woensdag 31 maart 2010

Jong Animo Voorstel

Het is niet mijn gewoonte om rechtstreeks bepaalde voorstellen te bekritiseren, maar dit wou ik wel even illustreren. Animo, de jong-sociaal democraten, hebben eens nagedacht over waar naartoe met onze sociale zekerheid en zijn, op het vlak van de pensioenen, tot een volgende suggestie gekomen.

WAT?
Een publiek kapitalisatiesysteem op basis van de tweede pensioenpijler. Deze tweede pensioenpijler wordt gegeneraliseerd en in een publiek investeringsfonds gestoken.

HOE GEINVESTEERD?
Dit investeringsfonds investeert in serviceflats voor ouderen en rusthuizen.

ER IS 4 KEER WINST
1) Huidige gepensioneerden kunnen tegen sociaal tarief huren, door het beperken van de woonkost geef je ze meer ademruimte. De sociale huurtarieven worden telkens geherinvesteerd in nieuwe ouderdomswoningen.
2) Je hebt kapitaalopbouw via de woonsten die meer waard wordt + de inkomsten uit de (sociale) huur.
3) Als de huidige jongerengeneratie op pensioen gaat, kunnen ze zo goed als GRATIS gebruik maken van deze serviceflats.
4) Daarnaast genereert dit een enorm aantal jobs in de (sociale) bouwsector!

Klinkt mooi - ongetwijfeld - maar er zijn hier toch wel enkele problemen mee. Ik geef een niet-exhaustieve lijst.
  1. Om te beginnen heb je, natuurlijk, de typische argumenten tegenover overheidsefficiëntie. Wat houdt politici tegen om dit 'fonds' te gebruiken/uit te geven en te vervangen door claims van latere belastingsbetalers, zoals, bijvoorbeeld, het zilverfonds? Maar goed; we zullen ons trachten te focussen op het voorstel zelf en dus een (1) eerlijke, (2) efficiëntie overheid vooronderstellen - alle public choice, korte termijn incentives en dergelijke die overheden hebben negeren.
  2. Het eerste probleem is het punt van 'de tweede pensioenpijler'. De tweede pensioenpijler is de pijler via de werkgever, i.e. uw werkgever betaalt extra bovenop uw loon. (In praktijk wordt natuurlijk dit 'extra' gedisconteerd, waardoor dit dus simpelweg een extra belasting is, die gedragen wordt door de werknemer.) Dus bovenop de hoge belastingen die er in België al worden gedragen, is het voorstel van de socialisten om een belastingsverhoging door te voeren. De vraag is echter in welke mate dit nog mogelijk is; op welk punt van de laffercurve zitten we? Het is waar dat het zou kunnen dat een verdere belastingsverhoging de inkomsten nog zou kunnen doen stijgen, maar de vraag is maar in hoeverre dit waar is.
  3. Een tweede probleem hiermee is dat 'de werkgever' nogal moeilijk/dubieus is als de overheid de grootste werkgever is - ongeveer 20 a 25 procent van de werkende bevolking? Wat gaat zij doen? De nettolonen verlagen van haar ambtenaren of hogere lonen uitbetalen, waardoor er eigenlijk een grotere druk ontstaat op de rest van de werkende bevolking in de private sector? Ook is het niet duidelijk hoe deze tweede peiler werkt voor zelfstandigen - maar dat is niet echt een argument; eerder mijn onwetendheid. (Dat moet je ook kunnen toegeven.)
  4. Het probleem met een 'publiek' investeringsfonds, zoals ze daarna erkennen, is dat er helemaal geen poging is om winst te maken. Maar je kan iets niet een 'investering' noemen als je er geen winst op tracht te maken; zover ik zie proberen ze hoogstens break even te dragen, zonder rekening te houden met de tijdspreferentie. (Doen alsof 100 euro nu gelijk is aan 100 later.) Dat leid ik af uit het feit dat ze spreken over 'sociale' tarieven en wat weet ik nog allemaal; dus ik vermoed dat ze niet simpelweg de prijs die ongeveer zou ontstaan in een markt zouden vragen. Het is dus onterecht dat ze dit een 'investering' noemen; ze proberen geen winst te maken. Ze proberen simpelweg geld te herverdelen. Maar dan komen we bij het belangrijkste punt: als ze geen winst proberen te maken (of zelfs maar brake even draaien), is dit 'publiek investeringsfonds' helemaal niet zelfbedruipend en zal er op een of andere manier moeten bijgepast worden. Hoe?
  5. Maar goed; we gebruiken het geld om allerlei 'serviceflats' te bouwen (onder de prijs die zou ontstaan op een markt, anders zou het punt niet zijn dat de overheid het doet) en daardoor hebben ze 'ademruimte'. Deze sociale doelgroep is dan geholpen, op kosten van de belastingsbetaler. Maar wacht; het geld dat ze betalen, wordt dan gebruikt om (1) zowel te herinvesteren in nieuwe ouderdomswoningen (geld dat veel trager binnenkomt dan aan een marktconforme prijs), (2) deze inkomsten zorgen ook voor kapitaalsopbouw (een reserve), (3) de huizen 'worden meer waard' (waar komt dit ineens vandaan) en (3) als de jongeren dan op pensioen gaan, kunnen ze hier 'zo goed als gratis gebruik van maken'. Let op dat dezelfde 'sociale tarieven' (ik vermoed dus niet al te hoge) gaan dienen voor kapitaalsopbouw (een reserve), het bouwen van nieuwe woningen (die dan ook gaan stijgen in waarde?) en, ik hoop, ook het onderhoud van de bestaande woningen? 't klinkt allemaal nogal mooi, maar ik vraag me toch af of de 'sociale tarieven' die ze vragen wel genoeg gaan zijn voor al deze zaken te bereiken. Want als deze sociale tarieven genoeg zijn om zowel kapitaalsopbouw, onderhoud en nieuwe investeringen te rechtvaardigen... waarom zou een private partner dat dan niet doen? Het lijkt me nogal straf dat de markt zo dom is dat ze zo'n oppurtuniteit niet zijn. Dus ik betwijfel dat de 'sociale tarieven' effectief genoeg gaan zijn om al deze 3 doelstellingen ten volle te gaan bereiken - en dat er op een of andere manier zal bijgesprongen moeten worden.
  6. Wat ik ook niet snap, is dat ze erkennen imo door toevoeging van het woordje 'sociaal' bij de huurprijs, dat dit een lage huurprijs zal zijn. Hoe zal de opbrengst daarvan dan kunnen dienen om de pensioenen (van diezelfde? of andere?) ouderen te betalen. Het lijkt me een beetje baron von munchhausen die aan zijn eigen haar zichzelf uit het moeras trekt.
  7. Wat ik ook niet snap is dat deze woningen miraculeur 'meer waard' zullen zijn. Meestal, en woningen zijn daar geen uitzondering op, is het ceteris paribus principe geldig dat als je iets gebruikt, de waarde daalt. Woningen zijn ook onderhevig aan vermindering van waarde. Natuurlijk; tenzij ze een vermindering van het aanbod van huizen in het algemeen verwachten, gaat de waarde daarvan stijgen, maar dit zal dan ook zijn door groter wordende schaarste - niet bepaald iets wat we willen. (Maar natuurlijk wel mogelijk te creëren door de overheid.)
  8. Ik ben ook niet zeker of de huidige 'jongeren' wel willen leven in die serviceflats; vergeet niet, tegen dat de huidige 'jongeren' op pensioen mogen, zijn we toch wel zo'n ongeveer 20-30-40 jaar verder (afhankelijk van hoelang je nog 'jongere' bent); maar ik ben niet zeker of ik (en velen met mij) wel over 20, 30 (en voor mij dan) 40 jaar zouden willen leven in nu gebouwde sociale service flats van de overheid. Iets zegt me dat dit toch niet bepaald optimaal is - maar oke. Bijkomend (en belangrijker) is het punt dat ik niet snap hoe dat we daar 'zo goed als GRATIS' (met hoofdletter!) in zouden kunnen zitten. EN als het zo 'goed als GRATIS' is, welk alloceringsmechanisme gaan ze dan gebruiken? (Als het zo goed als GRATIS is, is er wrslk, ongeacht de kwaliteit, een redelijke vraag naar; op welke manier gaan ze dan alloceren tussen alle verschillende mensen die er dan in willen.) Om maar te zwijgen dat ik geen enkele reden zie dat het dan zo goed als GRATIS zou zijn; oke, misschien is de 'sociale huur' wel echt zo laag, maar dan komen we terug bij het vorige punt: hoe gaan ze met die sociale huur zowel onderhoud, nieuwe investeringen als een reserve fonds aanleggen?
  9. Tot slot misschien het punt dat dit helemaal geen jobs 'bijcreëert'. Dit is de aloude drogreden van the seen and the unseen is al 150 jaar geleden ontkracht door Bastiat. Voor zij die het nog steeds niet doorhebben: als ik een euro van jou neem en die aan iemand anders geef, is er in de samenleving als geheel niet 'een euro meer verdiend'. Als ik 1000 euro per maand van 1000 mensen steel en daarmee een loon betaal, is er niet een loon 'meer', maar is er in de samenleving als geheel gewoon herverdeeld, niets 'bijgekomen'. Lees het allemaal hier nog eens na. Het is dus ook simpelweg niet waar dat er 'meer jobs' bijkomen door dit voorstel. 'Jobs' die herverdeeld zijn en nu de overheidsvoorkeuren dienen; dat wel. Maar er zijn geen 'nieuwe' jobs.


dinsdag 30 maart 2010

Marktistische hoekje: waarde en het productieproces



Economische Waarde

Deze tweede column over de theorie van Marx zal gaan over de waardetheorie van Marx. Ik stel voor dat we daarvoor Marx zelf eerst aan het woord laten. De crux van zijn gehele waardetheorie – het gene dat al fout is – vinden we al in het eerste hoofdstuk van zijn belangrijkste werk ‘Das Kapital. Laat ik hem uitgebreid citeren en het belangrijkste stuk benadrukken.


A given commodity, e.g., a quarter of wheat is exchanged for x blacking, y silk, or z gold, 8c.—in short, for other commodities in the most different proportions. Instead of one exchange value, the wheat has, therefore, a great many. But since x blacking, y silk, or z gold, 8c., each represent the exchange value of one quarter of wheat, x blacking, y silk, z gold, 8c., must as exchange values be replaceable by each other, or equal to each other. Therefore, first: the valid exchange values of a given commodity express something equal; secondly, exchange value, generally, is only the mode of expression, the phenomenal form, of something contained in it, yet distinguishable from it.


Let us take two commodities, e.g. corn and iron. The proportions in which they are exchangeable, whatever those proportions may be, can always be represented by an equation in which a given quantity of corn is equated to some quantity of iron: e.g., 1 quarter corn=x cwt. iron. What does this equation tell us? It tells us that in two different things—in 1quarter of corn and x cwt. of iron, there exists in equal quantities something common to both. The two things must therefore be equal to a third, which in itself is neither the one nor the other. Each of them, so far as it is exchange value, must therefore be reducible to this third.

(…)

A use-value, or useful article, therefore, has value only because human labour in the abstract has been embodied or materialised in it. How, then, is the magnitude of this value to be measured? Plainly, by the quantity of the value-creating substance, the labour, contained in the article. The quantity of labour, however, is measured by its duration, and labour-time in its turn finds its standard in weeks, days, and hours.”


