderneming zou zijn; immers, dit is een kant en klaar alternatief waarbij werknemers niet afhankelijk zijn van een (andere) werkgever om een loon te verhogen. Als werknemers altijd dit alternatief hebben, dan kan je ceteris paribs een verhoging van de lonen verwachten.)

Het hele punt is dit; ja, het element van 'macht' speelt inderdaad een rol. Het verder vrij laten van de markt zorgt er echter voor dat dit element van macht steeds minder wordt. Daarom moet je voor een vrije markt zijn als je tegen de plutocratie bent en niet voor meer overheid. Want, zoals ik onlangs tegen kwam in een blogpost (in de context over de Amerikaanse overheid en Obama):

Any government that annually spends $3-plus trillions of dollars, and regulates trillions upon trillions of dollars worth of other resources, will inevitably be targeted by special interests and their lobbyists. And any government manned by persons capable of the duplicity, pandering, and cheap theatrics required to win elections will inevitably and without shame put itself at the service of these special interests. (Bron.)

Natuurlijk zal dit argument geen volbloed Marxisten overtuigen, maar 'k hoop dat het toch een beetje iets geeft om over na te denken als je 'gewoon' een socialist bent.

dinsdag 19 januari 2010

Lange post op mises forum over 'the law'

Maar enorm interessant!

Hier vind je hem. Enkele highlights.

Hoppe’s argument suggests that there are two conditions for the existence of interpersonal conflict: more than one person and scarcity. There seems to be many forms of conflict which do not originate from scarcity, such as debates over metaphysics or religion, which may even go to fists. However, law is concerned only with real (physical) conflicts. Until a verbal argument goes to fists, it is not a real conflict. Law, in a private law society, is not concerned with resolving moral or metaphysical disputes[5].

(...)
Property becomes owned through original appropriation. Original appropriation is the rule of first use: the first to use an otherwise unowned resource thereby becomes its rightful owner. If I am wandering through unowned wilderness (say, a thousand years ago when much of the Earth’s surface was unowned wilderness) and I pluck an apple from a wild apple tree, the apple becomes mine because I am using it and I am the first to put it to use. It is clear that use of unowned resources constitutes an improvement of social welfare since no one is hurt by my consuming the apple yet I am helped thereby. Since physical objects exist in a context of space and time adjacent to other physical objects, they are entangled, that is, how I use this physical object may affect some other physical object to which I do not have a property claim. Defining what constitutes valid or justifiable uses of physical resources is part of the problem that law solves.

(...)

But property or any other conflict-avoidance strategy is imperfect because it is impossible to foresee the future or divine all possible consequences of following a certain conflict-avoidance strategy. No rule can, in all cases, prevent conflicts from ever arising. Hence, conflicts are inevitable.

Property conflicts arise as a result of unilateral changes of property boundaries. The voluntary redrawing of boundary lines obviously results in an improvement of the human condition. But since I can always be materially better off by unilaterally redrawing the boundaries of property to give myself more at the expense of others, I am motivated to do so. Real conflict results when individuals act according to the incentive to unilaterally redraw property lines. The definition of real conflict is unilateral redrawing of property boundaries.

(...)

It is safe to assume that parties to a legal dispute are primarily motivated by adversarial self-interest. The US legal system makes this presumption very explicit. Given that the parties to the dispute are only in court to avoid physical conflict, in a private law society, this is not a very strong assumption. But this assumption leads to the breakdown of both the natural law (Rothbardian) and positive law (Friedmanian) approach to anarchic or private law. Friedman presents the case that anarchic law leads to the best or most efficient outcome for society. That is, Friedman is arguing from the point of view of social justice or social welfare. But this approach assumes that the individual cares about social welfare. That is, by presenting his arguments for anarchist law in the frame of how it improves social welfare, Friedman is assuming that the reader – and by implication anyone who is trying to ascertain what the law is and ought to be – cares about social justice or social welfare. This may accurately describe the typical, liberal academic but those most affected by the question of what the law is – real participants in real legal disputes – are not likely to share the same proclivity for social justice wherever it conflicts with their own interests. Since law, in a private law society, is the production of voluntary, non-violent resolutions to real disputes, only a definition of law which is acceptable to adversarial, self-interested individuals will suffice.

Rothbard argues from the point of view of natural law, starting first from the physical fact of an inalienable will in the living body and reasoning in the Lockean fashion from this fact to property rights in the body and thence to the preconditions for the body’s continued existence: standing room, air to breath and liberty to appropriate unowned natural resources or to utilize the body to produce and exchange for vital necessities. Leaving aside the potential technical problems within the natural rights arguments, there is a greater deficiency vis-à-vis applying natural rights to law. In a legal dispute involving a clear aggressor and a clear victim, the aggressor has already exhibited a disregard for morality and human rights. The purse thief is hardly concerned with the fact that his actions are immoral or violate the rights of his victim. Hence, it is of no use to expound upon his violations of natural rights. As with Friedman’s approach, Rothbard’s approach fails because it is not applicable to real disputes. That is, Rothbard’s definition of law is not useful to real individuals involved in real conflicts.

(Kleine opmerking; 'k vind zijn punt hierboven over Rothbard niet sterk. Ik snap wat hij wilt zeggen - 'mensen zijn niet gemotiveerd door Rothbardiaanse of Friedmaniaanse overwegingen' - maar dat betekent dat het Friedmaniaanse of Rothbardiaanse argument niet correct (kunnen) zijn.)

So what is the law? Law is the alternative to violent conflict when conflict-avoidance strategies (such as property lines) have failed to avoid conflict. In terms of rights in property, law is the production of new, stipulated property-lines which resolve real conflicts without further violence.

This definition immediately raises the question of how disputes can be resolved between asymmetrically powerful parties. In modern law systems, the aggressor (accused) has an incentive to resolve the conflict with his victim by means of law because the state will immediately retaliate against the accused for failure to comply with a court trial. In other words, the state offers the options of non-violent dispute resolution or immediate, overwhelming retaliatory violence (appear in court or be arrested or possibly even killed for failure to comply). In a stateless society, it appears that an aggressor would have no incentive to seek non-violent resolution of a dispute with his victim. After all, an aggressor usually will not attack unless he reasonably believes he can get away with the attack in the first place. That is, he has already calculated that he can win a martial contest with the victim.

(...)

Since the court, in a private law society, is only selling its services as a mutually agreed-upon decision-maker, the rules which emerge governing what is justifiable violence will be those decisions which have in the past succeeded in settling disputes. That is, case law emerges out of the chaos of innumerable disputes and attempted resolutions of those disputes. Both the natural law and positive law approaches agree that a body of precedents will emerge from non-violent resolution of real conflicts in a private law society and that it is this body of decentralized dispute-resolution which becomes law per se. Rights and general laws emerge from the pattern of successful resolution of past real conflicts by non-violent means, just as common law developed in England and the US prior to the creation of legislatures.


Het doorzichtige argument van marktfalen

Far from advocating such a 'minimal state',2 we find it unquestionable that in an advanced society government ought to use its power of raising funds by taxation to provide a number of services which for various reasons cannot be provided, or cannot be provided adequately, by the market. Indeed, it could be maintained that, even if there were no other need for coercion, because everybody voluntarily obeyed the traditional rules of just conduct, there would still exist an overwhelming case for giving the territorial authorities power to make the inhabitants contribute to a common fund from which such services could be financed. (Hayek, Law, Legislation & Liberty, deel 3, pg 41.)
Dit (typische) argument is, natuurlijk heel typisch. 'Ja, sommige zaken kunnen niet bereikt worden, dus moeten we wel belasten.' Maar dit is enorm typisch te counteren.
Dit is immers geen waardenvrije standpunt van een econoom, maar een ideologisch standpunt van een ideoloog. Ik vind dat bepaalde zaken moeten bereikt worden en ik vind dat dit niet (goed genoeg) bereikt kan worden/wordt door de markt, dus ik vind dat de overheid dat moet doen. Er is geen objectieve benchmark voor 'de markt kan het niet' te onderscheiden van 'de markt wil het niet'. (Waarbij we 'de markt' begrijpen als een groot geheel van vrijwillige handelingen.) Meer zelfs; de markt 'wil' het niet en de markt 'kan' het niet, is in zekere zin identiek. Vermits dat een 'markt' betekent dat mensen handelen binnen hun eigendomsrelaties om bepaalde zaken te bereiken, betekent het als een markt iets niet bereikt, dat niet genoeg mensen dit willen (op zo'n manier dat zij zelf de kosten dragen). Natuurlijk kan het zijn dat mensen het wel willen als anderen de kosten dragen, maar de vraag is maar in welke mate dát een rechtvaardiging kan zijn, natuurlijk.


Reason en het haten van de staat

In dit artikel van Reason, dat bestaat uit 2 delen, beargumenteren eerst e auteurs 5 redenen waarom we de staat niet zouden moeten haten. Hun centrale stelling is de volgende:

Small-government advocates should care deeply about improving government. Here are five reasons why:
wat inderdaad redelijk controversieel is. De argumenten die ze geven, zijn echter (imo) relatief goede argumenten (alhoewel ik niet geheel overtuigd ben):
1. Bad government leads to bigger, badder government.
(Het punt is dat als de overheid slecht functioneert, mensen paradoxaal genoeg vaak vragen om meer overheid. Als we dus de overheid 'verbeteren', dan hebben we dit probleem niet meer.)
2. To shrink government, you need to love government.
Als je de overheid niet beheerst, zal elke 'libertariër' eindigen als Reagan; en gewoon de staat verder uitbreiden.
3. Market-based reforms are not self-executing.
'Privatiseren' is nog steeds een overheidsactie; als je dat verkeerd doet, zal dat verkeerd aflopen. (Een punt dat ik ook al heb gemaakt, zie hier.)

