maandag 7 juni 2010

Liberalisme in 15 argumenten

1. Eigendom als logisch gevolg van zelfbeschikking
2. Fundamenteel onderscheid tussen ‘dwang’ en ‘vrijwillige coöperatie’.
3. Het marktproces is een coördinerend mechanisme
4. Het marktmechanisme is niet perfect, maar heeft zelf corrigerende tendensen.
5. Belastingen en reguleringen reduceren de welvaart voor iedereen
6. Politieke besluitvorming is een slechte manier van besluitvorming
7. Wat van jou is, daar zorg je voor. Wat van niemand is, daar wordt slecht voor gezorgd.
8. Decentraliseren van morele verantwoordelijkheid en bevoegdheid zorgt voor meer moreel gedrag.
9. Een vrije samenleving laat een pluralisme aan levensstijlen toe
10. Subsidieer je zaken, dan krijg je er meer van. Belast je zaken, dan krijg je er minder van.
11. De overheid is ook maar een organisatie; met middelen die ze eerst bij mensen moet gaan halen.
12. De stabiliteit van eigendom en de vrijwillige overdracht van middelen is fundamenteel voor een samenleving.
13. De samenleving of ‘economie’ moet niet beheerd worden.
14. De Hobbesiaanse angst is onterecht.
14. Alleen processen die de grootste mogelijk vrijheid laten aan mensen, kunnen op termijn voor welvaart en geluk zorgen. Er is geen finaal eindutopie.


1. Eigendom als logisch gevolg van zelfbeschikking

“Eigendom als logisch gevolg van zelfbeschikking.” Is het eerste en, waarschijnlijk, het meest fundamentele. Zoals je zal merken hebben alle argumenten een logische connectie; het is geen verzameling ad hoc argumenten, maar een geïntegreerd geheel.

Het fundamentele startpunt voor het liberalisme is de individuele zelfbeschikking. Maar als we als individu in de wereld wensen te handelen, als we onze oordelen in de wereld willen laten gelden, hebben we materiële voorwerpen nodig. Daaruit volgt het eigendomsrecht; als een fundamenteel gevolg van onze zelfbeschikking.


2. Fundamenteel onderscheid tussen ‘dwang’ en ‘vrijwillige coöperatie’.

Het tweede argument is dat er een fundamenteel onderscheid is tussen ‘dwang’ en ‘vrijwillige coöperatie’. Als een dief met een geweer naar je wijst en vraagt om je portefeuille, dan is dit dwang. Als jij met anderen naar de cinema gaat, bij een winkel iets koopt of ergens gaat werken in loonarbeid is dit vrijwillig. Vrijwilligheid versus dwang zijn de 2 fundamentele manieren waarop er omgegaan kan worden tussen 2 partijen. Het liberalisme kiest volluit voor de vrijwillige coöperatie tussen mensen. Dwang; de ene persoon die de andere dwingt om bepaalde zaken te doen is daarbij uit den boze.


3. Het marktproces is een coördinerend mechanisme

Het derde argument volgt uit het vorige. Als – zoals we later in de presentatie zullen aantonen – het marktproces een proces is van vrijwillige coöperatie – in een markt kan niemand gedwongen worden om bepaalde zaken te doen, tenzij als hij vooraf akkoord is gegaan dat hij gedwongen mag worden – en coördineert onze handelingen. We leven in een complexe wereld, waarin iedereen maar een klein onderdeel creëert van de totale welvaart. Er is een gigantische arbeidsdeling om een veel grotere productie van welvaart mogelijk te maken. Het marktmechanisme van private eigendom, met de daaruit volgende ruil en de daaruit volgende prijzen, werkt als coördinerend mechanisme, om mensen te leiden in hun zoektocht naar waar ze de meest nuttige bijdrage kunnen leveren aan de totale welvaart in een samenleving (en dus waar ze het meeste loon kunnen verdienen).


4. Het marktmechanisme is niet perfect, maar heeft zelf corrigerende tendensen.

Hierbij moet er natuurlijk – als belangrijk argument voor het liberalisme – aan toegevoegd worden dat het marktmechanisme niet perfect is. Mensen zijn feilbare wezens en vergissingen kunnen optreden. Maar het marktmechanisme is wel een mechanisme dat er voor zorgt dat deze fouten door het zelfde mechanisme gecorrigeerd kunnen worden. Mensen die fouten maken in hun poging om anderen te dienen in ruil voor fondsen, zullen verlies leiden. Mensen die het goed doen, zullen winst maken. Op deze manier corrigeert het systeem zichzelf langzaamaan.