Zoals je kan merken, heb ik 3 keer aangeduid dat Marx er van uit ging dat er iets ‘gelijk’ was in elk van deze 3 zaken. Ik moet hier - om ideeënhistorisch correct te zijn – aan toevoegen dat hij in het gezelschap was van iemand die wel vaak aangehaald (echter: zelden tot nooit gelezen) wordt in het liberale spectrum, i.e. Adam Smith.


“What is bought with money or with goods is purchased by labour, as much as what we acquire by the toil of our own body. That money or those goods indeed save us this toil. They contain the value of a certain quantity of labour which we exchange for what is supposed at the time to contain the value of an equal quantity.”


Het is wel bekend dat Marx veel geleerd heft van de ‘klassieke’ auteurs, met name Adam Smith, David Ricardo en anderen. (Marx wordt vaak behandeld in de ideeëngeschiedenis als een wat ‘originele’ of ‘rare’ Ricardiaan.) Maar goed; tot zover deze poging tot erudiet gedrag – wat is nu het probleem?


Marx zijn theorie van waarde is (fundamenteel) gebaseerd op de gedachte dat bij het uitwisselen van 2 goederen – ‘ruilhandel’, al dan niet met geld er tussen – er fundamenteel iets gelijk wordt overgedragen tussen de 2 actoren. Dit is – op zichzelf genomen – al fundamenteel verkeerd (zoals we zo direct zullen uitleggen.) Uit deze fundamentele vergissing (die hij heeft overgenomen van de traditionele, ‘liberale’, economen; zij kunnen niet onschuldig pleiten op deze vergissing) volgt zijn (en die van de klassieke economen) tweede vergissing: het zoeken naar iets dat derhalve ‘gelijk’ is en hij ‘vond’ dit in arbeid. Maar vermits de fundamentele vooronderstelling al verkeerd is – bij ruilhandel wordt er helemaal geen gelijkheid verhandeld – is natuurlijk zijn zoektocht ook verkeerd. Je kan geen ‘oplossing’ vinden voor een probleem dat er geen is.


Waarom is dit zo verkeerd? Dit komt uit het fundamentele proces van (1) evaluatie en (2) wat er precies gebeurd bij transactie. Alle waarde is fundamenteel in de ogen van de beoordelaar. Een stukje metaal kan voor de ene persoon ontelbare waarde hebben (het was een sieraad van haar overleden moeder) en voor de ander compleet niets (het is maar een stukje roestig metaal dat in de weg ligt). Ook in de moderne markteconomie is dat zo: voor de ene is een bepaald magazine, blik voedsel, stuk vlees, etc. de prijs ‘waard’ die er op gekleefd staat, voor de ander niet – zelfs los van de vraag of men dit kan betalen. Daaruit volgt het tweede fundamentele punt dat op het vorige steunt: bij een ruil wordt er fundamenteel een ongelijkheid verhandeld. De ene persoon vindt het gene dat hij opweegt meer waard dan hetgene dat hij krijgt en voor de andere is de beoordeling vice versa. Stel: ik koop een stuk vlees in een winkel voor €3. Dat betekent dat dit stuk vlees mij meer waard is dan de €3 en voor de winkeleigenaar is het vice versa: hij vindt de €3 meer waard dan het stuk vlees. Dit is het mooie van ruilhandel: zonder enige vorm van (op dat moment) fysieke meercreatie in de wereld, zijn er toch 2 partijen beter af. Ze hebben allebei iets opgegeven dat hen minder waard is en iets gekregen dat voor hen meer waard is. (Natuurlijk: de mogelijkheid tot vergissingen bestaat heel zeker. Ik kan een stuk vlees kopen, waar ik achteraf van ontdekt dat het echt niet lekker was en had ik dat op voorhand geweten, was het mij helemaal niet meer waard dan die €3. Dat is waar, maar verandert niets aan de fundamentele teneur van het punt: bij ruil is er een ongelijkheid en geen gelijkheid.)


Er moet dus helemaal niet gezocht worden naar een ‘gelijkheid’ bij een transactie dat in een ‘derde’ iets zou zijn en vermits dat alle goederen ‘arbeid’ hebben, is dus de ‘arbeid’ fundamenteel ‘gelijk’. Dit is allemaal compleet onzinnig en noodzakelijk evident als we stil staan bij het proces van rechtvaardige ruilhandel: het opgeven van bepaalde eigendomsrechten (‘geld’) voor het verkrijgen van andere eigendomsrechten (in dit geval ‘een stuk vlees’) en vice versa voor de winkeleigenaar. (Analoog geldt dit voor alle vrijwillige transacties in een wereld.)


Het productieproces

De hele zoektocht naar ‘arbeid’ van Marx was dus futiel. Zijn nadruk zorgde ervoor dat hij niet in zag wat de rol was van landeigenaars, ‘ondernemers’ en kapitalisten in het welvaartscreërende proces. (Voor methodologische redenen maak ik een onderscheid tussen die 3 factoren; alhoewel het natuurlijk kan dat in de realiteit iemand en ondernemer en kapitalist en landeigenaar is, en elke mogelijke combinatie van die 3.) Landeigenaars zoeken door hun winstbejag naar de hoogst mogelijke return op hun grondgebied; wat betekent dat ze de meeste waarde creëren, vermits de uiteindelijke consument het meeste wenst op te geven voor het goed dat in dat productieproces is gecreëerd. Ondernemers zoeken naar nog niet gebruikte winstmogelijkheden, i.e. verbeteren de totale kennis in de wereld in hoe de consument gediend wordt. (Voorbeeld: als persoon x een cola wenst en bereid is daar 2 euro voor op te geven, ergens dichtbij een mogelijkheid is om een cola aan 1 euro te kopen en een ondernemer ontdekt deze discrepantie, dan is er een mogelijkheid voor de ondernemer om ‘pure winst’ te maken. Dit is, per definitie, een welvaartscreërend proces, daar persoon x iets krijgt waar hij vrijwillig een ander goed voor opgeeft, net zoals de ondernemer, en net zoals de partij waarbij de ondernemer koopt.) Dit is de rol van de ‘pure ondernemer’ – die ieder van ons in meerdere of mindere mate vervuld (ja, ook socialisten), maar dat vergt een uitgebreidere analyse die we hier niet zullen benaderen. De kapitalist zorgt er voor dat er fondsen beschikbaar zijn om nu de arbeiders te betalen, terwijl er nog geen inkomen is voor het product. De kapitalist ‘koopt’ dus als het ware het product van de arbeiders en draagt dus (1) zowel het risico dat het product niet verkocht geraakt en (2) het tijdsverschil tussen ‘productie’ en ‘verkoop’ wat ook een discrepantie veroorzaakt in de waarde ervan. (Iemand dit laatste niet gelooft wil ik gerust vragen dat hij mij 100 000 euro leent. Ik zal hem over 10 jaar 100 000 euro teruggeven – zou er daar echt geen verschil in waarde tussen zijn?) Natuurlijk kan een arbeider (en al de andere productiefactoren) hun baan verliezen; dat risico loopt de arbeider. Maar hij loopt niet het risico dat in een gegeven arbeidsproces het product niet verkocht geraakt: de arbeider zal zijn loon krijgen, onafhankelijk van het verkochte product.


Natuurlijk mogen arbeiders samen coöperatieven vormen en dus de rol van kapitalist ‘zelf’ vervullen. Maar wat onmogelijk is, is dat er geen ‘kapitalisten’ nodig zijn. De rol die de kapitalist speelt, is enorm belangrijk in een ontwikkelde economie: iemand moet het risico dragen dat het product geen waardetoevoeging was (i.e. meer koste dan de consument bereid is het te betalen.) In een vrije markt economie wordt dit risico gedragen door private individuen (of groepen individuen) die de kosten dragen, maar ook de opbrengsten hebben.


Het is dan ook geen wonder dat in de USSR (en Cuba, en Noord-Korea, …) de staat de rol van de kapitalist speelde. Waar de kosten gedragen werden door heel de bevolking en, in theorie, ook de opbrengsten. (In welke mate de theorie overeenkomt met de praktijk: dat oordeel laat ik aan de lezer over.) We zien hier dan ook de uiteindelijke paradox van het socialisme: ze zijn tegen het kapitalisme, maar het enige wat ze doen is het installeren van 1 enkele kapitalist die beslist over alle productiefactoren, inclusief arbeid. We horen vaak de roep, bij onze linkse vrienden, dat dit beslissingsorgaan ‘democratisch’ moet zijn; maar in welke mate is het mogelijk om de complexe wensen, die door het marktmechanisme vertaald worden naar de producenten, te laten vertalen door een democratisch systeem? Ik heb daar mijn twijfels over.






zondag 28 maart 2010

Oskar Lange en zijn theorie

"The term'k ben er onlangs in geslaagd om mijn handen te krijgen op het boekje 'On the Economic Theory of Socialism', het boekje waarin Oskar Lange zijn antwoord formuleert op de uitdaging van Mises in het bekende Economisch Calculatiedebat.

Ik zie, op basis van de literatuur van Lange, geen reden om anders te denken dan dat de Oostenrijkers het calculatiedebat gewonnen hebben, maar ik zie wel redenen om de tekst van Lange (en de anderen in het boekje) nauwkeuriger te bestuderen dan dat er doorgaans, in de Austro-libertarische beweging, gebeurd.

Ik zal me hier beperken tot uitsluitend het deel van Lange zelf. Er is een inleiding van Lippincott, en een deel van een zekere Taylor. Die komen misschien in een latere post aan bod, maar hier hebben we het dus over Lange zelf.
(...) the "terms on which alternatives are offered" are determined ultimately by the technical possibilities of transformation of one commodity into another, i.e., by the production functions. (pg. 61)
Het hele punt van Mises is echter dat dit niet zo is - en het ook niet kan zijn. Lange construeert goed het punt van het gehele debat; namelijk dat economische calculatie niet nodig is indien alle goederen perfect homogeen zijn (je kan maar 1 ding ermee produceren) of perfect heterogeen (met alles kan je alles maken; dan moet je gewoon je kapitaalhoeveelheid maximaliseren en dan kijken naar de preferenties van consumenten; dan kan je het allemaal centraliseren en gewoon de preferenties van consumenten laten uitspelen). Dat is echter niet het geval; kapitaal is relatief heterogeen, maar niet compleet. Bepaalde kapitaalzaken zijn technologisch beter dan anderen en dergelijke. Het punt is echter dat in de absentie van een kapitaalmarkt er geen waardeoordelen kunnen zijn over kapitaalgoederen. Het is dus nadrukkelijk geen 'technische mogelijkheid' qua probleem, maar effectief een waardeoordeel dat onmogelijk is.

Het punt van Lange is gefocused opdat Mises 2 verschillende 'betekenissen' van een prijs zou vergissen. Enerzijds 'price in the narrow sense, the money for which a material thing, a service, or a privilege can be obtained' en anderzijds 'price in the wider sense of the terms on which alternatives are offered to us'. Alleen dit tweede is 'indispensable to solving the problem of allocation of resources'.

Het lange argument gaat dan als volgt:

"Professor Mises seems to have confused prices in the narrower sense, i.e., the exchange ratios of commodities on a market, with prices in the wider sense of 'terms on which alternatives are offered.' As, in consequence of public ownership of the means of production, there is in a socialist economy no market on which capital goods are exchanged, there are obviously no prices of capital goods in the sense of exchange ratios on a market. And, hence, Professor Mises argues, there is no 'index of alternatives' available in the sphere of capital goods."
(terzijde: tot hiertoe geeft hij het Mises argument goed weer, imo.)
"But this conclusion is based on a confusion of 'price' in the narrower sense with 'price' in the wider sense of an index of alternatives. It is only in the latter sense that 'prices' are indispensiable for the allocation of resources, and on the basis of the technical possibilies of transformation of one commodity into another they are also given in a socialist economy."
Het probleem, volgens Lange, zoals ik het zie is dat, volgens hem, Mises niet doorheeft dat eender welke vorm van prijzen kan dienen en dit dus niet zozeer veroorzaakt moet worden door middel van waardeoordelen in een systeem van eigendom. De 'prijzen' in een socialistische economie kunnen dan voortkomen uit de 'technical possibilities'. Maar het hele punt van Mises was effectief dat de socialistische economie effectief toegang kan en mag hebben tot de technische mogelijkheden, maar dat ze geen waardeoordelen kan hebben in de kapitaalmarkt. Lange zijn 'oplossing' is simpelweg het probleem wegdefiniëren.

Opvallend is trouwens hoe Lange inderdaad geschoold is in de neo-klassieke benadering (zoals een competitieve markt definiëren als een markt met zoveel aanbieders dat niemand invloed kan hebben op de prijs.)







Bedrijven reageren op Obamacare

Hier kan je het nalezen.

In een notendop: bedrijven die hun kosten inschatten, schrijven nu al heelder bedragen af, waarvan ze weten dat ze die sowieso kwijt zullen zijn. De democraten zijn razend, vermits deze wet toch had voorspeld dat de kosten zullen dalen? Ergo; bedrijfsleiders worden uitgenodigd om het voor de overheid te komen uitleggen. Het ridicule karakter is duidelijk: overheid doet x, samenleving reageert op x, samenleving reageert niet op x zoals overheid wou, samenleving moet komen uitleggen waarom ze niet reageren zoals de overheid wou. Zoals het zo passend gezegd wordt in het artikel: shoot the messenger.


"If you don't buy health insurance, you go to jail."

Kijk hoe ze de vraag niet letterlijk beantwoord.

The question basically was, do you believe it's fair for Americans to go to jail for not buying health insurance? She tried to dodge by explaining that people who can't afford it can get subsidies, but that really doesn't answer the question. The truth is in the legislation: Yes, you can go to jail and get fined up to $250,000.

zondag 21 maart 2010

Hayek over de rechtvaardigheid van wetten

"It is sometimes said that, in addi tion to being general and equal, the law of the rule of law must also be just. But though there can be no doubt that, in order to be effective, i t must be accepted as just by most people, it is doubtful whether we possess any other formal criteria of j ustice than generality and equality-unless, that is, we can test the law for conformity with more general rules which, though perhaps unwritten, are generally accepted, once they have been formulated. But, so far as its compati bility with a reign of freedom is concerned, we have no test for a law that confines itself to regulating the relations between different persons and does not interfere with the purely private concerns of an individual, other than its generality and equality. It is true that such a law may be bad and unjust; but its general and abstract formulation reduces this danger to a minimum."

donderdag 18 maart 2010

Gasttekst: Met dank aan Adam Smith

Het is voor mij niet mogelijk om alle liberale teksten die gepubliceerd worden, hier op deze blog te copy/pasten. Maar af en toe is er eentje waarvan ik meen dat deze in de sfeer van deze blog past, zoals deze hieronder. De auteur is Thomas Vanthournout, de secretaris van LVSV Gent en het onderwerp is 'Adam Smith'. Het artikel is eerder verschenen in het Neohumanisme, het magazine uit gegeven door LVSV Gent. Ik heb toelating van de auteur om hem hier integraal te reproduceren. In een volgende blogpost zal ik enkele kleine opmerkingen formuleren - hoofdzakelijk gericht om het geheel, naar mijn mening, nog iets beter te verduidelijken.


MET DANK AAN ADAM SMITH

Adam Smith, de moraalfilosoof die door allen als de grondlegger van de economische theorie wordt beschouwd. Thomas heeft het over twee van zijn standaardwerken. Hij toont het verband aan tussen beide boeken en theorieën en probeert op deze wijze onder andere aan te tonen dat markt en moraliteit wel degelijk tweelingbroeders zijn.

Markt en moraliteit – volgens velen hebben ze hoogstens enkele letters gemeenschappelijk. Critici geloven niet in een verband tussen beide begrippen. Nochtans was het de grondlegger van de hedendaagse economische wetenschap, Adam Smith, die zijn leven gewijd heeft om zowel de markt als de moraliteit te bestuderen. Reeds een kwartmillennium geleden toonde hij het verband tussen beide aan, een verband dat bovendien onlosmakelijk met elkaar verbonden blijkt te zijn.
Het eerste deel is een schrijfsel over hoe de moraliteit (The Theory of Moral Sentiments) te rijmen valt met de markt (The Wealth of Nations). Het tweede deel is een poging om filosofische en economische ideeën in te passen in tijden van Europees protectionisme, financiële crisis, regulering en belastingdruk. Met dank aan Adam Smith.

MARKT EN MORALITEIT

NATUURLIJKE EMPATHIE
Twee boeken hebben Adam Smith onsterfelijk gemaakt. Het eerste werk, The Theory of Moral Sentiments, handelt vierhonderd pagina’s lang over niets anders dan moraliteit. Smith had een frisse en uitgesproken kijk op hoe samenlevingen werken. Zijn methodologie was kenmerkend voor het empirisme dat heerste tijdens de Schotse Verlichting anno achttiende eeuw. Men had tot doel te schrijven wat is – niet zozeer hetgeen wat zou moeten zijn. Observatie en analyse van het menselijk gedrag vormen de leidraad, waaruit Smith poogde algemeenheden te deduceren.

Bij het bestuderen van het fundament van de menselijke moraal ontdekte Smith dat mensen een natuurlijke empathie (zelf gebruikte hij het woord ‘sympathie’) hadden voor elkaar. “How selfish so ever man may be supposed, there are evidently some principles in his nature, which interest him in the fortune of others, and render their happiness necessary to him, though he derives nothing from it except the pleasure of seeing it”. Die natuurlijke empathie zorgt ervoor dat mensen hun gedrag zullen matigen in de omgang met anderen en blijvend harmonie zullen nastreven. Dit is volgens Smith de absolute basis van onze morele ideeën en morele handelingen.

EIGENBELANG
In The Wealth of Nations behandelt Smith het eigenbelang: het nastreven van eigenbelang heeft ongewild een gunstig effect op anderen. Of om het te zeggen met Smith alombekende citaat: “It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker that we expect our dinner, but from their regard to their own interest”. Met andere woorden, Smith stelt een complexe menselijke natuur vast. We zijn tegelijk gericht op ons eigenbelang, maar desalniettemin hopen we positief beoordeeld te worden door anderen. Dit laatste duidt Smith aan met de fictie van de ‘onpartijdige toeschouwer’, die niemand anders is dan ons eigen geweten.

In tegenstelling tot wat enkele critici beweren, valt het economische werk The Wealth of Nations perfect te rijmen met zijn twintig jaar eerder geschreven moraalfilosofische werk The Theory of Moral Sentiments. Deze kritiek werd verspreid door de Historische School, een Duitse economische stroming die sterk empirisch georiënteerd was, maar de nodige abstracte theorie miste. Volgens deze negentiende-eeuwse visie waren Smiths boeken tegenstrijdig: ze spraken zelfs van het ‘Adam Smith probleem’.

Niets is echter minder waar. The Theory of Moral Sentiments mag op geen enkel manier als tegengewicht gezien worden van het zogenaamde moraalvrije The Wealth of Nations. Meer zelfs, The Wealth of Nations vindt fundamenteel steun in het veel bredere The Theory. In beide boeken maakt Smith gebruik van hetzelfde samenhangende logische systeem. De opvattingen van The Wealth of Nations zijn als het ware geworteld in het substantiële The Theory of Moral Sentiments.

Wel is het zo dat Adam Smith gedurende de rest van zijn leven aan beide boeken aanpassingen deed. Soms herschreef hij stukken of voegde hij tekst toe, maar fundamenteel wijzigde zijn aanpak nooit. Beide werken zouden zelfs complementair genoemd kunnen worden: ze tonen aan hoe zelfzuchtige menselijke wezens kunnen samenleven op een vredevolle wijze (in een morele sfeer) en op een productieve wijze (in een economische sfeer).

ADAM SMITH LEEFT
MONOPOLIES EN REGULERINGEN
Vandaag de dag storen vele mensen zich aan de dominantie van grote ondernemingen, in het bijzonder de grote multinationale spelers op de markt. Stemmen gaan op om hun macht te beknotten, door het beperkend te reguleren van hun markten. Adam Smith wijst er ons – terecht – op dat monopolies “a great enemy to good management” zijn en waarschuwt ons voor andere gevaren zoals de hoge prijzen die de monopolist kan vragen. Maar Smith wijst er eveneens op dat pas als er iets verkeerd is met die specifieke markt, monopolies of kartels die hoge prijzen kunnen vragen. Pas als de markt werkelijk vrij is, kan deze prijszetting alleen tot stand komen door de unanieme toestemming van elke afzonderlijke handelaar en kan enkel blijven duren zolang die toestemming voortdurend is. Volgens Smith is het bijgevolg niet logisch dat dit monopolie of kartel voor lange tijd blijft bestaan. Hij zegt dat het enkel wetgevende en regulerende maatregelen zijn die de vrije marktwerking kunnen belemmeren en dat monopolies alleen door dergelijke maatregelen hun dominante positie kunnen bestendigen.

Meer dan één antikapitalist heeft zich waarschijnlijk in de handen gewreven bij het lezen van Smiths zin, die stelt dat “people of the same trade seldom meet together, even for merriment and diversion, but the conversation ends in a conspiracy against the public, or in some contrivance to raise prices”. Maar vaak vergeten ze zich af te vragen wat deze meetings in het merendeel van de gevallen mogelijk maakt. Om kort en duidelijk te zijn, regulering. Want door regulering zijn de vertegenwoordigers van dergelijke bedrijven verplicht samen te zitten en collectieve beslissingen te nemen over hoe hun beroep moet worden gemanaged. Hierdoor worden deze ontmoetingen niet enkel waarschijnlijk, maar zelfs noodzakelijk.

Enkele tientallen jaren geleden, was de hamvraag nog of de economie staats- of marktgestuurd moest worden. Sinds de val van het communisme is deze vraag – althans tot op zekere hoogte - beslecht in het voordeel van de voorvechters van een vrije markt. Maar het debat handelt nu over hoe deze private ondernemingen, in de vrije markt, moeten gereguleerd worden. Markant echter is hoe veel van deze reguleringen onbedoelde gevolgen met zich meebrengen. Adam
Smith zelf geeft meerdere uitgewerkte voorbeelden van hoe deze reguleringen schadelijke en gevaarlijke effecten vertonen. Hij vertelt echter niet precies over de manier waarop we deze problemen moeten aanpakken – hij geeft dit mee als een waarschuwing.

BELASTINGEN
Onovertroffen is het citaat van Adam Smith over dat andere probleem, belastingen. “There is no art which one government sooner learns of another, than that of draining money from the pockets of the people”. Hij formuleert enkele basisprincipes die de taxerende instellingen moeten hanteren: belastingen moeten proportioneel zijn, het bedrag moet duidelijk zijn en de betaling ervan moet eenvoudig zijn. Vele landen werken nu met – nodeloos – ingewikkelde, progressieve belastingsstelsels. Deze hanteren allerhande verschillende tarieven en de vrijstellingen zijn eindeloos en gecompliceerd. Een tegemoetkoming aan dit falende systeem zou een vlaktaks kunnen zijn: ieder inkomen wordt met hetzelfde percentage belast en de vrijstellingen worden tot een minimum gereduceerd. Dit wordt nu reeds toegepast in de Baltische Staten, Rusland, Slovakije en andere Oost-Europese landen. Ze zijn daar in staat om meer inkomsten te verwerven, en dit terwijl er lagere belastingvoeten worden gehanteerd.

EUROPEES BELEID
Adam Smith leefde in een periode van mercantilisme. Nationale welvaart werd toen bekeken in termen van de goud- en zilvervoorraden van een land. De import van goederen werd aanzien als schadelijk; dit betekende immers dat een deel van die nationale welvaart moest opgegeven worden om de geïmporteerde goederen te betalen. De export van goederen werd dan weer als bevorderlijk aanzien; het zorgde er namelijk voor dat er meer edelmetalen verkregen werden. Dergelijk protectionisme deed zich ook voor op een lager niveau: steden verboden handwerkers om hun diensten in andere streken aan te bieden en handelaars verkregen van de koning beschermende monopolies.

Smith kwam echter op de proppen met een andere mening. Beide partijen hebben baat bij het drijven van handelen, zolang de toestemming daartoe vrij is. Smith toont aan dat hierdoor de gehele welvaart stijgt en corrigeert de opvatting dat de nationale welvaart bepaald wordt door de hoeveelheid edelmetaal. Het is het totaal aan productie en handel die de maatstaf hoort te zijn, hetgeen we vandaag het bruto nationaal product noemen. Smith rechtvaardigt de vrijhandel en beargumenteert deze in termen van ‘absoluut voordeel’. Pas enkele decennia en David Ricardo later zal er sprake zijn van ‘comparatief voordeel’.

Los van de creatie van de Interne Markt – die terecht één van de meest waardevolle verwezenlijkingen van de Europese Gemeenschap mag genoemd worden – zit politiek Europa nog steeds in de clinch met China over de import van kledingstukken. Doel van de Europese Unie is het beschermen van kledijfabrieken in Italië en Frankrijk, die vaak kleding produceert die soms twintig keer zo duur is als deze uit China. Adam Smith vertelt ons over “that crafty and insidious animal, the politician” die zijn macht gebruikt om de eigen inlandse industrieën aan de concurrentie te onttrekken.

Ondanks recente verbeteringen, zien we hetzelfde terug in het Europees landbouwbeleid, dat ontwikkelende economieën niet toelaat verder te groeien. De tariefbarrières staan haaks op de ideeën van Smith, die meer dan twee eeuwen geleden niet twijfelde aan de gunstige werking van vrijhandel. Beide partijen profiteren van open grenzen, waarbij elke belemmering ethisch noch economisch te verantwoorden valt. Dit is cruciaal voor landen in de derde wereld, die staan te popelen een toekomst uit te bouwen, maar steevast koel worden afgeblokt door deze vormen van protectionisme.

TOT SLOT
In tijden waar regeringen veelvuldig teruggrijpen naar de anticyclische begrotingspolitiek, mag het inzicht en oordeel van Adam Smith zeker niet uit het oog verloren worden. Sterker nog, Smith staat ons toe een degelijk verweer te bieden aan critici die een marktwerking beschouwen als een gegeven waarin moraliteit geen kans krijgt. Het onderliggende verband tussen Smiths hoofdwerken benadrukken de plausibiliteit van de link mark-moraliteit. Daarnaast werden enkele pragmatische voorstellen gedaan die in de lijn liggen van Smiths bevindingen. Ondanks de nu reeds fundamenteel veranderde samenleving, blijft zijn pleidooi onmiskenbaar van deze tijd. Dat de sceptici zich eerst maar eens verdiepen in deze uitstekende en goed opgebouwde werken, want de onzichtbare hand is een zachte hand. ■


Comment op 'it takes two to tango'

Na literatuur van het neo'tje (lange naam 'neohumanisme'), het blad dat uitgegeven werd door lvsv waren er enkele zaken waar ik toch wel een comment of 2 op zou wensen te formuleren. Deze eerste post gaat over de tekst van de voorzitter 'It takes two to tango'. In de tekst beschrijft de voorzitter dat de vaak aanwijsbare problemen in een vrije markt het gevolg zijn van de aard van het menselijk beestje. Persoonlijk denk ik echter dat er op het pleidooi enkele kritische zaken geformuleerd worden, dewelke dat ik hier zal trachten te doen. Dit is natuurlijk niet om een of andere controverse uit te lokken, maar simpelweg om het debat verder aan te zwengelen.

Natuurlijk, in de praktijk worden er transacties gesloten die nadelig blijken te zijn voor één van de partijen. Door de grote informatievoorsprong op hun klanten konden verzekeraars te dure producten verkopen, die de klanten niet gekocht zouden hebben als zij de consequenties beter hadden doorzien. In een vrije markt kan dit echter geen stand houden. Deze transacties gaven de verzekeraars slechts een tijdelijk voordeel, en op langere termijn schade.
Dit eerste punt vind ik niet zozeer verkeerd, maar wel interessant. Het is immers zo dat de vrije markt het probleem van 'asymmetrische informatie' juist als verwijt wordt gebruikt om de onmogelijkheid van verzekeringen af te sluiten. In de normale theorie heeft juist de cliënt een informatievoorsprong op de verzekeraar, waardoor er geen of moeilijk een verzekering afgesloten kan worden. Niet dat ik deze standaardtheorie echt vertrouw - verzekeraars kunnen perfect mechanismen ontwikkelen (dokterscontroles of whatever) om deze risico's te minderen - maar ik vind het wel merkwaardig dat hier het geheel wordt omgedraaid. Ik kan me zelf niet (direct) een voorbeeld geven van een (praktisch) voorbeeld waar er verzekeraars (te) dure producten konden verkopen door een informatievoorsprong - maar daar hoeft het nog niet uit te volgen dat dit per se onwaar is. 'k wou vooral opmerken dat hier de standaardredenering wordt omgedraaid en dat ik dat eigenlijk wel interessant vond. (Het hoeft toch niet altijd negatief te zijn?) De auteur heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat het competitieve proces van vrije toegang inderdaad zorgt dat op de lange termijn zo'n zaken afgevlakt worden; daarom hameren liberalen zo hard op vrije toegang.)

Maar is de overheid dan overbodig? Nee, natuurlijk niet. Markten functioneren alleen als partijen elkaar vertrouwen. En mocht dat vertrouwen beschaamd worden doordat iemand bijvoorbeeld zijn rekening niet betaalt, dan is het goed dat er een onpartijdige instantie is waar men recht kan halen. Een instantie die de nalatige contractant tot naleving van zijn ver plichtingen kan dwingen. In die zin fungeert de overheid als een scheidsrechter bij een sportwedstrijd. Je zou kunnen stellen dat de overheid een vondst is van de vrije markt. Ook is de overheid er om die belangen te behartigen die iedereen aangaan, maar die strijdig kunnen zijn met specifieke deelbelangen van bepaalde private partijen
Ik zou mezelf niet zijn als ik niet een of andere commentaar zou plaatsen bij deze rechtvaardiging van een overheid - vooral omdat ik denk dat een overheid noch op rechtvaardige grond gerechtvaardigd kan worden, noch op structureel duurzame grond. In ieder geval: 'vertrouwen dat beschaamd kan worden' kan altijd, maar volgt daaruit dat de overheid een deus-ex-machina is? Je hebt inderdaad een systeem nodig dat juridisch deftig ontwikkeld is om recht te halen, indien er recht geschonden is, maar waarom zou dit systeem een monopolie moeten zijn (en de mogelijkheid om dit monopolie te misbruiken)? Wat ik ook niet goed begrijp is de gedachte dat er 'belangen zijn die iedereen aangaan' maar die strijdig zijn met 'specifieke deelbelangen van bepaalde partijen'. Je zit in de eerste plaats met een paradox: de beperking van de overheid is ook in de belangen van iedereen, maar de uitbreiding van de overheid kan steeds specifieke deelbelangen laten overheersen. Verder is er niet zoiets als 'belangen van iedereen' in een concrete zin. Iedereen (buiten dan weer machtsgeile psychopaten, moordenaars, vakbonsleiders enpolitici en dergelijke) heeft baat bij een vreedzame samenleving waarbij mensen coöpereren in een sfeer van vrijwilligheid, maar dit is juist alles wat een overheid niét kan doen - door het feit dat ze automatisch en logisch noodzakelijk steunt op geweld. Maar van zodra dat het concreter wordt, zijn er verre van gedeelde en universele belangen. En zelfs als er al belangen zijn die door een groot aantal mensen gedragen worden, betekent dit niet dat mensen niet in staat zouden zijn om hun gedrag zo te coördineren om dit op te lossen. (Of er is in ieder geval niet meer reden dan dat ze in staat zouden zijn om hun gedrag te coördineren om te zorgen dat de overheid dit (goed) tot uiting brengt en niet meer doet dan wat 'nodig' zou zijn.)

Machtsverschillen kunnen tal van oorzaken hebben. Niet iedereen heeft toegang tot dezelfde informatie of hulpmiddelen. Anderen hebben voordelen door het beschikken over speciale talenten. Dit kan leiden tot corruptie, uitbuiting, machtsmisbruik en ander onwenselijk gedrag.
Het probleem dat ik hiermee heb, is dat 'niet dezelfde toegang tot informatie of hulpmiddelen' per se 'uitbuiting' of 'corruptie' of 'machtsmisbruik' betekent. Ik zie ook niet goed in hoe 'speciale talenten' tot deze zaken zou leiden. Een speciaal talent om te corrumperen (en niet bang om dit te gebruiken) leidt inderdaad tot corruptie, maar voor de rest? Verder zijn 'corruptie, uitbuiting en machtsmisbruik' zaken die in een vrije samenleving verboden zijn. Corruptie is contractbreuk, uitbuiting is het onrechtmatig teren op de arbeid van anderen en machtsmisbruik is ook een vorm van contractbreuk (impliciet of expliciet). Dus het is nogal raar dat dit een 'gevolg' zou zijn van de vrije markt; niet anders dan bijvoorbeeld duidelijke diefstal of moord. Dat soort gedrag gaat tegen de regels van een markt in en zijn daar geen uitwas van.



dinsdag 16 maart 2010

Socialisten, arbeidsdeling en vrijwilligheid

Uit een voetnoot uit Het Fundamenteel Rechtsbeginsel: (pg. 307)

"R. L. Heilborner: Marxism: For & Against. New York 1979, HK 5: "“The creation of socialism requires the curtailment of the central economic freedom of bourgeois society, namely the right of individuals to own, and therefore to withhold if they wish, the means of production, including their own labour. The full preservation of this bourgeois freedom would place the attainment of socialism at the mercy of the property owners who could threaten to deny their services to society – and again I refer to their labor, not just to material resources – if their terms were not met.”
Ben ik nu de enige die hierin een zeker totalitair karakter in ziet, in de zin dat mensen niet de toelating hebben om hun arbeid (eender welke hoeveelheid) te weerhouden van de algemene productie? In ons verderfelijk kapitalistisch systeem heb je zelf nog de keuze om geheel of een deel van je arbeid te weerhouden, zolang je maar niemand dwingt om zijn arbeid voor jou op te offeren. Echter, in het socialisme - volgens Heilborner - heb je niet recht ook maar een deel van je arbeid te weerhouden, want dan wordt het socialisme onderhevig aan 'bezitters' - ook de 'bezitters van arbeid'. Jeweetwel: het proletariaat.

Het is hoe langer hoe meer duidelijk dat de 'excessen' van de planeconomie toch niet zo 'onverwacht' of zo 'niet verwant' zijn met het socialisme.

vrijdag 12 maart 2010

Hillary Clinton en ontwikkelingshulp

Van Aid Watch:

(Honorable Mention) WORST half-baked idea for which we have almost no information: “Camcorders for the Congo,” nominated by Laura Seay, Professor at Morehouse College

What: On Hilary Clinton’s tour through seven African countries last August, she announced a $17 million plan to fight sexual violence in Congo during her stop in Goma. According to the NYT’s coverage of the speech, the plan included “supply[ing] rape victims with video cameras to document violence.”

Impact: Unclear, and that’s the point. Unfortunately the USAID does not give further details of the program on their website. We’d need a lot more information to understand exactly who is supposed to benefit from these video cameras, and in what way, especially given that much of the sexual violence occurs in remote areas in which people do not have reliable or affordable access to electricity. For a more-fleshed out description of the potential absurdity of this project, see Laura’s blog, TexasInAfrica, and the Wronging Rights blog.

Who’s responsible: USAID…we think.
Ah, yes: dit zal helpen! Oke, toegegeven; er is niet teveel documentatie bekend van het idee, maar het citaat van Hillary op zich allene al...

Economie 101: prijscontroles

Maximumprijzen leiden tot schaarste (en wachtrijen).

donderdag 11 maart 2010

Waar te beginnen lezen over oostenrijkse economie?

Onderdeel van een mail die ik zonet verstuurd heb.
Een goed (klein) essaytje om te beginnen, is het volgende: http://mises.org/etexts/why_ae.asp. (De auteur is ook een hevige, gefrustreerde libertariër en dat merk je wel wat in zijn stijl enzo. Maar probeer dat wat te negeren; het artikel geeft een goede, eerste weergave van de Oostenrijkse school.)

Als je een goede inleiding (en overzicht) van de Oostenrijkse school wilt, dan zijn er 3 werken die ik je wel kan aanraden, die je naast elkaar kan lezen (als je ze alle 3 leest, is er wel wat overlap, maar het loont wel om ze alle 3 te lezen.) (Tenzij anders vermeld, zijn ze allemaal te koop op www.mises.org/store.)

De eerste is Economics For Real People (http://mises.org/books/econforrealpeople.pdf) die een meer systematische inleiding geeft in hoe de Oostenrijkse school denkt en past dit dan toe. Het is geschreven zodanig dat een 12-jarige het kan begrijpen, maar het loont echt enorm om het op onze leeftijd ook te lezen. (Het is door dat boek dat ik fan ben geworden van de Oostenrijkse school en ik lees nog steeds eens wat stukjes daarin voor als ik wat zaken wil updaten op eenvoudige wijze.) If anything, dan zou ik dat boek aanraden.

Het tweede boek is The Austrian School (http://www.amazon.com/Austrian-School-Market-Entrepreneurial-Creativity/dp/1847207685; helaas niet in de Mises Store en ook niet in pdf te vinden; 'k heb wel een versie, die je altijd wel mag lenen.) http://phaedrus-libertarian.blogspot.com/2009/12/review-austrian-school-market-order-and.html <= Hier heb ik er een recensie geschreven. Het geeft een gecombineerd historisch en thematisch inzicht; is wel wat academischer geschreven, maar nog steeds heel goed verstaanbaar. Het is ook geschreven om duidelijk het contrast te maken met de mainstream.

Het derde boek is An Introduction in Austrian Economics (http://mises.org/books/introtoaustrian.pdf); dit boek is een wat gecondenseerde versie van Human Action (van Mises) en daarom ook zeker een mustread. Het behandelt nog net iets andere onderwerpen (uitvoeriger) dan de andere 2 en tesamen zijn ze dus een globaal goede inleiding.

Deze 3 werken zijn, zoals gezegd, enorm goede inleidingen. Daarna kan ik je altijd nog wat verder helpen als je over specifieke zaken meer informatie wilt - externaliteiten, businesscycle, monopolie, etc. Over al deze onderwerpen zijn er natuurlijk nog meer literatuur, die daar dieper op ingaat.


Hazlitt zijn 'Economics in One Lesson' is ook wel goed (http://jim.com/econ/) maar is veel praktijkgerichter: 'waarom zijn minimumlonen slecht' en al die zaken. Dat staat ook uitgebreid in Economics For Real People, maar One Lesson is een goede samenvatting van een hoop zaken, voor als je dat wilt. Persoonlijk vind ik wel niet dat het goed de essentie weergeeft van de Oostenrijkse school, maar enkel beleidsconclusies (die ook van de mainstream zouden kunnen komen). Het is een leuk liberaal boek, maar om meer te weten over de oostenrijkse school: heel wat minder.

Dat zijn zowat de inleidende basiswerken. Qua 'grotere' werken, heb je dan uitgebreid de keuze. Van Mises is het natuurlijk Human Action (http://mises.org/resources/3250); waarin hij de meest volledige uitwerking van zijn gehele systeem geeft. Aanvullend daarbij is er ook een Study Guide, die het gehele boek een pak eenvoudiger voorstelt (van elk hoofdstuk een summary met de essentie enzo). (http://mises.org/books/humanactionstudy.pdf) Je kan de study guide eigenlijk als boek op zich lezen; je zal dan wel wat van de nuances en dergelijke missen, maar als je niet te veel tijd hebt (of zin om Mises zijn niet altijd even duidelijk taalgebruik zo'n 900 pagina's te lezen), dan is dat zeker een goed alternatief. Wat je ook kan doen, is simpelweg enkele hoofdstukken hiervan lezen. Dan raad ik de hoofdstukken 'Human Society', geheel Deel 3 'economic calculation', 'The Market', geheel deel 5 'Social Cooperation without a market' en 'the welfare principle versus the market principle' aan.

Alweer: mochten bepaalde zaken u specifiek interesseren, kan ik je altijd wat betere/specifiekere tips geven, dan doe ik dat graag. Maar over het algemeen zijn deze hoofdstukken boeiend. Hij spendeert bijvoorbeeld een aantal hoofdstukken aan het uitleggen van de businesscycle; maar tenzij je een expert wilt worden in de businesscycle, is dat mss wat minder interessant.

Een ander goed boek van Mises is 'Socialism'. Het gros van alle inzichten van Mises in zijn andere boeken, staat ook in Human Action, behalve (vind ik) de uitgebreide analyse van socialisme (zowsel economisch als sociologisch). Daarvoor moet je socialism zelf lezen. 'k zou wel aanraden om dit boek pas te lezen als je toch tenminste 1 van de inleidende werken van hier boven hebt gelezen, om de simpele reden dat socialism toch wel niet zo simpel is om te lezen zonder enige vorm van voorkennis van hoe de oostenrijkse school werkt. (Het boek staat sowieso op mises.org, maar 'k vind even geen link.) (Lees zeker het deel over 'destructionism'; ergens tegen het einde.)

Rothbard zijn belangrijkste werk is Man, Economy and State (http://mises.org/rothbard/mes.asp); een uitvoerige uitleg over de fundamenten van menselijk handelen, ruil, geld, kapitaalstructuur, interventie en monopolie. 't is wel redelijk uitgebreid en tenzij dat ge echt een specialist wilt worden, is het toch echt wel veel. Wat je ook kan doen, is hiervan de study guide eens lezen; oke, zaken worden niet zo uitgebreid uitgelegd, maar het geeft wel goed de kern weer. (http://mises.org/books/messtudy.pdf)

Uit Hayek zijn 'Inividualism and economic order' (http://mises.org/books/individualismandeconomicorder.pdf) zou ik vooral het hoofdstuk 'the meaning of competition' willen aanraden. Ook 'Free Enterprise and Competitive Order' is een goed artikel. Ze maken beide goed duidelijk wat de Oostenrijkers concreet bedoelen met 'competitie'. The Use of Knowledge wordt ook vaak aangeraden als goed, maar vind ik persoonlijk iets minder - je moet zelf maar oordelen.

Israël Kirzner zijn boek 'Competition and Enterpreneurship' is eigenlijk ook een belangrijke mustread, maar staat niet integraal online, en zal je dus moeten aankopen (of bij mij lenen). Dat moet je ook zelf maar zien. (Dat boek focust zich vooral op de ondernemer en het concept 'competitie'; het werkt Hayek veel beter uit.)

The Consise guide of economics (http://www.conciseguidetoeconomics.com/) is ook wel een goedje; heel beknopt, maar zeker niet slecht.

Een laatste boek is 'Knowledge and Decisions' van Thomas Sowell. (niet te vinden op mises.org) Die noemt zich niet per se een Oostenrijker, maar het gros van dat boek zou zo door een volleerd Oostenrijker geschreven kunnen worden en is echt zalig in het analyseren van fenomenen in de samenleving. (Een van de meest onderschatte en onterecht niet gekende boeken in de liberale beweging, naar mijn mening.)

Enfin; 'k heb maar wat in het wilde aanraders gegeven; je moet maar laten weten als er bepaalde onderwerpen zijn die je meer interesseren; ik help graag.

dinsdag 9 maart 2010

Open brief van Don Boudreaux

Geniaal. (Bron)

8 March 2010

Mr. Barack Obama
President, Executive Branch
United States Government
1600 Pennsylvania Ave., NW
Washington, DC 20500

Dear Mr. Obama:

CBS radio news this morning ran a clip of one of your recent speeches. In it, you criticize insurance companies because they “ration coverage … according to who can pay and who can’t.”

My first thought was “not exactly; coverage is rationed according to who pays and who doesn’t.” Ability to pay isn’t the same thing as actually paying, and what insurers care about is the latter. Many folks – especially young adults – have the ability to pay but choose not to do so. They get no coverage.

But further pondering of your point leads me to look beyond such nit-picking to see fascinating possibilities. Not only insurers, but all producers who greedily refuse to supply persons who don’t pay should be set aright. Now I’m sure that you don’t ration the supply of the books you write according to any criteria as sordid as requiring people actually to pay for them. But our society is full of people less enlightened than you.

For example, the typical worker rations his labor services according to who pays and who doesn’t. That must stop. Oh, and supermarkets! Every single one rations groceries according to who pays. Likewise with restaurants, clothing stores, home-builders, furniture makers, even lawyers! You name it, rationing is done according to who pays. Indeed, my own county government has been corrupted by this greedy attitude: if I don’t pay my taxes, the sheriff takes my house – effectively booting me out of the county merely because I didn’t pay for its services.

Preposterous!

I look forward to your changing this selfish and unfair system of rationing that for too long now has kept Americans impoverished.

Sincerely,
Donald J. Boudreaux
Professor of Economics
George Mason University
Fairfax, VA 22030

Hoe briljant is dit wel niet?



Over de staat en de ambtenarij

"Er is niets verkeerd aan werken voor de Staat, voor de gemeenschap. Meer nog, het is één van de nobelste zaken die men kan doen op professioneel vlak. Elke poging of elk initiatief om de Staat en haar functionarissen verdacht of als slecht voor te stellen is niets anders dan liberalistisch extremisme met de bedoeling het recht van de sterkste op sociaal-economisch vlak te laten zegevieren en dus een maatschappij te vestigen met sterke dualiteit, wijd verspreidde armoede. Moderne bestuurskunde maakt het perfect mogelijk een zeer performante Staat en overheid uit te bouwen die actief ingrijpt in economie en maatschappij."

Amen, Motherfucker!

Of... toch niet?

Vrijheid als moreel goed

Wat vinden mensen belangrijk? Over het algemeen vinden mensen waarden zoals eerlijkheid, welvaart, genegenheid, moreel handelen, rechtvaardigheid, etc. belangrijk. Kortom: we willen zowel een leven dat ons redelijkerwijze gelukkig stelt, ons redelijkerwijze rijk(er) maakt en dit alles binnen een context die we als rechtvaardig kunnen identificeren. Natuurlijk kunnen hierop uitzonderingen zijn, maar ik denk niet dat ik veel mensen beledig door het op deze manier in het algemeen te formuleren. Het grote probleem is inderdaad niet zozeer deze formulering, maar de manier waarop dit wordt ingevuld. Mensen verschillen van mening over wat rechtvaardigheid, welvaart en geluk is. Sommige mensen beschouwen een nieuw huis of wagen als het geluk, anderen om vaak met de familie op reis gaan. Sommigen denken dat een meer socialistische samenleving degene is die er voor zal zorgen dat mensen hun levensdoelen kunnen vervolledigen, anderen denken dat een meer liberale samenleving dit kan. Het is niet mijn bedoeling om in dit boek te beargumenteren welke concrete visie mensen behoren te hebben op het geluk – ik weet de combinatie van gezin, vrienden, gezelschap, avondjes uit, avondjes thuis, werken, etc. ongeveer een goede combinatie is, maar ik heb niet de pretentie aan te tonen dat dit voor iedereen zo behoort te zijn. Wat ik echter wel zal trachten aan te tonen, is dat individuele vrijheid – zoals liberalen het zien – een belangrijke voorwaarde is in het bereiken van zo’n wereld.

Het is moeilijk om een zuiver moreel pleidooi te geven, vermits velen een (correcte) morele theorie onlosmakelijk verbinden met een theorie die tegelijkertijd zorgt voor meer welvaart en/of welzijn. Ik ken maar weinig mensen die zeggen: ‘mijn theorie is moreel superieur, maar zal uiteindelijk zorgen voor collectieve armoede’. Er bestaan sommige versies van mensen die zeggen: ‘mijn theorie is moreel dubieus, maar zorgt wel voor collectieve rijkdom’, vooral in het meer liberale spectrum. Ik denk dat die laatste fout zijn: het liberalisme is (in de eerste plaats) een morele filosofie, die een visie heeft op hoe mensen met elkaar behoren om te gaan (en hoe dit niet behoort). De liberale visie is niet alleen belangrijk omdat het ruimte schept voor economische welvaart en welzijn – dat doet het ook, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen aantonen – maar is dus ook belangrijk omdat het ruimte creëert voor menselijke autonomie, solidariteit en gemeenschapsgevoelens.

Het startpunt van het liberalisme, is het individu – en het is hier dat al veel mensen zich verliezen in een verkeerd begrip van wat er wel en niet gezegd wordt. Het punt is immers niet dat er alleen maar individuen zouden zijn, eerder integendeel. Het punt is dat het individu een handelende actor is, binnen structuren en groepen, en dat deze structuren en groepen de verzameling is van hoe individuen handelen. Groepen kan je maar begrijpen door te verwijzen naar de individuen en hun handelingen die daar deel van uit maken. Dit is wat we ‘methodologisch individualisme’ noemen; het besef dat alle collectieve begrippen maar zinnig zijn met de referentie naar de individuen die daar een deel van uit maken. Elke groep is een verzameling individuen die op een bepaalde manier zich tot elkaar verhouden.

Verwant met een gebrekkig begrip van het individualisme zoals liberalen het zien, is de aanklacht dat we te maken hebben met een atomair individualisme; mensen zouden, volgens liberalen, niet meer zijn dan losse atomen die zich enkel toevallig tot elkaar verhouden. Niets is, natuurlijk, minder waar. Voor liberalen zijn mensen handelende, actieve wezens (met alle gebreken die mensen kunnen hebben) die slecht en goed kunnen zijn (en meestal een combinatie van beide zijn). In deze hoedanigheid interageren mensen met elkaar; sommigen al wat meer (mensen in New York) dan anderen (kluizenaars). Mensen moeten opgegroeid zijn in een wereld met referentie naar andere mensen om op redelijk wijze te kunnen functioneren in een wereld. Het grote punt echter waar we belang aan hechten, is dat mensen soevereine individuen zijn: zij hebben uiteindelijk beslissingsrecht over zichzelf.

Dit komt voort uit het feit dat mensen feitelijk soeverein zijn: x kan niet de oordelen, beslissingen, handelingen van y stellen en vice versa (zonder de persoonlijkheid van x te vernietigen, in ieder geval.) Y kan trachten x te beïnvloeden, overtuigen, verleiden, etc. maar kan niet voor x in zijn geheel kiezen; uiteindelijk is het x die de volgende handeling moet stellen over zichzelf. Het is waar dat hier niet uit moet volgen dat x over zichzelf behoort te mogen oordelen; het punt is echter: indien niet x, wie dan wel?

Het punt dat liberalen maken is dat er geen enkel duidelijk argument is om te zeggen dat iemand anders dan x over x zou mogen beslissen: niet de staat, niet de ouderen, niet de gemeenschap, niet y, etc. Mensen hebben het recht om over zichzelf te oordelen, omdat er niemand anders is die kan claimen dat hij over iemand anders zou mogen oordelen. Alweer: natuurlijk mag je proberen anderen te overtuigen met argumenten, opdat hij zou kiezen om de keuze die jou het beste lijkt uit te voeren, maar de soevereiniteit van de beslissing blijft wel bij hem gelegen.

Het lijkt misschien een rare tautologie om te stellen dat alleen x over x mag beslissen – inderdaad: y kan niet over x beslissen. Echter: hier volgen wel enkele (liberale) principes uit over hoe mensen behoren te interageren. Het belangrijkste punt hierbij is dat je andere mensen niet mag dwingen (of dreigen te dwingen) om bepaalde handelingen te stellen. Immers: indien mensen over zichzelf behoren te beslissen, behoren jij hen de middelen niet onmogelijk te maken om over hen te beslissen. Indien x zelfbeschikking heeft, dan is het onrechtvaardig van jou om zijn arm te breken, daar je op die manier een beslissing voor hem maakt (namelijk de kwestie of zijn arm wel of niet gebroken behoort te zijn). We noemen dit soort handelingen jegens andere personen dan ook onrechtvaardig – en hier is eigenlijk niet veel controversieels meegezegd. We leven niet meer in een wereld waar de meeste mensen geen graten inzien met het breken van iemand anders zijn arm: het gros van ons vindt dit inderdaad onrechtvaardig.

Het grote verschil tussen liberalen en anderen, ligt hem dan ook niet in de visie op zelfbeschikking, maar ligt in de visie op private eigendom. Voor alle andere filosofieën is eigendom een contingent iets, dat geen echte rechtvaardigheid heeft – hoogstens een instrumentele rechtvaardigheid dat bij bezwaren van een ‘hogere’ of ‘belangrijkere’ orde uit de weg geruimd kan worden.

Een historische opmerking is hier bij op zijn plaats: vele liberalen hebben zelfs ook maar uitsluitend ‘utilitaristische’ argumentaties voor vrijheid en eigendom gefabriceerd. Er is inderdaad iets waar in het feit dat private eigendom (en de liberale principes van interactie) een wereld mogelijk maken met meer welvaart en welzijn. Maar een tegenargument is dat het waarschijnlijk niet altijd waar is dat een zuivere aanvaarding van liberale principes de meest perfecte van alle werelden creëert. (De vraag is echter: moeten we niet altijd voortgaan op algemene principes, omdat je nooit zeker kan zijn of een afwijking beter zal zijn? Derhalve ga je altijd maar voor de algemene regel, omdat je weet dat die in het merendeel van de gevallen beter zal zijn (daarom niet altijd), want je kan niet weten in welke bepaalde gevallen hij het niet goed zal zijn.)

We zullen ons echter niet vertrouwen op puur utilitaristische gronden – alhoewel we in het volgende hoofdstuk zullen trachten uit te leggen waarom de rechtvaardigheidsprincipes die we hier trachten uit te werken wel degelijk een (hoofdzakelijk) wenselijke wereld kunnen creëren. (We zullen daarbij trachten ook aan te tonen dat dit samengaan geen toeval is, maar noodzakelijk volgt uit het feit dat we methodologisch consequent zijn, in zowel morele als economische theorie.)

We herhalen het feit dat de mens een handelende actor is, met redeneringen, gedachten, beslissingen, etc. Mensen oordelen over zaken en geven daar waarde en betekenis aan. Mensen zijn teleologische wezens, in die zin dat hun aanwezigheid in de wereld gericht is op doelen te bereiken door middelen te gebruiken. In groot contrast staat de plantaardige of fysische wereld, waar processen elkaar op logische en natuurwetmatige grond opvolgen. Mensen daarentegen zijn wezens die interageren met hun omgeving, die zaken interpreteren en trachten te begrijpen. Het is ook hier dat we andere mensen op een fundamenteel andere manier trachten te begrijpen dan de fysische en natuurlijke wereld. Een steen die ergens is geraakt, zullen we doorgaans niet trachten te begrijpen in termen van ‘hij wou hier komen’, indien we een mens ergens tegenkomen, doorgaans wel.

Het is door dit evaluatieve proces van mensen dat er zo’n zaken ontstaan als ‘middelen’, die anders zijn van louter ‘dingen’. Een ding is een objectief gegeven feit in de natuur, los van de betekenis die een mens daaraan geeft. Het is maar als mensen deze dingen beginnen te gebruiken, worden ze een middel in de wereld van mensen. Alle middelen hebben een eerste actor nodig, een eerste individu (of verzameling individuen) die dat middel uit de objectieve wereld binnenbrengt in de subjectieve wereld van menselijke plannen en interactie. Het is derhalve een fictie om te spreken dat wereld aan de mensheid als geheel ‘gegeven’ is en dat er een soort van ‘algemene verzameling’ van middelen is, waaruit we kunnen nemen. Er is een wereld, waar mensen betekenis aan geven door zaken daaruit te halen om te incorporeren in hun levensplannen, gebaseerd op hun vermogen om te denken en te handelen.

Het is deze eerste actor (of actoren), die het middel creërt door het uit te wereld van middelen te halen, die eigendom verwerft over dit middel. Hij incorporeert dit middel in zijn levensplan over hoe de wereld behoort te zijn. Net zoals mensen hun eigen lichaam gebruiken – en we het onrechtmatig vinden indien we dit lichaam tegen de toestemming van hij die dit lichaam rechtmatig controleert in trachten te gebruiken – op een gelijkaardige wijze hanteren mensen deze middelen. Het is daarbij dus niet relevant dat deze middelen geen onderdeel zijn van de fysieke constitutie van deze individuen; het is enkel relevant dat deze middelen (net zoals het fysieke lichaam) een onderdeel zijn van het levensplan van het individu in kwestie. Net zoals bij het fysieke lichaam is niet zozeer de vraag ‘waarom mag x daarover beslissen (als eerste actor)’, maar wel: waarom zou iemand anders buiten x daarover mogen beslissen?

Stel dat x bezig is met zijn huis in te richten, waarom zou y ineens langs mogen komen om wat spullen van x weg te nemen, voor y zijn eigen huis? Stel dat x voor het eerst een stukje land bewerkt, waarom zou iemand anders uit het niets ineens over dit stukje land mogen beslissen?

In elk geval: indien iemand anders (y) daarover wenst te beslissen, heeft hij 2 mogelijkheden. Hij kan x trachten te overtuigen om het middel in kwestie op te geven of af te staan aan hem. Hiermee is er niets verkeerd: dit betekent immers dat je x zover kan krijgen dat hij zijn levensplan op 1 lijn zet met jouw levensplan en jou oordeel belangrijk genoeg vindt om daar over te beslissen. Een andere mogelijkheid is om het simpelweg te nemen, maar dit is natuurlijk geen optie: we hebben dan een meningsverschil over wiens levensplan gerespecteerd moet worden: x of y.

Beide individuen (of groepen van individuen) behoren dan redenen te geven over waarom zij met het desbetreffende middel zouden mogen doen wat ze wensen te doen. Maar de kwestie van rechtvaardigheid wordt hier niet opgelost, aldus de liberaal, door te kijken naar wie mensen kan overtuigen van ‘mijn doel is voor jouw belangrijker dan zijn doel, dus ik moet kunnen doen wat ik wens te doen’, maar over wie het recht heeft om daarover te beslissen. Aan wie behoort het desbetreffende middel? Het is moeilijk om iets anders te antwoorden dan de oorspronkelijke actor zelf in zo’n geval – ik zie in ieder geval geen reden dat iemand anders buiten de actor het recht heeft daarover te beslissen.

Er moet overigens benadrukt worden dat actor zeker niet alleen op individuen slaat: het concept private eigendom is niet identiek aan het concept individuele eigendom. (Private eigendom kan individueel zijn, maar hoeft dit niet.) Een groep mensen die samen een veld (voor het eerst) bewerken of die samen hun geld poelen om een organisatie op te richten, zijn samen eigenaar van het veld of de organisatie – en mogen intern kiezen op welke manier ze hun eigenaarschap en de controle die daarmee gepaard gaat inrichten. Het punt is echter dat ook deze collectieve eigendom een vorm van private eigendom is, want deze welbepaalde groep mensen hebben samen het recht om derden (die niet in de groep zitten) uit te sluiten van hun veld of organisatie (mochten zij dit wensen).

Op deze manier komt het concept van eigendomsrecht tot stand: individuen die een (rechtmatige) controle hebben over welbepaalde middelen, ongeacht van hoe anderen daarmee zouden wensen om te gaan.

Comment op vaderschapsactie van animo

Naar aanleiding van internationale vrouwendag, heeft animo een actie om te pleiten voor een uitgebreider vaderschapsverlof (?).

Intrigerend aan hun argumentatie is het volgende:
De optrekking van het vaderschapsverlof komt ook de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt ten goede. Vrouwen worden nog steeds door werknemers gediscrimineerd omwille van zwangerschap. Hoe kleiner het verschil in afwezigheid door geboorte tussen vrouwen en mannen, hoe minder reden om vrouwen, onterecht overigens, te benadelen.
De traditionele redenering is immers de volgende: indien je wetgeving installeert dat vrouwen (betaald) zwanger- of moederschapsverlof krijgen, zullen werkgevers met deze extra kost rekening houden, waardoor vrouwen systematisch net iets minder loon zullen hebben (groter risico) of simpelweg niet aangenomen worden. (Indien je dat moeilijk gelooft: beeld je in dat per zwanger kind de werkgever 5 jaar betaald verlof moet geven. Hoeveel jonge, pas getrouwde vrouwen met een uitgesproken kinderwens zullen dan nog aangenomen worden? Als het aantal maanden dat ze betaald op verlof mogen, kleiner is, is het effect kleiner, maar de essentie van het effect blijft wel hetzelfde.) Animo heeft het nogal eenvoudig om dit 'onterecht' benadeeld te noemen - ik vraag me af in welke mate zij last hebben van enkele maanden een loon uit te betalen zonder dat je daar iets voor terug krijgt - maar vanuit het standpunt van de werkgever is dat nogal begrijpbaar. (Misschien iets meer naar de leefwereld van jongeren die nog niet op de arbeidsmarkt zitten te trekken: stel u voor dat als je favoriete café sluit omdat de eigenaar een kind heeft en je nog steeds het bedrag dat je normaal zou uitgeven op café moet geven aan hem, onafhankelijk of je daar iets voor terug krijgt: de essentie is exact hetzelfde. Zou jij dan ook klagen over 'onterechte' discriminatie van jouw kant als je meer naar het café gaat van het oude getrouwde koppel dat geen kinderen meer wilt in plaats van naar het café van het jonge koppel dat maar bezig zit over zwangerschap en kinderen?)

Wat animo echter eigenlijk doet, is inderdaad vrouwen en mannen gelijk maken, door ook de mannen minder kansen te geven op de arbeidsmarkt - hoe vriendelijk van hen! Inderdaad: als mannen en vrouwen gelijk ouderschapsverlof zou krijgen, dan hebben beide geslachten inderdaad hetzelfde nadeel. Wie hiervan profiteert: alleenstaanden (mannen en vrouwen), ouderen (die geen kinderen meer wensen/waarschijnlijk zullen krijgen), etc. In ieder geval: jonge, getrouwde koppels zullen beide benadeeld worden - het is toch niet dat ze het geld nodig hebben, he.

Zelfs als jonge, getrouwde koppels helemaal niet van plan zijn om deze verlofdagen te wensen, of zelfs als ze niet van plan zijn kinderen te nemen, of zelfs als ze vinden dat de man beter zou gaan werken, ... Los van alle persoonlijke preferenties van de jonge koppels zelf, zal het plan van animo hen minder opties geven dan ze anders zouden zijn, omdat animo - indien dit wet zou worden - de kosten om 1 of beide leden van een jong koppel aan te nemen, hierdoor systematisch verhoogd worden.

Misschien dat inderdaad sommige koppels hiervan zullen profiteren - alhoewel de kans groot is dat dit meegerekend wordt in het loon dat een of beide partners krijgt - maar er zullen er ook zijn die hierdoor (nog) moeilijker werk vinden, (nog) lager loon zullen krijgen, etc. Het grote probleem is immers dat dit voor iedereen zal gelden, ongeacht of men dit nu wilt of niet. In plaats van dat mensen hun eigen levenspad trachten in te richten met de mogelijkheden die er zijn, vindt animo het nodig dat er beslissingen voor iedereen gemaakt worden. Beslissingen die kosten hebben, die mensen misschien niet liever zouden maken indien ze de keuze zouden hebben.

Het lijkt inderdaad mooi van animo - 'oh, vaders moeten ook bij hun kinderen kunnen blijven!' - maar staan volgens mij niet stil bij de gevolgen die redelijkerwijze voorspelbaar zijn indien dit soort wetgeving er door komt. Ach, uiteindelijk is het toch altijd de schuld van de vrije markt, niet waar?



Sociale voorzieningen; enkele argumenten

Zonet kwam ik enkele argumenten tegen om te pleiten dat de sociale zekerheid door de overheid beheersd moet worden. Het is niet zozeer dat de argumenten nieuw zijn, maar wel omdat ze redelijk zonder emotionele punten worden geuit, als ook dat het veel gehoorde argumenten zijn, dat ik ze toch even zou wensen te bespreken. (De persoon is overigens zelf ook niet blind voor de problemen die de (Belgische) sociale zekerheid heeft en staat zeker over voor verbetering daar. Verder zal ik ook proberen om een zo positief mogelijke interpretatie te geven van wat hij zegt, zeker gegeven dat hij zelf zegt dat het weerlegbare argumenten zijn en dat hij zijn argumenten versimpeld voorstelt.)
Waarom is een SZ best een overheidsdienst? (en nu betreden we het pad der weerlegbare argumenten) Een beetje versimpeld:
Als je SZ in handen van 'de private ondernemingen' legt, zullen deze in de eerste plaats naar winst streven voor hun aandeelhouders/om hun voortbestaan te verzekeren, ze zullen minder naar SZ voor hun 'klanten' an sich streven. Hoe doen ze dat?
Stel, even, dat dit argument een goed punt is, dan is zijn punt in weze een principal/agent probleem. Toegegeven; dit zou kunnen bestaan, maar dan moeten er toch wel enkele zaken opgemerkt worden. Ten eerste: indien een principal-agent probleem een fundamenteel bezwaar is, dan moet dit a fortiori ook gelden voor de overheidsdienst: daar is de sociale zekerheid niet in de eerste plaats afhankelijk van de fondsen van de cliënten, maar van inkomsten via de overheid, beheert door politieke organen. Als we zeggen dat de beste principal-agent relatie is wanneer de cliënt het best bedient wordt door de producent, en als dit een probleem is in de markt, is dit a fortiori ook in een overheidsorgaan, vermits je daar (als 'consument') maar controle over hebt in je capaciteit als kiezer. In een privé-onderneming heb je simpelweg je eigen geld waarover je mag beslissen: als de organisatie in kwestie je niet (meer) aanstaat, dan geef je daar geen geld aan. Het argument hierboven is dus een typisch argument tegen vrije markt organisaties in het algemeen: 'ze willen alleen maar winst maken, en kijken daarom naar de aandeelhouders en niet naar de cliënten!' Ik wil natuurlijk niet zeggen dat dit nooit zo is, maar de essentie van het verhaal blijft: een organisatie die niet door de overheid gesubsidieerd of regelrecht gecontroleerd wordt, is afhankelijk dat mensen ('clienten') vrijwillig hun geld geven aan deze organisatie. Mensen zullen doorgaans alleen maar geld geven aan een private verzekeraar (of hospitaal of dokter of whatever) als ze vinden dat ze waar daarvoor krijgen. Natuurlijk wil ik niet zeggen dat deze connectie perfect werkt, maar ik denk niet dat het zo dogmatisch is om op te merken dat deze connectie doorgaans wel zorgt voor een bepaalde controle. (Nu kunnen we discussiëren over de mate van deze controle en hoe effectief die is, maar onthou dat het dan wel een comperatieve analyse moet zijn: ik doe geen uitspraken over het absolute karakter van de controle die een 'consument' kan hebben (in dit geval op zijn verzekeraar), maar ik denk wel dat deze controle comperatief beter is dan de controle die je kan hebben als 'kiezer' op de producent (dus de verzekeraar, dus de overheid). Natuurlijk kan je beweren dat de overheid het altijd goed meent en dat er daarom geen enkel probleem is qua controle, maar empirisch gezien (de persoon gaf zelf de problemen in België toe) zijn er toch wel degelijk wat betaalbaar- en duurzaamheidsproblemen met collectieve sociale zekerheden.
Het punt is dus: 'winst maken' en 'cliënten dienen' gaan over het algemeen te samen: geen enkel bedrijf kan systematisch cliënten het gevoel geven ze werkelijk in het zak te zetten; dat is echt geen goede strategie.
Een ander punt is misschien dat ondernemingen inderdaad (misschien) niet per se 'hun cliënten willen dienen', maar is dit zo relevant? Het hele punt van liberalen is net dat een marktmechanismen er voor zorgen dat zelfs als mensen zuiver egoïstisch zijn, zaken moeten doen/produceren waar anderen iets mee zijn (en dus hen voor wensen te betalen) er productieve welvaart is voor iedereen. (Natuurlijk zijn niet alle mensen zuiver egoïstisch en zorgt de aanwezigheid van solidariteit voor een nog wenselijkere samenleving, maar als het gaat over de grote, ingewikkelde en uitgebreide interacties die nodig zijn om een hoog productieve economie zoals die vandaag in de Westerse wereld te onderhouden, lijkt het me beter om over het algemeen uit te gaan dat mensen in het algemeen meer geven om zichzelf en hun naaste omgeving dan om de anonieme derde. Ik betrouw eerder een systeem dat verbetert wordt als mensen solidair zijn (maar uitgaat van over het algemeen een zeker egoïsme) dan een systeem waarbij solidariteit noodzakelijk zou zijn om überhaupt te functioneren - als je begrijpt wat ik bedoel.)
Er zijn drie mogelijkheden om winst te behalen. Ofwel door duurder te zijn dan een RSZ, die wel break-even moet draaien, maar geen overschot, geen winst najaagt. Dit gebeurt thans in de VS (waar (ondanks het feit dat velen niet verzekerd zijn) er per persoon aan gezondheidsverzekeringen meer uitgegeven wordt dan aan sociale zekerheid dan in België, een direct vb uit men omgeving: men broer verdient er netto dubbel zoveel als in België, maar moet wel twee derde van z'n loon betalen om alle verzekeringen te betalen. (En hij is dan nog kerngezond.))
Hiermee zijn er enkele problemen. De meest belangrijke is de assumptie dat we het hier over een ceteris paribus vergelijking gaat. Het is immers niet zozeer dat een 'vrije markt sociale zekerheid' of een 'sociale zekerheid door de overheid gecontroleerd' identieke organisaties zijn, die op exact dezelfde manier functioneren, waarbij het enige verschil is dat de vrije markt organisatie bovenop hun kosten, ook nog eens wat winst willen maken. Indien dat het enige verschil is tussen een vrije markt organisatie en een sociale zekerheid door de overheid gecontroleerd, dan was er misschien een goed argument om het door de overheid te laten controleren - net zoals elk ander bedrijf, in feite. Dit argument is een concrete toepassing van een vaak gehoord argument: 'de overheid moet x doen, want als de overheid het doet, moet het geen winst maken en dus kan het dat goedkoper dan een privaat bedrijf'. Ik wil niet ingaan op de kwestie of dit altijd en overal zo is, maar ik wil wel opmerken wat dit argument negeert, zijnde de totaal andere manier waarop overheidsbedrijven en private organisaties functioneren; vooral de manier waarop hun inkomsten worden verzorgt. In het algemeen moeten private organisaties (die geen subsidies krijgen) trachten mensen te overtuigen om hen fondsen te geven. Over het algemeen doe je dat dus (in het geval van sociale zekerheid) door hen te overtuigen dat jij hen een sociale zekerheid kan geven, als ze bij jou blijven (of het nu sparen is voor werkloosheid, of verzekeringen, of whatever). Een redelijke manier om dit te doen, is effectief te zorgen dat cliënten tevreden zijn, er geen zaken uitlekken dat je je misdraagt bij schadeclaims, etc. Een ander proces dat aanwezig is bij een private organisatie - en noodzakelijkerwijze afwezig bij een overheidsbedrijf of -monopolie - is concurrentie die er voor zorgt dat je manieren moet zoeken om goedkoper/efficiënter te produceren. In tegenstelling tot wat soms beweert wordt, moet dit natuurlijk niet altijd 'minder kwaliteit' betekenen - alhoewel het misschien perfect mogelijk is dat mensen in een privaat systeem iets minder verzekering (en dus meer risico) willen nemen; iedereen behoort dat voor zichzelf uit te maken, naar mijn mening.
Verder negeert de persoon ook de (mogelijke) tendens in overheidsorganisatie om (kleine) verliezen te maken: overheidsorganisaties (zeker in de sociale zekerheid) zullen zelden 'minder' geld krijgen als ze hun job niet goed doen, integendeel. Natuurlijk kan er al eens 'bespaart' worden, maar er is geen systematische drive om te verbeteren op manieren dat de cliënten/zieken wensen, of in ieder geval niet zo direct. (Herinner u het vorige aangehaald principal-agent probleem; dat speelt ook hier mee.)