4. Government bashing alienates those you want to reach
De meeste mensen hebben de overheid wel graag; als je dit gewoon basht, dan ga je de mensen afschrikken.
5. Nobody will care what you know until they know you care.
Dat laat ik ze zelf verduidelijken: "Many voters today may indeed want smaller government, but what they want most of all is competent government. In addition to pointing out the flaws of government, free-marketers also need to communicate a genuine interest in the effective performance of the important duties of government."

Hun punten lijken mij (min of meer) correct. Maar om daar nu uit af te leiden dat we de staat niet meer mogen haten? Het eerste punt, bijvoorbeeld, is correct. Maar daaruit volgt niet dat we ineens zouden moeten ijveren voor 'betere overheid'. Integendeel; het punt is om vooral structuren op te richten buiten de overheid (zoals de theorie van het agorisme bepleit.) Niet dat dit dominant is, maar toch... In ieder geval is het inderdaad een interessanta paradox waar ik niet zomaar een antwoord op heb. Maar het versterken van de staat kan nauwelijks de bedoeling zijn voor een oprechte liberaal, toch?

Het tweede klopt wel, maar om dat nu 'love the government' te noemen... Ik zou zeggen het tegendeel; je meot de staat haten maar kennen om ze te kunnen imperken. Als je ze niet echt haat - maar een soort van Reaganachtige oppervlakkige kritiek er op hebt - dan is er eigenlijk geen probleem als 'jij' aan de macht bent; want 'jij' bent aan de macht en 'jij' bent toch beter niet?

Het derde punt klopt ook; het simpele antwoord is geen 'market reform' doorvoeren, maar de vernietiging van beleid, Rothbard/Hoppe stijl. Natuurlijk zal dit niet eenvoudig zijn, maar dat is wel het doel. Het stopzetten van belastingen, licenties, reguleringen, etc. zijn echter al een grote stap.

Het vierde, als strategische opmerking, klopt. Velen aanvaarden ook de staat (vrijwillig), ook al betalen ze hun belastingen niet (geheel) vrijwillig. (Alhoewel; de wetenschap dat anderen betalen, maakt het wél vrijwillig, me dunkt. Net zoals ik een contract zou kunnen afsluiten dat als 10 anderen ook betalen, men mij ook mag dwingen te betalen, kan het contract zo vrijwillig zijn. Wat ik dan ook vooral verwijt, is de gedachte dat de overheid sommigen dwingt om mee te doen, zonder dat zij dit wensen (zoals de anarchisten), of mensen dwingt te betalen voor iets dat ze niet wensen (zoas sommigen die slechts bepaalde delen van de staat willen ondersteunen). Daarom dat ik ook een grote voorstander ben van eerder consequentialistische argumenten dan puur rechtsfilosofische.

De vijfde slogan klopt, maar ik zou dat niet vertalen naar 'wij zijn oprecht geïnteresseerd in competente overheid, hoor!' (want dat zijn we niet.)

Deel 2

In het tweede deel slaan ze echter wel de bal mis. Ze geven 5 argumenten die tonen van 'succesvol' overheidsbeleid. Maar waren het wel zo'n successen? (Iets meer tekst vind je op de website.)

When Government Was Good: Five Big Projects That Went Swell

1. Democratic Reconstruction in Japan Post WWII.

2. The Marshall Plan. Aid to rebuild Europe following WWII.

3. The Apollo Moon Landings.

4. 1996 Welfare Reform.

5. Acid Rain Reduction.

Het eerste punt is een 'post hoc ergo propter hoc'; er is immers bewijs dat de 'reconstructie' van Japan eerder gestopt werd dan echt geholpen door de Amerikaanse aanwezigheid. Het tweede is een lachertje; landen die minder steun kregen, deden het meestal beter. Het derde is een 'overheidsinstantie' versus een 'overheidsinstantie' race die vooral om prestige ging en niet om echt iets waar mensen voordeel van hadden; waar is het 'goede' daaraan? Het vierde is het ene overheidsinterventie vergelijken met het andere; ja, dan kan inderdaad iets beter zijn dan het alternatief. Deze 4 argumenten zijn dus verre van overtuigend. (Het vijfde ken ik niet zo goed, dus daar ga ik niet op in. Ik wil gerust zelfs erkennen dat dit mogelijk goed is, maar gezien de andere 4 voorbeelden heb ik er wat mijn twijfels over.)


Hayek & Democratische legitimering



Equality before the law leads to the demand that all men should also have the same share in making the law. (Constitution of Liberty, pg. 103)
Veel liberalen aanvaarden dit truïsme (al dan niet impliciet), maar in welke mate zou dit waar zijn? Hayek aanvaardt hier nog steeds de gedachte dat (1) dat de wet gemaakt moet worden (in tegenstelling dat 'wetten' (beter: 'rechtsregels') zijn (of bestaan tussen mensen), en dat deze helemaal niet 'gemaakt' moeten worden, maar ontdekt (in essentie de taak van de rechtsfilosofen, maar ook mogelijk voor rechters en dergelijke) en toegepast (het juridische apparaat van de samenleving).

Het ontdekken en het toepassen van rechtsregels lijkt mij vooral een taak dat moet toegewezen worden aan zij die daarvoor geschikt zijn ('meritocratie') en niet iets waar een collectivistische eenheid moet over beslissen via bepaalde procedures waarbij men ook over anderen beslist hoe zij met elkaar moeten omgaan (en dus niet alleen over zichzelf.)

Hayek maakt hier dus de overduidelijke fout; het is niet dat iedereen 'hetzelfde aandeel' moet maken in het maken van de wet, maar dat iedereen alleen voor zichzelf 'wet' mag maken. Iedereen mag trachten zichzelf zoveel mogelijk te organiseren dat hij een eerlijk proces, bescherming, etc. krijgt. Maar het organiseren van een orgaan dat 'wet' oplegt aan iedereen (ook al heeft iedereen daar 'eenzelfde aandeel' in), volgt simpelweg niet uit de gedachte dat iedereen gelijk moet zijn voor de wet, integendeel.

Gelijkheid voor de wet kan ook niet betekenen 'gelijk aandeel in het maken van de wet', omdat gelijkheid in het 'maken' vooronderstelt dat er zoiets als rechtsregels 'gemaakt' moet worden. Maar dat is het hele punt; dat bestaat niet. Het is waar dat er 'wetten' gemaakt kunnen worden en dat deze afgedwongen kunnen worden, maar net zoals een bandiet met een revolver 'uw geld of uw leven' geen rechtvaardige 'wet' is, zo is dat ook bij een overheid. Om de eenvoudige reden dat een overheid een organisatie is met een bepaald privilege (dat niet gelegitimeerd kan worden als we 'gelijkheid voor de wet' handhaven; wat het Hayekiaans uitgangspunt is.)

Het is immers nogal wiedes dat de status van de overheid (als wetmaker) duidelijk anders is vis a vis andere organisaties in de samenleving. En, verder, binnenin de overheid zijn er grote verschillen; politici hebben een duidelijker belangrijkere invloed op het maken van wetten dan mensen die geen politici zijn. Dus zelfs op basis van het eigen kenmerk, kan je niet pleiten voor een overheid. Het is nogal wiedes dat het niet kan; het kenmerk is een utopische droom; eentje van het gelijkaardige kaliber als waar hij in zijn andere geschriften hard tegenin is gegaan.

Gelijkheid voor de wet betekent dat iedereen aan dezelfde rechtsregels onderhevig is - althans in principe. (Het in de praktijk afdwingen is niet eenvoudig.) Maar dit is logisch onmogelijk als we het a priori aanvaarden dat er een organisatie is die daarvan afwijkt. De conclusie is dus dat het niet volgt dat 'gelijkheid voor de wet' betekent dat we een 'gelijk aandeel moeten hebben in het maken van de wet'.

(Ik zou overigens de rest van het hoofdstuk ook willen aanraden; niet omdat het per se correct is, maar omdat het aanzet tot denken.)

Methodologische theorie van de Oostenrijkse school

In een topic op politics ben ik uitgebreid bezig met een methodologische verdediging van de Oostenrijkse school. Grotendeels om mij zelf te kunnen perfectioneren in het uitleggen van de theorie.; het staat iedereen vrij om wat mee te lezen, want ik denk dat ik zaken toch wel goed formuleer.

Enkele voorbeelden. (Indien het cursief staat, citeer ik eerst iemand anders om de context duidelijk te maken.)

Over de relatie tussen handelen, zekerheid en 'schema's.
Wat jij zegt over 'het gedrag van mensen laat zich niet dwingen in logisch decutivitische schemaatjes' toont voor mij aan dat je toch niet goed begrijpt waar het over gaat. De praxeologische methode tracht exact te bestuderen wat er logisch gezegd kan worden over het concept 'menselijke handelingen'. Het is waar dat het puur formeel is - 'mensen trachten hun situatie te verbeteren' zegt niets concreet over wat ze trachten te bereiken en hoe ze dat doen en 'prijzen zijn een benchmark voor informatie' zegt niets concreet over wat elke particuliere prijs allemaal bevat - maar dat is juist de sterkte ervan (en wrslk waarom mensen zo moeilijk dat begrijpen).

De ABCT volgt (volgens mij) inderdaad logisch dwingend uit het handelingsaxioma en enkele bijkomende empirische aannames (zoals: 'mensen zijn niet allemaal hetzelfde'). Daaruit volgt niet dat elke crisis een illustratie is van de ABCT, daaruit volgt zelfs niet dat de ABCT 'ooit' waarde heeft (alhoewel ik zou argumenteren van wel). Alle ernstige Oostenrijkse economen analyseren economische crisissen dan ook niet alleen in termen van de ABCT; dit is immers maar een puur logisch-formeel framework. De concrete particuliere zaken verschillen altijd. Wij vergeten dat niet; maar in essentie komt je kritiek hier wel op neer. Onterecht, imo.

Zolang dat jij overigens geen duidelijke kritiek kan formuleren op ABCT - en niet zowat korte opmerkingskes/zinnen - zie ik ook geen reden om de ABCT te negeren. De gedachte van de ABCT - renteverlaging door geldcreatie zorgt voor crisissen - is iets dat ook in de mainstream aanwezig is. In andere vorm en er worden andere dingen benadrukt, maar het is niet compleet afwezig.
Een uitgebreide bespreking van de argumentering tegen prijscontroles.
Niemand erkent bijvoorbeeld dat er veel contingente factoren zijn bij elke concrete historische situatie. Wat praxeologie claimt - en wat Praetorian verwerpt - is dat er zoiets is als een essentie die je door middel van deductie en logische redenering kan doorgronden. De keten van redenering - en ik denk dat ik toch uitgebreid de keten heb bestudeerd - is voor mij overtuigend genoeg om die als waar te beschouwen, ook al zijn er beperkingen. Het argument tegen prijscontroles is ook zo'n keten: investeerdes investeren geld om bepaalde productiefactoren te combineren om bepaalde goederen te maken waarbij ze een bepaalde prijs verwachten. Hierbij is het zo dat bepaalde goederen op de marge duurder zijn om te maken dan anderen, als het al niet is door technische beperkingen, dan is het doordat er op de marge ook andere producenten zijn die dezelfde productiefactoren zouden willen gebruiken. Hierdoor, als je een prijscontrole invoert (die significant lager is dan de marktprijs), zorg je ervoor dat bepaalde productiefactoren (op de marge) niet meer aangekocht worden (omdat bepaalde prijsgecontroleerde product te maken) omdat de prijs die je maar voor het uiteindelijke product kan kopen, lager is dan de prijs die je zal moeten betalen voor de factoren. Dit is wat de 'schaarste' zal veroorzaken.

Natuurlijk wil ik gerust erkennen dat prijzen een bepaalde van contingentie hebben die 'opgelost' kan worden met een prijscontrole (prijscontroleer een auto 1 cent onder de huidige prijs en ik denk niet dat de kwantitatieve effecten zo groot zullen zijn). Maar een prijscontrole is een gevolg van een politiek proces dat mij niet zo soepel lijkt als het economische proces; en zelfs als de prijs in de eerste plaats goed is gekozen (wat ook al heel moeilijk is om alle kennis te vergaren omdat te bepalen; maar we kunnen ook aannemen dat ze goed gokken), dan nog is er het element dat prijzen aan verandering onderhevig (kunnen) zijn, waardoor het moeilijk is om op de onderliggende veranderingen in te spelen. (Deze veranderingen tonen zich immers niet in het voornaamste signaalmechanisme: de prijs; tenzij als die ineens onder de prijscontrole zou gaan, maar dan is de significantie van de prijscontrole (op die moment) ook wel nihil.)

EN het is waar dat er geen kwantitatieve voorspellingen gemaakt kunnen worden - dat hangt immers af van de prijscontrole en van een gigantische kennis die ik niet heb over het gehele productieproces. Maar het lijkt me wel redelijk logisch dat hoe 'groter' de prijscontrole (dus hoe lager onder de oorspronkelijke prijs), hoe groter het kwantitatieve effect. Alweer: als prijzen contingent zijn, zet dan alles op 1 cent, he. (Dat heeft, voor alle duidelijkheid nog niemand beweert, dus wil ik ook niet in jullie/jou schoenen schuiven.)

Maar het punt blijft wel: als je aanvaardt dat een prijscontrole van 1 cent om een brood waarschijnlijk problemen zal geven; waarom erken je dat? En waarom zou dat anders zijn voor 2 cent? Of 50 cent? Of 1 euro? (Maar dan in een andere gradatie.) Alweer; het gebied van contingentie zal er wel zijn (een euro 84 ipv een euro 85), maar dan is de vraag wat de rol van de prijscontrole dan nog is. (Op een jaar tijd zou je dan 3 euro bespaard hebben...) Als je de prijscontrole significant maakt, dan vrees ik dat je toch met wat problemen zal zitten.

Er is inderdaad de issue van het natuurlijk monopolie, maar de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor te spreken van een natuurlijk monopolie (dat de prijzen zou beperken om de winst te verhogen) zijn nu toch wel zeer restrictief om daar in de praktijk van te kunnen spreken, hoor. Zelfs Electrabel valt daar niet onder. Ga de voorwaarden uit de tekstboek maar eens na; lijkt u dat nu echt iets dat overal in de wereld gebeurt zodanig dat er dringend prijscontroles nodig zijn?

Ik denk dat ik het zo correct en uitgebreid heb uitgelegd wat de causale keten is van redenering.
Het verschil tussen een mainstream en een oostenrijkse 'hypothese'.
Trouwens; een praxeologische 'hypothese' is anders dan die van een 'mainstream' 'hypothese'.

Een mainstream hypothese gaat zoiets als dit: 'we denken dat wet x op y een z effect zal hebben; we doen dit door een regressie te ontwikkelen waarbij we corrigeren voor factoren a, b en c. Hieruit concluderen we dat het t procent significant is'.

Een praxeologische hypothese is van deze vorm: indien aan voorwaarden a, b en c wordt voldaan, dan zal noodzakelijk effect y gebeuren. (Waarbij 'y' gecounterd kan worden door andere factoren, waardoor je dat 'empirisch' niet waarneemt.)

In deze casus: indien we een significante prijscontrole (naar beneden toe) hebben (i.e. een prijscontrole waar de actoren niet indifferent tegenover zijn) en indien we de rest van de markt zo vrij laten als ze was en indien producenten winst zoeken en indien we niet in de hoogst ongebruikelijke situatie zitten van het tekstboekmodel van 'natuurlijk monopolie' dan zal (ceteris paribus) er minder van dat goed zijn op de significante 'lange' termijn.

(Significante termijn is de termijn van het productieproces, i.e. dus waarbij er besloten moet worden over het heraangaan van kosten die we op de korte termijn nog als 'sunk' kunnen beschouwen. Als je morgenochtend een prijscontrole invoert van brood, zal er morgen in de dag nog wrslk wel dezelfde hoeveelheid brood in de winkel liggen (als dit al gemaakt is), maar over overmorgen, volgende week, volgende maand, etc. zou ik geen uitspraken doen.)

Deze hypothesen 'testen' aan de werkelijkheid is echter een beetje raar; je moet daarvoor immers naar hoe dat actoren deze zaken interpreteren gaan.
Over waar praxeologie zich mee bezig houdt:
Ben je wel zeker dat je handelt zoals je zelf percipieert te handelen? Welke structuren en objecten zijn gemoeid in het idee dat je handelt, en hoe werken ze in de materiële realiteit? Welke processen zorgen voor de fictie dat er de waangedachte ontstaat dat er een incorporatie van het proces/object/structuur in het subject wordt bewerkstelligd? Waar is de bron van de zelfdiscipline qua gedachte dat je handelt volgens het patroon dat je denkt te handelen? Wat is de oorzaak van de waangedachte dat het bewuste altijd reeds bestaande is zoals je denkt dat ze bestaat? Wat is de legitimiteit van epistemologie als uitgangspunt te nemen? Etc ....

Dat zijn heel interessante vragen, die compleet irrelevant zijn voor de praxeologische waarheden. Ik snap dat het moeilijk te aanvaarden is dat deze irrelevant zijn voor de praxeologische waarheden, maar als je het wat zou bestuderen, zou je dat beseffen. Je hoeft daarom praxeologie niet interessant te vinden, he. Het zal u immers geen antwoord geven op deze heel interessante vragen. Maar het waarheidsgehalte van praxeologie; dat raak je natuurlijk helemaal niet aan. Ik snap ook niet goed waarom je heel de tijd begint over zaken die niets met praxeologie te maken hebben; het is bijna alsof je wilt bewijzen dat praxeologie niet waar is, omdat het niet de vragen oplost die jij opgelost wil zien. Maar zo werkt het natuurlijk niet.
Over abstractie en formaliteit in de Oostenrijkse school.

De dag dat je begrijpt dat je analyses kan maken zonder de specifieke context moet kennen, is de dag dat er voor jouw een heel nieuw wereld open zal gaan. Natuurlijk zijn deze analyses noodzakelijkerwijze beperkt - zeggen dat mensen doelen nastreven is op een hoog niveau van formele abstractie, maar daar is niets mis mee. Zolang je de limieten van deze methode kent en begrijpt, is deze methode heel waardevol. Maar het is 1 ding om een gelimiteerde methode te gebruiken en een andere om deze te verwerpen, simpelweg omdat ze gelimiteerd is.

Er is een heel interessante discussie aan de gang of dat praxeologie een hulpwetenschap is. Me dunkt dat dit klopt; met praxeologie as such ben je niet denderend veel; het is echter onontbeerlijk om concrete analyses te kunnen doen over, bijvoorbeeld, economische crisissen, economisch beleid, etc. Hiermee is ook verwant de rol van de praxeoloog in een vrije samenleving; noodzakelijkerwijze heel beperkt.

Altijd alles willen 'contextualiseren' is een mythe, om de simpele reden dat zonder theorie het onmogelijk is om te weten wat relevant is en wat niet. Daar heb je voorafgaande, theoretische redeneringen voor nodig, die iedereen maakt. (Niemand denkt dat de kleur van de schoenen van Bernanke relevant is voor de effecten van zijn beslissingen op het beleid van de USA.) We denken echter wel te weten dat zijn rentevoetsetting wel relevant is, terwijl we op puur empirische gronden de kleur van zijn schoenen niet zouden mogen uitsluiten en zouden moeten betrekken in de analyse. Theorie vormt de manier waarop je kijkt naar de werkelijkheid; praxeologie probeert echter een noodzakelijkerwijze correcte theorie te vormen, gebaseerd op a priori uitgangspunten en enkel duidelijk gearticuleerde empirische waarnemingen (zoals de diversiteit van mensen en locaties). (Daarom dat ik zo geinteresseerd ben in de kritiek op de uitgangspunten die Samsa zou hebben; ik vraag me af welke idiote (of wat was het woord) uitgangspunten hij denkt waar te nemen die echter niet gemaakt mogen worden.) De methode van niet-preciese abstractie van de praxeologie lijkt mij het meeste geschikt, simpelweg omdat je weet dat de uitgangspunten a priori waar zijn.

Waarom kijkt een Marxist bijvoorbeeld alleen naar de bedrijven die winst maken om de meerwaardetheorie te beargumenteren, maar worden bedrijven die verlies maken nooit fatsoenlijk in de theorie geincorporeerd? (Misschien dat dit op academisch niveau wel gebeurt, maar in de meer toegankelijke publicaties ontbreekt het toch systematisch.) Waarom is waarde niet iets subjectief (i.e. 'ik vind dit iets waard') maar zou het afkomstig zijn van arbeid? Puur gebaseerd op de waarneming kan je helemaal niet concluderen dat arbeid altijd 'evenveel' is. Het trucje dat Marx hanteert in Das Kapital ('ja, er wordt altijd iets 'gelijk' geruild, dus we moeten het herleiden naar een gemeenschappelijk element, dus arbeid) is hierbij ook opvallend: hoe weet hij dat er altijd iets gelijk geruild wordt? Heeft hij dat empirisch waargenomen? Dat kan niet; want per definitie worden er ongelijke materiële zaken geruild...
Over abstractie, formaliteit en mensbeeld.
Dat is net het probleem van de OS. Op zich is dat gebrek aan een expliciete articulatie van die vooronderstellingen niet zo problematisch, aangezien dergelijke vooronderstellingen oneindig ver doorgaan. Een andere zaak wordt het wanneer principieel geweigerd wordt de impact van die vooronderstellingen empirisch te testen. De OS opereert daarmee gewoon in een onbestaand vacuüm. Het heeft eigenlijk best iets metafysisch. De uitspraken van de OS zijn dan ook inhoudsloos.

U spreekt over 'impact', waardoor u het over kwantitatieve effecten heeft. Daar houdt Oostenrijkse economie - die op zoek zijn naar wetten en a priori zekerheden - zich inderdaad niet mee bezig. Indien u echter de kwantitatieve effecten wenst te onderzoeken van een bepaalde maatregel, dan kan u dat altijd trachten ex post te doen op de manier dat de mainstream economie dat doet. Of trachten dit ex ante te voorspellen, door middel van statistiek uit het verleden, wat gerichte inschattingen over de structuur van productie (en de kosten die daarmee gepaard gaan), de prijselasticiteit en al die zaken. Ongetwijfeld dat dit heel interessant is, maar daar houdt de Oostenrijkse economische school zich natuurlijk niet mee bezig.

Maar stel eens bijvoorbeeld voor hoe de Oostenrijkse analyse van 'prijsregulering leidt tot schaarste' empirisch getest moet worden? Of, beter, de 'impact' daarvan empirisch getest moet worden? Leg mij verder uit wat dit te maken heeft met de zoektocht naar economische wetten en niet met, bijvoorbeeld, het reproduceren van economische geschiedenis.

Verder valt er iets voor te zeggen dat de Oostenrijkse school in een 'vacuüm' denkt, in die zin dat wiskunde ook in een vacuüm conclusies beredeneert. (Ooit al eens een perfecte cirkel gezien, bijvoorbeeld?) Op dezelfde wijze is de werkwijze van de Oostenrijkse school om gebruik te maken van een niet-precieze abstractie, zoals Aristoteles en sommige scholastici deden. In tegenstelling tot de mainstream, die gebruikt maakt van precieze abstractie, waardoor hun vooronderstellingen onrealistisch worden. Perfecte competitie kan je bijvoorbeeld omschrijven als Platoonse competitie, omdat het abstractie maakt van alles dat juist kenmerkend is voor het competitieve proces! Prijs- & kwaliteitdifferentiatie, verschillende kostencurves, de verdeling van kennis wordt allemaal weggeabstraheerd, terwijl dit wezenlijk is aan het competitieve proces. (Zoals ik dus al zei: een precieze abstractie, dat natuurlijk onderdoet voor niet-presieze abstractie.)

Om dan te zeggen dat ze 'inhoudsloos' zijn... Alweer: het zuiver formele karakter van de Oostenrijkse school moet je goed in het oog houden en onderscheiden van de concrete invulling daarvan. (Net zoals de libertarische consequentialistische conclusies. Ik wil daar gerust eens wat dieper op ingaan, als je dat wilt.) Als ik zeg: 'mensen handelen op zo'n manier dat zij trachten hun doelen te bereiken' heb ik daar niets gezegd met of de persoon een correcte relatie ziet (aboriginals die een regendans doen handelen ook, ook al denken we niet dat dit zal leiden tot regen), de manier waarop mensen doelen bereiken, welke doelen men tracht te bereiken, hoe deze doelen tot stand komen, etc. Dat zijn heel interessante vragen, maar die zijn onderdeel van sociologie, psychologie, geschiedenis, antropologie, etc. Dat is op een bepaalde manier ook heel beperkend van de Oostenrijkse school, zeker omdat ze zich vaak bediend van de terminologie van de neo-klassieke school (alhoewel dat Mises zijn eigen terminologie had, wordt deze vaak, jammer genoeg, genegeerd.) Als Mises het bijvoorbeeld heeft over catellactische competitie heeft hij het o.a. over 'verschillende bedrijven die voor de concurrent wedijveren' maar heeft hij het niet alleen daarover. De manier waarop kinderen wedijveren voor de aandacht van ouders, (zou ik zeggen) kan ook op zo'n manier geanalyseerd worden. Alleen hebben we nogal vaak een psychologische afkeer om dat soort gedrag in 'economische terminologie' te analyseren.

Maar daarmee hebben we niet gezegd - zoals Gary Becker deed - dat kinderen homo oeconomicussen zijn die liefst elkaar de kop in zouden slaan en enkel lief zijn omdat ze dan aandacht krijgen van de ouder. (Voor de duidelijkheid: dat zei hij niet, maar hij heeft wel werk waarin hij aantoont (om neo-klassieke redenen) dat zelfs als kinderen zo rot zijn, ze nog altijd een 'incentive' hadden om vriendelijk tegen elkaar tezijn.)

Tot slot snap ik niet goed de verschillende kritieken. Is het nu dat de Oostenrijkse school zaken zegt die waar, maar irrelevant zijn (omdat ze te abstract/formeel zijn of omdat de uitgangspunten nooit met de werkelijkheid overeen komen)? Of zegt ze zaken die misschien wel relevant zijn, maar gewoon onwaar? Jullie proberen een beetje van beide hoeken de school te bekritiseren (wat je natuurlijk kan doen), maar hou dan wel beide kritieken goed uit elkaar.

Ik wil gerust meegaan dat de relevantie van de Oostenrijkse school niet altijd even duidelijk is, als die er al is. Dat is een empirische kwestie, die we niet in abstracto kunnen bestuderen. Maar ik heb nog geen goede kritiek gezien die stelt dat wat de Oostenrijkse school zegt, onwaar zou zijn.
Over het statuut van economische wetten.
Wetten die jij ontdoet van hun spatiotemporele gesitueerdheid. Eens je dat beseft blijft er van hun status als wet nog maar weinig over, toch?

Waarom zou dat zijn? Dat is het hele punt van economische wet, die is altijd geldig waar er sprake is van de noodzakelijke voorwaarden, zoals in het format dat ik daarvoor al heb uitgelegd. In het geval van prijscontrole: waar er vrije investeringsruimte is van producenten en waar de productiestructuur niet beantwoordt aan een zuiver 'natuurlijk monopolie', zal een relevante prijscontrole, ceteris paribus, leiden tot schaarste op de lange termijn.

Het is waar dat 'lange termijn' afhankelijk is van product tot product; ik kan me inbeelden dat die voor brood korter is dan voor een auto. De lange termijn wordt daarbij altijd bepaald door de termijn waarbij de kosten van de producent 'sunk' zijn of niet. Het is waar dat het mogelik is dat producenten uit de goedheid van hun hart besluiten om verliezen te incasseren om mensen toch brood te geven. (Maar dat konden ze daarvoor ook al, dus was de prijscontrole niet nodig. In dit geval kunnen we dan afleiden dat de prijscontrole niet alleen economische, maar ook sociale effecten heeft gehad, waardoor de prijscontrole niet meer nodig is - want ze willen toch uit de goedheid van hun hart brood blijven maken. Een ander 'tegenvoorbeeld' is dat mensen die gewoon voor de lol brood maken (ongeacht hoeveel winst/verlies ze maken) misschien nog steed sbrood procuceren aan dezelfde hoeveelheid, ook al is er een lagere prijs. Ook dat is mogelijk (maar dan zullen die wel minder verdienen dan ervoor). Dat is allemaal mogelijk, maar weerlegt niets van de zuiver formele theorie van de praxeologie.

Het punt is echter dat in grote, informele ecnomieën zoals de onze, een bijkomende assumptie zoals 'mensen zijn uit op monetaire winst' héél vaak empirisch terecht is. Niet altijd, zoals ik hierboven met enkele voorbeelden tracht te formuleren, maar toch wel vaak. (Tenzij je dat wilt tegenspreken?)

De 'spatio-temporaliteit' is niet zo belangrijk; economische wetten zijn wetten van het menselijk handelen (dat zich in tijd en plaats bevindt). Maar de wet is niet afhankelijk van tijd en plaats. Kwantitatieve resultaten zijn dat wél, kwalitatieve economische wetten niet. De historische school - waar Praetorian toch wel vaak inspiratie uit put - zal dit allemaal ontkennen. Maar ik heb toch nog niet al te veel goede argumenten tegen de praxeologische redenering gezien.

Het beste punt is inderdaad dat het niet (altijd) relevant is wat er uit de logische conclusies komt en soms is het heel moeilijk te gebruiken. (Praxeologie toepassen op aboriginals vereist een hee grote kennis van hun cultuur, om te weten wat zij als 'winst' beschouwen en wat als 'verlies' (geld zou het wel eens niet kunnen zijn...).)
Over het logisch dwingend gehalte van de OS.

De OS holt dan weer van abstractie naar abstractie met de assumptie van wiskundige zekerheden. Dit is de meest pure vorm van "logisch dwingend".
En wat zou daar mis mee zijn? Ik vermoed dat je dat niet verwijt aan de wiskunde, dus waarom wel as such aan de praexeologie? Het is duidelijk dat logische zekerheid geen argument op zich is om tegen een bepaalde wetenschap/methode te zijn.

Het 'probleem' van zaken die logisch dwingend zijn, is de mate van abstractie. Net zoals een rechthoekige driehoek altijd de stelling van pythagoras heeft, zo heeft de praxeologie bepaalde noodzakelijke waarheden. Om deze praktisch te maken/gebruiken, heb je natuurlijk een bepaalde mate van 'imperfectie' nodig, i.e. het is niet eenvoudig om economische, historische situaties te analyseren met praxeologie alleen. Daarvoor heb je kennis nodig over de tijd en plaats, om te weten wat mensen begrijpen onder de puur formele woorden (in de oostenrijkse terminologie) van 'winst', 'ruil' en al die zaken. Alweer: dit zijn voor de oostenrijkers puur formele woorden, die iedereen (naar zijn eigen subjectieve evaluaties) invult. Ik vind een briefje van 100 euro krijgen 'winst', maar iemand die de waarde daarvan niet kent, zal dat niet vinden.
Over de relatie tussen 'oorzaken', 'empirie' en de OS.

er is nooit ofte nooit een concrete situatie waarin slechts een eindig aantal oorzaken zijn.

Goh, dat is waar, daarom heb je de Oostenrijkse school nodig (en niet de absurde 'empirische' methode die de neo-klassieken gebruiken). Het hele punt van de Oostenrijkse school is juist om abstractie te maken van zaken (niet-presieze, natuurlijk) om bepaalde causale gevolgen te onderzoeken. Indien je de gevolgen van een prijscontrole wilt onderzoeken, hou je alles ceteris paribus (in je imaginaire constructie, dat dus een niet precieze abstractie is) en redeneert dat het zal leiden tot schaarste. In de werkelijkheid is echter een prijscontrole niet het enige dat invloed heeft. Misschien komt er een prijscontrole op brood en wordt tegelijkertijd brood gesubsidieerd, is er een enorme meevaller in de wereld op het gebied van graan, is er een goedkopere manier ontdekt om goedkoper betere broden te maken, besluiten heel veel mensen dat bakker zijn enrom tof is (en willen ze dus gerust wat minder verdienen), etc. Het is waar dat de kans groot is dat in dze omstandigheden een prijscontrole misschien niet zoveel effect zal hebben dan als al deze zaken exact hetomgekeerde is (tegenvallende oogst, heel veel mensen stoppen met bakker te zijn, etc.) Het punt is dat je deze zaken niet zomaar even kan 'onderzoeken' empirisch en daaruit wetten afleiden. De kwantitatieve gevolgen kan je (trachten) empirisch te benaderen, maar de kwalitatieve moet je via theoretisch onderzoek.
Een beschrijving van de methode van de OS.

Nu, het werken met hypothesen en gevolgtrekkingen etc (het analytisch denken, wat de beide bovenstaande methodes gemeen hebben) heeft zijn nut, maar dan als analytisch instrument, onder bepaalde omstandigheden en met erkenning van de verenging van de visie op oorzaken en gevolgen.

Zo zou ik inderdaad de praktijk van de Oostenrijkse school omschrijven. Blij dat je het zo mooi formuleert. Alweer: de 'verenging' waar jij het over hebt, is bekend. 'We' weten dat we puur formeel werken en we weten dat dit moeilijkheden kán geven om bepaalde fenomenen te interpreteren.

Stel bijvoorbeeld dat een praxeoloog dénkt dat in een bepaalde samenleving het geven van een schouderklop een zuiver formeel punt is zonder enig belang, maar in weze is het een enorm belangrijk onderdeel, wat een grote eer is. Hij zal dan grote moeite hebben om te begrijpen waarom bepaalde mensen zaken ver onder de 'marktprijs' verkopen (omdat ze die schouderklop krijgen, natuurlijk!) Een praxeoloog moet het verstehen perspectief gebruiken in zijn theorie, maar ook in het toepassen daarvan. Als hij zo'n belangrijke antropologische issue mist, is hij een slechte 'praktische praxeoloog'.

Het punt is dat wij menen dat er zoiets bestaat als formele economische wetten (en dan anderen dan de Marxistische). De reden is dat wij een redenering opstellen over wat we kunnen concluderen als 'mensen handelen' en 'mensen ruilen' (wat een vorm is van handelen). Daaruit kunnen wij bepaalde abstracte wetten deduceren, maar deze moeten nog altijd 'toegepast' worden om de evaluatie van de mensen zelf. (Wat zij als 'winst' begrijpen, wat zij als 'ruil' beschouwen, etc.)

Over de aanwezigheid van factoren in theorie en praktijk.
wat bv met alle factoren die niet mogen aanwezig zijn om het resulterende effect te veroorzaken. Moet jij niet zeggen "indien a, b, c én niet d, e, f, ... (en eigenlijk oneindig ver doorgaan), dàn effect y"?

Neen, dat moet niet, om de reden dat ik eigenlijk al eens heb uitgelegd in dit topic (en hierboven nog eens iets uitgebreider). Bijvoorbeeld: wij menen dat minimumlonen leiden tot werkloosheid. De correcte omschrijving moet echter zijn: een minimumloon leidt tot een hoger aantal mensen die niet in loonarbeid zijn (in het legale circuit) dan anders het geval zou kunnen zijn. Het kan dus perfect dat het invoeren van een nieuw (hoger) minimumloon gepaard (bijvoorbeeld: door tegelijkertijd belastingsverschuivingen van loonarbeid naar zelfstandige door te voeren) kan gaan met stijgende hoeveelheid mensen in legale loonarbeid, maar dat weerlegt niets van deze praxeologische wet.

Daarom heb je de praxeologische methode ook nodig, omdat zuiver empirie zou zeggen dat de ene keer er meer werk is en de andere keer minder. Iemand als Schmoller zou er dan op springen en zeggen: 'er zijn geen economische wetten!' Ja, dat kan hij zeggen, maar dan begrijpt hij de aard van economische wetten niet.

Jouw kritiek is eigenlijk heel terecht op de mainstream benadering van economie, niet op de praxeologische benadering.

Over de relatie tussen de morele argumenten voor libertarisme en de Oostenrijkse school.

(Nu ik eraan denk: vind je het eigenlijk niet een beetje verdacht dat de Oostenrijkse morele premisse van de absolute eigendomsrechten "geheel toevallig" perfect overeenstemt met de instrumentele ideëen over markten en rationaliteit en zo? Ik bedoel maar: het is toch ergens raar dat wat mensen hun absoluut recht is (wat dus gerechtvaardigd is zonder te verwijzen naar de goeie gevolgen ervan) toevallig ook (met wiskundige zekerheid) de best mogelijke der werelden tot gevolg heeft... )

Los van de stropop die je toch wel beetje creëert, vind ik dat niet zo raar. Er zijn veel mensen die hun systeem op zowel instrumentele als deontologische gronden verdedigen. Het Marxisme claimt ook zowel de superioriteit van de democratische planeconomie als de immoraliteit van het marktsysteem. Ik heb mij al vaak met dit vraagstuk bezig gehouden (niet per se als het 'libertarische' fundament, maar in het algemeen; alle ideologieën) en ben er nog niet echt uit. Het enige wat ik wil opmerken is dat dit niet vreemd is aan het libertarisme of vind je eerlik dat 'wij' de enigen zijn die dat doen?

Nog 1 kleine opmerking: 'wiskundige zekerheid' is er niet dat het libertarisme de 'ideale wereld' zal creëren. Wat ik wel zou zeggen, is dat 'met wiskundige zekerheid' (natuurlijk is het geen wiskunde, maar praxeologie) een compleet vrije samenleving veel meer overeen zal komen met de preferenties van de individuen in zover deze zich actualiseren in hun handelingen (binnen hun eigendomsprincipe). (Integenstelling tot de politieke manier van het duidelijk maken van preferenties zoals onze huidige democratie.) Misschien (hier is geen wiskundige zekerheid over) betekent dit dat gehandicapten inderdaad vaak in de steek zullen gelaten worden, zwarten zwaar gediscrimineerd worden, de armen (die niet kunnen werken) het heel moeilijk zullen hebben, mensen heel vaak domme beslissingen maken, veel meer mensen sterven door onveilige werkomstandigheden, etc.

Het beargumenteren dat deze zaken (over het algemeen) niet zo drastisch zullen verergeren (en,volgens mij, in sommige van die zaken, zullen verbeteren) steunen op andere argumenten dan de zuiver praxeologische - met 'wiskundige zekerheid' zoals je dat noemt. Het argument dat er in een vrije samenleving 'genoeg' fondsen zullen zijn om de ergste problemen aan te pakken die nu uit de boot vallen, is een stelling gebaseerd op historisch onderzoek (niet van mij, hoor), niet op een of andere a priori waarheid. Ik snap wel dat het moeilijk is dit allemaal uit elkaar te houden, daarom dat ik het even wat uitleg. (Vele libertariërs die nog niet echt goed de nuts & bolts kennen, maken deze vergissing. Ongetwijfeld dat ik deze verwarring ook al heb gemaakt.)
Over de relatie tussen praxeologie en de andere wetenschappen.
Waarom? Omdat jij het zegt? De "wetenschap van het menselijk handelen" loskoppelen van al wat aan dat gedrag ten grondslag ligt, je moet het maar durven he. Nee, dan luister ik liever naar Bourdieu.

Neen, niet op basis van mijn autoriteit (wat je tracht te impliceren), maar op basis van de argumenten die ik heb gegeven. (Die je niet mee citeert; dus zal ik proberen het hier nog eens opnieuw uit te leggen.) Ik heb geprobeerd uit te leggen waarom de vragen die Praetorian (die ongetwijfeld interessant zijn) niet beantwoord kunnen worden met de praxeologische methode. Want dat is wat Praetorian trachtte te doen: hij stelde vragen (die duidelijk niet beantwoord kunnen worden met de praxeologische methode) en probeert te insinueren (wegens het gebrek aan antwoord) dat daarom de praxeologische methode onzinnig is. Maar dat is geen kritiek op een methode, he. Verschillende wetenschappelijke methoden zijn geschikt voor het beantwoorden van verschillende vragen. (Of stel je dat in twijfel?) De vragen van Praetorian kunnen echter niet beantwoord worden met de praxeologische methode. Dat heb ik al geprobeerd uit te leggen, maar dat was blijkbaar nog niet duidelijk.

Verder: 'al wat aan het handelen ten grondslag ligt'; tjah, dat is inderdaad wat economie doet. Praxeologie in het bijzonder en (veel) economie in het algemeen houdt zich niet echt bezig met de (concrete) motieven die mensen hebben, evenmin als de concrete particuliere doelen die mensen wensen te bereiken. Praxeologie bestudeert, alweer, wat er op logische gronden gezegd kan worden - of, beter, wat er essentieel is aan handelingen geabstraheerd van alle concrete zaken.

Net zoals dat een driehoek abstractie maakt van alle concrete driehoeken (of dit nu de grondplan is van een huis, een geodriehoek of weet ik veel), zo maakt praxeologie abstractie van elke concrete handeling om een bepaald doel te bereiken en bestudeert wat er op formele grond daarover gezegd kan worden.

Daarmee is, natuurlijk, niet gezegd dat dit het alpha en omega is van de gehele studie van handelen. Het is misschien correcter om het te omschrijven als: praxeologie bestudeert wat op formele/niet-presieze abstracte grond kan gezegd worden over wat de essentie is van elke particuliere handeling. Daarmee is er natuurlijk nog veel ruimte voor concrete studies, zoals sociologie, geschiedenis, antropologie, etc.

Het staat u vrij om ook naar Bourdieu te luisteren om bepaalde zaken te begrijpen over concrete handelingen, zaken die eerder contingent zijn (i.e. eigen aan bepaalde historische situaties) en dergelijke meer. Daar is niets mis mee en veel (goede) historici maken impliciet gebruik van een (beperkte) praxeologische methode, door het opstellen van historische narratieven waarbij bepaalde zaken wel relevant geacht worden en andere zaken niet.

Het is natuurlijk wel zo dat vele wetenschappen van deze vorm van abstractie gebruik maken. Als Michels schrijft over 'de ijzeren wet van de oligarchie' en daar met een empirisch/theoretishce uitleg over komt, dan doet hij aan een (kromme) vorm van praxeologie, i.e. hij beschrijft iets dat essentieel is aan organisaties. Je kan dit met praktijkvoorbeelden illustreren (maar vele sociologen denken dat je het daarmee empirisch bewijst, wat mij verkeerd lijkt) maar de theorie maakt op zich we abstractie van elke concrete elitevorming en tracht de essentie van het proces weer te geven. Misschien wel het grootste verschil is dat de meeste eerst kijken naar de realiteit en iets zien dat ze verklaard willen zien, om dan een theoretisch verhaal te construeren waarin de essentie van het verklaarde fenomeen wordt gevat. Dit kan (mogelijkerwijze in sommige gevallen) gelegitimeerd zijn, daar spreek ik me niet over uit. (Ik ben er in ieder geva niet a priori tegen.) Maar de praxeologische methode gaat uit van enkele a priori zekerheden om op abstracte wijze zaken te kunnen beredeneren. Ik zie het fundamentele probleem niet echt.
Over de verhouding van verstehen in de OS.
Ik hoop van harte dat ge hier niet wilt beweren dat de OS een bijdrage wilt leveren aan het verstehen.

Afhankelijk van hoe die term gebruik wordt; helemaal niet, inderdaad of heel zeker wel.

Ik begrijp u als een individu dat doelen heeft, middelen hanteert, fouten maakt, spaart, consumeert, etc. omdat ik u begrijp als een mens. In die zin zeker wel.

Maar de oostenrijkse school houdt zich niet bezig met deze abstracte zaken in te vullen in elke particuliere instantie. De Praxeologische methode is 'leeg' met betrekking tot wat uw concrete doelen, middelen, fouten zijn, uw particulier spaar- en consumptiegedrag, etc. In die zin helpt de praxeologische methode niet bij.

Het enige wat de praxeologische methode doet, is spreken over de abstracte zaken die kunnen gezegd worden over uw handelen, middelen, fouten, etc. De reden waarom er niet veel meer kan gezegd worden dan het abstracte, is door het belang van het subjectivisme in de Oostenrijkse school. Wat uw concrete doelen, plannen, etc. zijn, is een onderdeel van uw subjectieve beleving van de wereld. Als praxeologen het over 'winst' hebben, hebben ze het dan ook over 'psychic profit', i.e. wat de actor als winst percipieert!

Over het 'essentieel denken' in de OS.
Wat ik denk is dat jij de praxeologische methode in denken van 'essenties' niet uit elkaar kan houden van de Platoonse benadering van de ideëenwereld (dat ook een vorm van 'essentieel' denken is). De praxeologische methode zit echter in de Aristotelische benadering van het denken in essenties. Zoals uitgebreid beargumenteert door Reisman en Long is het de neo-klassieke benadering die juist gebruik maakt van het Platoonse denken in termen van essentie - presieze abstractie; wat inderdaad een verkeerde benadering is. Echter: We do not specify the absence of other relevant factors, but fail to specify other factors. Het belangrijke verschil is natuurlijk evident. Zoals ik al eerder uitgelegd heb: wij zeggen niet dat een minimumloon de enige factor is op werkgelegenheid, maar zeggen wel dat het minimumloon een factor is die daar invloed op heeft (waardoor een empirische weerlegging quatch is), door de grote combinatie van mogelijke invloeden. Wij hebben het niet over Platoonse paarden zonder kleur, maar over paarden waarvan we de kleur niet definiëren.

Dit denken is natuurlijk heel natuurlijk: als jullie zeggen dat de sociale zekerheid een invloed heeft op de welvaart van de samenleving en niet - ik zeg maar iets - het feit dat de veel meer auto's hebben, dan maken jullie ook een redenering die uitgaat van essenties. 'Puur empirisch' kan je dat immers niet concluderen.

Een klein overzicht. Mogelijk wordt deze post nog geüpdate, maar ik denk dat het een goed overzicht geeft van waar de Oostenrijkse school zich mee bezig houdt (en waar ze zich niet mee bezig houdt!)


vrijdag 15 januari 2010

Buchanan over een legale structuur

In zijn 'The Limits of Liberty' beargumenteert Buchanan tegen anarchie en voor een constitutionele overheid. Ik was zonet op het internet wat aan't grasduinen doorheen het boek, vooral doorheen het hoofdstuk 'Law as Public Capital'. Ik kan natuurlijk niet zijn volledige boek beoordelen, maar wat hij in het geciteerde stukje hieronder zegt, lijkt mij niet het gehele verhaal te zijn.

To the extent that law embodies the contractual origins discussed above, or that law may be conceptually explained on the “as if” presumption of such origins, law-abiding exerts a pure external economy. This feature distinguishes law from the more orthodox public-goods interactions among persons. For comparison here, we may look at one of the classic examples, the provision of lighthouse services for a community of fishermen. In the absence of collective action, a single person may provide at least some of these services; if he does so, he exerts significant external economies on others in the group. But in the process he will also be securing some share of the total benefits. The external economy is not pure; others than the acting person receive less than the totality of benefits that the action produces. In this lighthouse-type case, the presence of significant external benefits allows us to predict that independent, individualistic behavior will result in suboptimal levels of service; too few resources will be invested in the activity under normal conditions. We cannot, however, predict that there will be no services made available in the absence of collective contract. Individuals may well invest some resources under certain cost configurations and certain community sizes.

With “law,” however, no such results emerge, regardless of group size. Precisely because law-abiding is a pure external economy, and as such involves behavior from which the actor secures no private, personal reward, an economic model would predict an absence of all such behavior in the strictly individualistic setting. (...) In somewhat more technical language, “law” of the sort analyzed here qualifies as a pure collective-consumption or public good, and one for which independent adjustment yields corner solutions for each person. No person will provide, by his own restricted behavior, the benefits of law-abiding to others. I define “law-abiding” here to mean a generalized respect to the defined rights of all others in the community, as opposed to a particularized or directed result. Probabilistically, if a single person, A, chooses to respect the rights of all others in the group of size n, each person in the n - 1 set becomes more secure in the possession of his rights.

Buchanan beschouwt wet als een goed met een pure externaliteiten effect, i.e. waar je als privaat individu geen voordeel uit kan halen. In tegenstelling tot een vuurtoren, waar het voor enkele individuen effectief kan lonen om een vuurtoren te bouwen ook al zijn er anderen die daarvan profiteren (positieve externaliteiten), is dit niet het geval met een legale structuur.

Zijn argument is dat 'gehoorzaamheid aan de wet' voor elk individu slecht is (hij negeert (terecht* in dit argument) morele beperkingen), maar dat iedereen er als collectief wel bij vaart om te gehoorzamen aan de wet. Daarom is 'law' een goed met een pure externaliteit; want niemand haalt er persoonlijk voordeel bij, maar iedereen profiteert wel van de handelingen van al de rest.

Dit argument lijkt mij wel correct te zijn, maar het negeert iets redelijk belangrijk. (Het is dus niet zozeer dat hij abstractie maakt van bepaalde zaken waarvan ik denk dat je abstractie mag maken, zoals ik in de voetnoot uitleg; het is wel degelijk dat hij de essentie van de zaak verkeerd voorstelt.) Het gaat immers niet om mensen die zouden moeten gehoorzamen, sine qua non maar de structuur van hoe je dit kan bereiken. 'Gehoorzamen' is wel degelijk een individueel goed, als mensen zich wapenen en mensen straffen die niet gehoorzamen; op die moment wordt 'gehoorzamen aan de wet' wel degelijk een privaat goed.

De voorstelling die Buchanan doet is dat het echt een 'puur' publiek goed is, dat niet opgelost zou kunnen worden door individuele actie, maar elk individu kan voor zichzelf wel degelijk middelen oprichten dat anderen een incentive hebben om het 'pure publieke goed' toch gelijk te laten lopen met hun eigen privaat belang.

*Het lijkt mij terecht hier abstractie te maken van morele constraints, omdat hij een 'puur' economisch argument wenst te maken. Het is zoiets van 'ja, morele constraints zullen inderdaad mijn argument verzwakken, maar het is op zich wel puur'. Ik aanvaard deze opmerking, omdat ik denk dat zelfs indien we de morele constraints negeren, zijn argument nog steeds verkeerd is. (Dat is overigens wat weggelaten is in de (...).)


woensdag 13 januari 2010

Wat betekent 'zelf-regulering'

Een vaak gehoord argument tégen het liberalisme is dat het een 'dogma' is dat markten zelf-reguleren. Omgekeerd is het een vaak gehoord argument voor het liberalisme dat markten wel zelf-reguleren. Volgens mij gaat het echter niet simpelweg over een meningsverschil of dit bepaald resultaat bereikt wordt (zoals het debat of markten efficiënt zijn of niet dat eerder wel is), maar worden er gewoon verschillende zaken bedoeld.

Het beste bewijs dat ik daarvoor kan geven is dat als bewijs van het gebrek aan zelf-regulering zaken worden aangehaald als ontslagen, faillisementen, kapitaalstromen. Maar ook zaken zoals 'ongelijkheid' worden aangehaald. Maar met 'markten zijn zelf-regulerend' wordt helemaal niet bedoeld dat deze zaken niet gebeuren! Met het punt van 'zelf-regulering' wordt bedoeld dat het marktmechanisme (indien aan de noodzakelijke eisen om te kunnen spreken over een marktmechanisme wordt voldaan) zich zal aanpassen aan de wensen van de consument - het zij getraag, het zij soms niet compleet zoals het hoort, etc. Maar zich aanpassen aan de wensen van de consument qua consument betekent dat er inderdaad soms een fabriek gesloten moet worden. Ja, dit gebeurt omdat er niet genoeg winst wordt gemaakt, maar 'niet genoeg winst maken' betekent dat je consumenten niet genoeg kan overtuigen om hun geld af te staan voor het desbetreffende product en dus de desbetreffende productiefactoren (arbeid, land en kapitaal) zijn niet efficiënt gebruikt. Hieruit volgt inderdaad dat bepaalde mensen hun baan verliezen. Dit is natuurlijk jammer voor de mensen in kwestie, maar dit is uiteindelijk veroorzaakt door de consumenten die niet genoeg geld willen geven voor het desbetreffende product. (Soms schat een ondernemer dit te laat in, dan heeft hij al verlies gemaakt. Soms schat een ondernemer dit verkeerd in en kan een andere ondernemer met het zelfde proces wel winst maken, etc. Dit is allemaal mogelijk, maar verandert niets aan het essentiële argument.)

Het 'zelf-regulerende' mechanisme betekent dus niet dat mensen niets 'slecht' zal overkomen; soms word je ontslagen in een markt, soms investeer je verkeerd, soms koop je een slecht product. Dat is allemaal waar, maar is geen weerlegging van het zelf-regulerende mechanisme van de markt.

Wat je kan doen, is trachten aan te tonen dat dit mechanisme niet zo vlot werkt als liberalen beweren. Of dat het op een andere manier beter kan ofzo. Maar simpelweg deze zaken aanhalen als argument tégen het zelf-regulerende mechanisme, is simpelweg het over totaal andere zaken hebben, wat natuurlijk de communicatie nogal moeilijk maakt.

Nog een laatste punt; puur technisch gezien zou het kunnen dat het 'zelf-regulerende mechanisme' van de markt zorgt dat mensen toch meer zullen betalen voor een bepaald product. Als mensen zouden weten hoe het marktmechanisme werkt, zouden we kunnen zeggen: 'hey, opel gaat failliet: mensen, koop alleen opel aan gigantisch hoge prijzen, dan kan je zorgen dat deze fabriek open blijft!' Helaas heb ik nog niet veel meer socialistisch geïnspireerde medemensen dit zien doen als actie om de fabriek open te houden. Het is echter wel degelijk zo dat de consument de uiteindelijke beslisser is. Dit gebeurt inderdaad via een tussenpersoon: de ondernemer moet de wensen van de consument inschatten en op basis daarvan zijn ondernemingsplannen maken (en soms kan dat inderdaad 'downsizen' betekenen als hij niet denkt dat hij zal kunnen doen wat hij misschien wel zou willen doen). Het staat iedereen in dit geval ook vrij om de aandelen van de desbetreffende fabriek aan een hogere dan de huidige marktprijs te kopen - dit mag geen probleem zijn: hij denkt immers dat hij het beter kan, dan is een hogere prijs betalen voor eigenaarschap (i.e. aandelen) geen probleem.

Zie voor een gelijkaardig punt als hierboven ook deze briljante blogpost van Bryan Caplan.

Consider Yoram's congestion example. Every applied economist says, "Raise the price!" But if drivers were unselfish in the right way, all of the following would be equally economically plausible solutions:

1. Ask everyone to drive less "because they're inconveniencing others."

2. Tell people they're contributing to global warming.

3. Announce that if traffic doesn't fall by 20%, we'll abolish foreign aid to Senegal.

4. Denounce materialism so people quit their jobs and stop commuting.
Zalig.

Het Somalië argument

Sommigen die horen over het 'Somalia-argument' hebben blijkbaar grote moeite met het argument te begrijpen. Alhoewel ik deze reactie kan begrijpen: uit een land dat algemeen bekend staat als 'chaos' en'arm' zouden we moeten concluderen dat liberalisme (als consistente politieke filosofie) waardevol is (en al helemaal dat 'anarchie' waardevol is). Het is begrijpelijk dat op het eerste zicht dit geen al te overtuigend argument lijkt, maar het is mijn oordeel dat het wel degelijk een heel waardevol argument is, indien je het correct begrijpt. (Natuurlijk is het nogal eenvoudig om te zeggen dat iemand een bepaald argument niet begrijpt, maar in dit geval denk ik dat het wel degelijk gaat over het argument niet gebruiken, eerder dan er simpelweg niet mee akkoord gaan.)

Het argument (in een notendop is het volgende): indien je Somalië bekijkt vanuit met een comperatief-institutionele bril, dan kan je alleen maar besluiten dat het anarchistisch systeem relatief beter is dan het overheidssysteem dat ze hadden.

Het lijkt me evident dat je het moet bekijken met een comperatieve bril: net zoals dat we Congo niet vergelijken met België, moeten we Somalië niet vergelijken met de Westerse wereld: dat is een oneerlijke vergelijking om te kijken welke puur formele instituties beter zijn, vermits er ook veel niet-formele factoren meespelen. Indien je echter Somalië vergelijkt voor en na dat de centrale dictatuur is gevallen, zie je wel dat de armoede van de gemiddelde Somaliër relatief minder is dan ervoor: i.e. Somalië als geheel doet het economisch beter nu de centrale dictatuur is gevallen. Hiermee is er niet beweerd dat er geen grote problemen zijn in Somalië (dat het nog steeds een heel arm land is, met veel geweld en al die zaken.) (Het is dan ook geen tegenargument om te zeggen: 'ja, maar er zijn nog veel problemen!' Dat is simpelweg geen weerlegging van het argument.) Het punt is relatief, niet absoluut. De papers hieronder van Leesson en Powell trachten exact dat punt aan te tonen met de data die beschikbaar is. Natuurlijk kan je deze data bekritiseren, maar gegeven de data die er is, is het wel relatief beter. Ook belangrijk is dat Somalia het zelfs relatief beter deed *dan de omliggende gebieden, die wel centrale overheden hebben. (En waar dezelfde methode van datavergaring is gebruikt.)

Het is dus simpelweg niet waar dat Somalia na het instorten van de staat in 'chaos' is hervallen; er was niet meer (eerder minder) chaos dan toen er een centrale dictatuur was: de aanwezigheid van een centrale staat (of dictatuur) is niet een voldoende (en noodzakelijke) voorwaarde voor de aanwezigheid van orde, noch is de afwezigheid daar van een voldoende of noodzakelijke voorwaarde voor chaos. Het was eerder een continue lijn, waar we uit de comperatief betere economische resultaten van na de ineenstorting wel eens zouden kunnen afleiden dat er meer orde was... Het is immers een feit dat na de ineenstorting, Somalia terugviel op (o.a.) het oude polycentrisch juridisch stelsel van de xeer. Over het belang van dit stelsel (en de aanwezigheid van de sharia) is wel nog wat debat, maar het kan niet ontkend worden dat de xeer wel degelijk redelijk dominant aanwezig was. (Het debat gaat eerder of dat de xeer alleen dominant was, of samen met de sharia dominant was/is.)

De dataset die beschikbaar was in 2005

Table 1. Key Development Indicators Before and After Statelessness

------------------------------- 1985-1990a --------- 2000-2005 ----- Welfare Change
GDP (PPP constant $) -----------------836b-----------------------600c,e ------------------?
Life expectancy (years) ----------------46.0b ---------------------48.47c,g------------Improved
One year olds fully immunized
against measles (%)-----------------------30------------------------40-----------------Improved
One year olds fully immunized
against TB (%)------------------------------31------------------------50----------------Improved
Physicians (per 100,000) ---------------- 3.4-----------------------4-----------------Improved
Infants with low birth weight (%) -------16-----------------------0,3-----------------Improved
Infant mortality rate (per 1,000) --------152----------------------114,98------------Improved
Maternal mortality rate per (100,000) -1,600-------------------1100--------------Improved
Pop. with access to water (%)--------------29 ----------------------29----------------Same
Pop. with access to sanitation (%)---------18-----------------------26----------------Improved
Pop.with access to at least
one health facility (%)---------------------- 28 -----------------------54.8-------------Improved
Extreme poverty (% < $1 per day)---------60-----------------------43,2-----------Improved
Radios(per 1,000)---------------------------4.0----------------------98,5-------Improved
Telephones (per 1,000) -----------------1,92-----------------------14,9-----------Improved
TVs (per 1,000---------------------------------1.2----------------------3,7--------Improved
Fatality due to measles---------------------8,000--------------------5598------- Improved
Adult literacy rate (%) ----------------------24------------------------19,2-------------Worse
Combined school enrollment (%---------12.9b ---------------------7.5a,f-------------Worse

(Tabel uit de paper van Leesson; check ook de tabel in zijn paper waarin hij vergelijkt met de omliggende landen.) Het kan natuurlijk zijn dat deze data incorrect zijn - en een intellectueel eerlijke kritiek zal dit dan ook kunnen hardmaken. Maar indien deze data kloppen (alweer: daarover kan gerust twijfel zijn; maar dan moet je dat natuurlijk kunnen aantonen), dan lijkt het mij overtuigend dat Somalia zonder dictatuur het relatief beter deed dan toen Somalia nog een dictatuur had. De causale oorzaken kunnen hiervan numeriek zijn, maar het lijkt mij duidelijk dat in de absentie van een centrale coercive instantie, er allerlei processen kunnen spelen die zorgen voor productieve goederen op basis van iets dat lijkt op een markt. Voor meer informatie hierover verwijs ik je naar de literatuur die ik hieronder link. Check ook de (genuanceerde) paper die het rechtsysteem bespreekt in Somalia. 'k heb alleen nog maar de conclusie gelezen, waardoor ik zeker zin heb om hem helemaal te lezen.

Powell op zijn beurt vergelijkt Somalië met andere landen in Afrika en ontdekt dat het land zeker niet bij de beste hoort qua levensstandaard, maar ook zeker niet unaniem bij de slechtste.

Mijn iets of wat verdere (anarchistische) conclusie is dat het een illustratie is (geen bewijs) dat een land dat terugvalt op haar eigen juridisch systeem (wat zij zelf belangrijk en niet belangrijk vinden, etc.) het comperatief beter kan doen dan een centrale overheid. Mijn punt is dus dat wij in het Westen het ook comperatief beter zouden kunnen doen zonder centrale overheid, zonder te moeten vrezen dat er geen publieke goederen, herverdeling of recht zal zijn. Het is het zoveelste bewijs dat in essentie 'anarchistische' samenlevingen deze zaken kunnen opvangen: mensen zijn innovatief genoeg om oplossingen te vinden op deze problemen/situaties, zonder te moeten vrezen voor totale desintegratie van de samenleving. Een correcte blik op Somalia toont aan dat zelfs deze samenleving het comperatief beter kan doen dan een staat en niet desintegreerd; waarom zou het dan betekenen dat er hier 'chaos' zou zijn?

Ik hoop dat ik hiermee wat duidelijk heb geschept omtrent het 'Somalia'-argument en de waarde ervan. En ik hoop vooral dat ik hiermee duidelijk heb gemaakt dat sommige evidente kritieken zoals 'het land is toch nog steeds arm?' of 'er zijn piratijen!' helemaal niet zo relevant zijn voor het argument dat gegeven wordt.



*De papers zijn al enkele jaren oud en ondertussen zijn er allemaal problemen geweest in Somalie, medegevoed door exogene (niet aan de samenleving eigen) krachten zoals invallen van Ethiopië, medegesteund door de USA. Alhoewel ik dus niet beweer dat het nog steeds zo positief is (daarover heb ik geen informatie), zou ik wel durven beweren dat het de Somalische bevolking wel significant moeilijker is gemaakt door dit interventionisme. In dit artikel op Foreign Affairs wordt daar meer over gesproken, maar dan eerder vanuit een Amerikaans standpunt.



- Stateless Justice in Somalia door Andre Le Sage
- Better of Stateless door Peter Leesson
Abstract: Could anarchy be good for Somalia’s development? If state predation goes unchecked government may not only fail to add to social welfare, but can actually reduce welfare below its level under statelessness. Such was the case with Somalia’s government, which did more harm to its citizens than good. The government’s collapse and subsequent emergence of statelessness opened the opportunity for Somali progress. This paper uses an “event study” to investigate the impact of anarchy on Somali development. The data suggest that while the state of this development remains low, on nearly all of 18 key indicators that allow pre- and post-stateless welfare comparisons, Somalis are better off under anarchy than they were under government. Renewed vibrancy in critical sectors of Somalia’s economy and public goods in the absence of a predatory state are responsible for this improvement.
- Somalia After State Collapse: Chaos or Improvement? door Benjamin Powell
Abstract: Many people believe that Somalia’s economy has been in chaos since the collapse of its national government in 1991. We take a comparative institutional approach to examine Somalia’s performance relative to other African countries both when Somalia had a government and during its extended period of anarchy. We find that although Somalia is poor, its relative economic performance has improved during its period of statelessness. We also describe how Somalia has provided basic law and order and a currency, which have enabled the country to achieve the coordination that has led to improvements in its standard of living.



dinsdag 12 januari 2010

Hayek praat over zijn Constitution of Liberty

Dankzij de Fee, hier.

Moral Hazard 101

Hier vind je een leuke presentatie van 3 minuten die Moral Hazard uitlegt, toegepast op de financiële crisis.

maandag 11 januari 2010

Een logisch bewijs tegen de staat

- Zaken die contingent zijn, zijn niet noodzakelijk.
-- De (moderne) (natie)staat is een historisch verschijnsel dat er ooit niet was
--- Historische verschijnselen die er ooit niet waren, zijn contingent
-- De staat is contingent
- De staat is niet noodzakelijk

Comment op CoL: over Hayek zijn argument

Hoe meer ik de Constitution of Liberty bestudeer, hoe teleurgestelder ik geraak met het Hayekiaanse argument dat hij in dit boek naar voren brengt om vrijheid te verdedigen. Het is niet zozeer (of niet noodzakelijk) dat zijn argumenten verkeerd zijn (alhoewel sommige zaken in die richting neigen, zoals zijn definitie van vrijheid), maar het is simpelweg dat de argumenten die hij aanvoert niet zo belangrijk, niet duidelijk of niet compleet zijn.

Hij bespreekt bijvoorbeeld dat in een vergevorderde beschaving zoals de onze, maar mogelijk is door het feit dat wij niet meer zelf alle kennis moeten hebben, maar dat we op de kennis van anderen kunnen rekenen. Dit is ongetwijfeld correct, maar het mechanisme - private eigendom, ruilhandel, prijzen, arbeidsdeling, etc. - dat hieraan ten grondslag ligt wordt niet beschreven. Het is echter juist dit mechanisme dat deze arbeidsdeling op het gebied van kennis mogelijk maakt; niet een of ander mysterieus mechanisme dat we niet kunnen benoemen.

Een ander punt is hiermee verwant: zijn constante nadruk op tradities waarvan we het belang niet kunnen inschatten en de gevolgen niet kunnen beredeneren, etc. Het is waar dat bepaalde zaken in een samenleving communicatieve waarde hebben die relatief contingent zijn - een schouderklop betekent 'goed gedaan' en je tong uitsteken is eerder een teken van afkeer - maar de essentiële karakteristieken (private eigendom, ruilhandel, etc.) zijn dat niet. De verdediging van vrijheid die Hayek naar voren schuift, is een dubieuze verdediging die duidelijk meer uitleg vergt dan dat hij ons zelf geeft.

De kans bestaat dat de komende tijd er nog wel wat posts komen over Hayek, vermits ik zijn boek op een grondige manier aan het bestuderen ben. Het is helaas jammer dat het me meer teleurstelling dan iets anders oplevert.