5. Belastingen en reguleringen reduceren de welvaart voor iedereen

Belastingen en reguleringen verminderen de welvaart van iedereen. Belastingen zorgen ervoor dat mensen minder zullen werken en transfereert middelen van mensen naar politieke besluitvorming. Reguleringen zorgen ervoor dat mensen minder mogelijkheden hebben om anderen te dienen in het proces van arbeidsdeling. We zullen later zien waarom sommige van de ‘logische’ argumenten voor regulering in tweede instantie echter niet doorslaggevend blijken te zijn


6. Politieke besluitvorming is een slechte manier van besluitvorming

Het verschuiven van fonsen van de samenleving naar de staat – en dus naar politieke besluitvorming lijkt voor velen aantrekkelijk. ‘Democratie’ is toch positief? Maar ‘Democratie’ is fundamenteel beslissingen maken over een pot geld, die onvrijwillig bij elkaar is verzameld. Dit trekt allerlei belangengroepen aan die allemaal beweren dat ‘zij’ de beste zijn om het geld aan te geven. Verder worden de kosten van deze voordelen over de gehele samenleving verspreid, of zelfs op de nek van latere generaties geschoven door middel van de staatsschuld. Politieke besluitvorming is dus, in tegenstelling tot ‘private beslissingen’, beslissen over een verzamelde pot geld zonder enige vorm van verantwoordelijkheid.


7. Wat van jou is, daar zorg je voor. Wat van niemand is, daar wordt slecht voor gezorgd.

Hierbij is het volgende principe dan ook heel belangrijk. Wat van jou is, daar zorg je voor, wat van niemand is, daar wordt niet voor gezorgd. Als je zelf een belang in bepaalde goederen hebt, dan zal je er doorgaans beter voor zorgen dan als je er zelf geen voordeel uit kan halen. Zaken die van ‘iedereen’ zijn, lokt mensen aan die het willen gebruiken zonder er aan bij te dragen.


8. Decentraliseren van morele verantwoordelijkheid en bevoegdheid zorgt voor meer moreel gedrag.

Een belangrijk – maar vaak controversieel – punt in het liberalisme is dat veel liberalen sceptisch zijn tegenover de staat en haar rol in concepten zoals ‘sociale zekerheid’ of ‘sociaal vangnet’ en dat soort zaken. Velen, zelfs als ze voorstander zijn van ‘de vrije markt’ vinden vaak toch dat de staat zich met zo’n zaken moet bezig houden. Het argument van het liberalisme hierop is 2-voudig. Mensen zijn sociale wezens, mensen laten anderen niet zomaar in de goot sterven. In de gehele geschiedenis zijn er voorbeelden van sociaal gedrag, als er geen overheid zich mee bezig hield. Als je de verantwoordelijkheid van sociale zaken – zoals de opvang van kinderen, gehandicapten, ouderen, etc. – decentraliseert, dan decentraliseer je ook de verantwoordelijkheid, met alle positieve gevolgen van dien. Meer mensen die zich deze verantwoordelijk op zich nemen, meer verschillende methoden om aan sociaal gedrag te doen, etc.


9. Een vrije samenleving laat een pluralisme aan levensstijlen toe

Een vrije samenleving laat een pluralisme aan levensstijlen toe, is natuurlijk ook evidentie. Als mensen kunnen beschikken over hun eigen middelen, kunnen ze ook kiezen hoe ze hun leven wensen te leiden. Euthanasie, drugsgebruik, pornografie zijn allemaal zaken die tot de persoonlijke beslissingsfeer van mensen behoren. Een vrije samenleving laat mensen toe deze zaken te doen. Natuurlijk laat een vrije samenleving ook niet toe dat mensen verplicht kunnen worden om mensen bepaalde levensstijlen te steunen; iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen keuzes in het leven, ook al is dit inhoudt dat anderen deze keuzes afkeuren.