De statistiek van 'er wordt meer uitgegeven' heb ik al vaak gezien, en zal waarschijnlijk wel kloppen. Wat echter niet klopt, is zijn stelling dat dit 'ondanks' dat er zoveel onverzekerden zijn: mensen die niet verzekerd zijn, kunnen vaak genoeg simpelweg geholpen worden door medicare en medicaid - de gigantische federale overheidsbureaucratiën om de ouderen en de armen te helpen. En dan heb je, natuurlijk, nog alle sociale zekerheden op het niveau van de afzonderlijke staten. Het is waar dat er geen allesomvattende federale sociale zekerheid is in de USA - maar dat betekent zeker niet dat op het niveau van de staten dit niet zou bestaan; iets dat veel mensen vaak vergeten. De USA is geen monoliet blok - integendeel. Heel veel van de sociale bevoegdheden (en overheidsuitgaven en regulering) zitten ook op het niveau van de staten.
Een ander iets dat opgemerkt moet worden, is dat de USA helemaal geen 'vrije' markt is op het vlak van verzekeringen, maar een uitvoerig gereguleerde. Natuurlijk niet gereguleerd op maat van de consument - wat had u verwacht? Als beste voorbeeld kan je het HMO-systeem aanhalen; een federaal verplichte 'private' verzekering voor werkgevers over hun werknemers. Natuurlijk staan mensen hier, hier voor te springen ('verplichte verzekeringen; dat is toch positief?') maar laten we duidelijk zijn dat het daar toch nog niet zo positief is. We kunnen zeuren op de USA zoveel we willen, vanuit alle ideologische hoeken, maar het is simpelweg niet waar dat het daar een ongereguleerd vrije samenleving is op het vlak van sociale zekerheid)(noch op enig ander vlak, for that matter).

Overigens: 2/3de van een dubbel zo hoog loon, betekent dat je nog altijd meer overhoudt dan de helft af moeten geven van de helft van je loon - voor een kwaliteit die overigens wel degelijk een serieus pak hoger is dan in België. Iedereen kent wel de bekende statistiek van de WHO, waarin de USA ongeveer 35ste staat. Lord and behold: de reden is niet dat de USA een lage kwaliteit heeft - de USA heeft de beste gezondheidszorg ter wereld: er is geen land ter wereld waar je liever verzorgd wordt dan in de USA, over het algemeen bekeken - alleen dat de kostprijs inderdaad ook hoger ligt. (De USA scoort zo laag omdat het veel kost en niet omdat de kwaliteit zo laag zou zijn.) Laten we hierbij onthouden dat de kostprijs in de USA grotendeels zo hoog ligt door, inderdaad, de uitgaven van medicare en medicaid, moeten we toch al eens gaan beginnen nadenken over hoe slecht of goed het daar nu eigenlijk is. (Laten we ook niet vergeten dat de USA een verleden (en heden) heeft in zowat alle takken van de economie, en zeker in die van social security, om private - 'for profit' - bedrijven te subsidiëren, zonder al te veel echte controle. Ik kan wel begrijpen dat er dan al eens niet teveel kosten dalingen gebeuren, niet waar?
Een tweede mogelijkheid om winst te maken, aantrekkelijker, want ze maakt het bedrijf minder duur, en omdat bedrijven door competitieregels gedwongen worden steeds te proberen goedkoper dan hun concurrent te zijn, is door sommige 'klanten' eenvoudigweg niet uit te betalen (als bedrijf betaal je nu eenmaal liever een goede jurist 5000 dollar om te zoeken naar een achterpoortje in het contract, dan effectief 50.000 dollar opnamekosten aan een oud vrouwtje te moeten uitbetalen dat mogelijks toch binnen de 3 weken sterft, of ze heel haar leven braaf betaald heeft of niet kan een bedrijf geen reet schelen.)
Hierbij moet er ten eerste opgemerkt worden dat de private bedrijven in de USA njet, nada, noppes winst maken door dit soort acties. Die bedrijven maken winst door het geld, dat ze uit de poel overhouden, te investeren en daarop een return te krijgen. Het laatste wat je dus moet gaan doen is zorgen dat je slechte publiciteit krijgt door dit soort zaken. (Zou jij bij een bedrijf blijven waarvan herhaaldelijk bekend is dat ze dit soort fratsen uithalen?) Verder: dit is eigenlijk geen kritiek op de werking van de vrije markt, om de simpele reden dat in een vrije markt het behoort dat je je contracten naleeft. Als dat oud vrouwtje een (terechte) claim heeft, dan behoort dat bedrijf uit te betalen. Indien ze dat niet doen, dan zijn ze criminelen en behoren ze als dusdanig vervolgd te worden. Wat hij eigenlijk doet, is dus een kritiek uiten op de vaak gebrekkige juridische opvolging, noodzakelijk om te kunnen spreken van een vrije markt. Dat is waar en ook de USA (net zoals geen enkel land) is daar verre van perfect in, maar is moeilijk een kritiek op een markt as such. Verder moet hier ook wel bij begrepen worden dat deze kritiek ook op de overheid as such van toepassing is; de overheid betaalt ook niet 'alles' terug en doet, effectief, aan rantsoenering om kosten te drukken. Het is (misschien) een empirische vraag wat het ergste is, maar om zomaar aan te nemen (zoals de persoon in kwestie lijkt te doen) dat de overheid niet met zo'n probleem zou zitten, lijkt mij sterk. Om dit laatste probleem te illustreren: hier.

Medicare, denied medical claims at nearly double the average for private insurers: Medicare denied 6.85% of claims. The highest private insurance denier was Aetna @ 6.8%, followed by Anthem Blue Cross @ 3.44, with an average denial rate of medical claims by private insurers of 3.88%

In its 2009 National Health Insurer Report Card, the AMA reports that Medicare denied only 4% of claims—a big improvement, but outpaced better still by the private insurers. The prior year’s high private denier, Aetna, reduced denials to 1.81%—an astounding 75% improvement—with similar declines by all other private insurers, to average only 2.79%.

Ik zou dus zeggen: vooraleer je de 'decline'-card trekt, dat je toch oppast dat de overheid niet in hetzelfde bedje ziek is.

Verder moet er opgemerkt worden dat je niet 'goedkoper' wordt door cliënten slecht te behandelen. Het zou zijn alsof Aldi in het kader van de actie 'nu nog goedkoper' zou afkomen met welbepaalde voedselpakketen die je dan maar moet komen halen, zonder keuzevrijheid. Kans is groot dat de overheadcost van Aldi dan inderdaad nog naar beneden gaat, maar het is maar de vraag of mensen dit zouden pikken. Het is waar dat het oud vrouwtje misschien niet de mogelijkheid heeft om te protesteren en ik wil ook niet beweren dat er zo geen gevallen zijn; wat ik wel beweer is dat het helemaal niet duidelijk is dat dit een groter probleem zou zijn voor een vrij systeem dan voor een overheidsgecontroleerd systeem en dat is de claim die je moet proberen hard te maken - het lijkt me duidelijk dat dit niet gebeurd is.
Een derde mogelijkheid is door "efficiëntie", het besparen op sommige deelgebieden, of verbeteren en goedkoper maken van processen, eveneens gedreven door de onderlinge competitie tussen bedrijven. Deze drang naar efficiëntie zou minder aanwezig zijn bij overheidsdiensten. De realiteit is dat de meeste RSZ diensten in Europa beter en goedkoper werk leveren dan privébedrijven in de VS. De praktijk spreekt de theorie maw zwart op wit tegen.
Dit laatste punt is natuurlijk moeilijk te weerleggen, daar ik geen idee heb naar welke 'realiteit' deze persoon het heeft. 'k ken geen studies die dit beweren, dus het is nogal moeilijk om deze studies te bespreken/te aanvaarden/te duiden, etc. Het spijt me ook voor de persoon in kwestie, maar ik zal hem ook niet zuiver op zijn autoriteit aannemen.