10. Subsidieer je zaken, dan krijg je er meer van. Belast je zaken, dan krijg je er minder van.

Een eenvoudig concept in zake publiek beleid is het belasting en subdieringsprincipe. Productieve zaken in onze samenleving worden belast: als je welvaart produceert en je krijgt daar een loon voor, dan wordt je daarvoor belast. Wie welvaart creëert, wordt dus ontmoedigt. Langs de andere kant; wie geen werk heeft, kan wel op kosten van de samenleving blijven overleven. Werkloosheid wordt dus aangemoedigd. Maar niet alleen deze zaken; ook inefficiënte bedrijven – bedrijven die geen welvaart creëren maar middelen verspillen – worden vaak gesubsidieerd: het slecht doen wordt aangemoedigd. In een liberale samenleving is het fundamentele principe dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen falen, alswel als hun eigen successen. Dat betekent niet dat alles altijd onder de controle van iedereen staat – soms heeft iemand gewoon tegenslag. Het betekent enkel dat mensen zelf daarvoor de verantwoordelijkheid dienen te dragen. Het staat natuurlijk – zie het 8ste principe – mensen vrij om bepaalde mensen te helpen, indien zij vinden dat die ongeluk hebben gehad.


11. De overheid is ook maar een organisatie; met middelen die ze eerst bij mensen moet gaan halen.

Het 11de principe is ook zo logisch als het groot is. De overheid bestaat uit mensen, met hun eigen doelen, wensen, inschattingen, kennis en mogelijkheden. Daardoor zouden wel al wel kunnen vermoeden dat de overheid geen heilzame utopie is; want mensen zijn feilbaar, ook als ze veel macht hebben. En de overheid werkt via belastingen – via een bepaalde vorm van dwang – om aan haar fondsen te komen. Ze kan alleen maar bepaalde middelen geven aan bepaalde organisaties of mensen, als ze die eerst van anderen afhandig heeft gemaakt. Deze perverse manier maakt het duidelijk waarom het geen goed idee is om veel beslissingen – van welke aard dan ook – door de overheid te laten nemen.


12. De stabiliteit van eigendom en de vrijwillige overdracht van middelen is fundamenteel voor een samenleving.

Uit alles wat we tot nu toe vooraf gezegd hebben, kunnen we eenvoudig weg het volgende principe afleiden. Het is fundamenteel dat de eigendom van mensen en de vrijwillige overdracht van middelen bewaard blijft. Het is hierbij duidelijk dat het 2 zijden zijn van de zelfde munt: als eigendom stabiel is, dan is het ook zo dat eigendom vrijwillig moet overdragen worden. Stabiliteit bij eigendom betekent vrijwilligheid van overdracht. Als mensen stabiele eigendom hebben – en dus weten waar ze legitiem over kunnen beschikken – kunnen ze verder in de tijd over meer middelen plannen. Stel dat je alleen maar mocht beschikken over de zaken die je kan dragen; hoeveel welvaart zou er dan bereikt worden?


13. De samenleving of ‘economie’ moet niet beheerd worden.

Dit principe is misschien niet zo eenvoudig te begrijpen, maar wel cruciaal. De ‘samenleving’ of ‘de economie’ zijn niet meer dan interacties tussen mensen. Mensen als doelhebbende, middelengebruikende, intentiegerichte wezens handelen binnen de ‘regels van het spel’ met anderen om zo hun doelen te bereiken. Dit is altijd en overal zo. Voor liberalen zijn de regels van het spel duidelijk – private eigendom en contractuele eigendom. Hierdoor is het niet nodig dat bepaalde ‘uitwassen’ worden beperkt. Als mensen door middel van een rechtvaardig proces heel rijk worden, is er niets mis met deze rijkdom. Er is geen noodzaak om ‘het systeem te beheren’, alleen noodzaak aan een (juridisch) systeem dat de (rechtvaardige) regels waarborgt.


14. De Hobbesiaanse angst is onterecht.

De 'Hobbesiaanse' angst, de angst dat we allemaal elkaar de kop gaan inslaan as er geen 'overheid' is, is onterecht. Mensen kunnen coöpereren in situaties zonder instantie die in alle gevallen waakt of er geen conflict komt. We hebben instanties nodig die bij conflict kunnen optreden, maar dit hoeft geen monopolie te zijn, noch is dit strikt noodzakelijk om in alle gevallen te coöpereren.


15. Alleen processen die de grootste mogelijk vrijheid laten aan mensen, kunnen op termijn voor welvaart en geluk zorgen. Er is geen finaal eindutopie.

Dit spreekt voor zich. Een liberale samenleving is geen samenleving waarin iedereen rijk en gelukkig is. Een liberale samenleving is een samenleving waar mensen de vrijheid hebben om hun geluk en welvaart te zoeken. Met of zonder een centraal gezagsmonopolie is daarbij minder belangrijk; alhoewel ik zou beargumenteren dat zonder beter is. De vrijheid om het anders te doen maakt al het verschil in de wereld.

Geen opmerkingen: