Het probleem van het sociaal contract – alweer
In de recente publicatie van ’t schrift – het magazine van ’t zal wel gaan (een organisatie die ik overigens hoog in het vaandel draag en waarvan ik graag zou hebben dat het ook in Antwerpen bestond) – schreef Arno Van den Hende (Arno 2) een kritiek op mijn collega lvsv’er Arno Morsa (Arno 1). Het doel van deze tekst is om deze kritiek weer op zijn beurt te bekritiseren.
Het eerste verwijt van Arno 2 is dat Arno 1 geen rekening houdt met ‘moderne’ theorieën. Dit mist echter de bal, vermits dat verschil dat Arno 2 aanwijst, er helemaal niet is. De moderne theorieën zijn gebaseerd op hetzelfde principe als de oude Lockeaanse theorie, i.e. ‘hypothetical agreement’ – dus het onderscheid dat Arno 2 maakt, is er simpelweg niet. Arno 1 wijst er terecht op dat de huidige overheden soms worden gelegitimeerd doormiddel van een sociaal contract denken, maar dat in het huidige status quo er helemaal geen meta-contract is waar de overheid door gebonden is. Of worden alle beslissingen van overheden misschien getoetst aan een soort van meta-rechtbank die oordelen of de beslissingen wel overeenkomstig de Rawlsiaanse, Lockeaans of Kantiaanse theorie zijn? Natuurlijk niet; dat is exact wat Arno 1 bekritiseert, en daar heeft hij volledig gelijk in. (Leefden we maar in een wereld waar dat regeringsbeslissingen afgetoetst werden aan een Rawlsiaanse theorie! Dat zou al een enorme stap in de goede richting zijn ten opzichte van het status quo.) Het probleem met het concept van een ‘hypothetisch concept’ is heel duidelijk: iemand moet nog steeds bepalen waar jij akkoord mee zou gegaan zijn. Alweer: een wereld waar Rawlsiaanse meta-rechters dit zouden bepalen zou ik liever wonen dan wat we nu hebben. Maar in de werkelijke wereld waar we ons nu in begeven is er zoiets niet; elke legitimatie van overheden via een hypothetisch contract waarvan de huidige overheden de modaliteiten van mogen veranderen kan onmogelijk werken. Zelfs in een hypothetisch contract kan het immers nog steeds niet zo zijn dat 1 van de beide partijen unilateraal de modaliteiten kan veranderen – en een rechter kan zijn in haar eigen zaak. Deze 2 fundamentele connecties tussen de theorie anderzijds en de praktijk anderzijds is het cruciale probleem dat geen enkele sociaal-contract theorie – zover ik weet – ooit heeft kunnen oplossen: (1) het probleem dat het altijd een contract al zijn tussen een van de partijen en de rechter die erover waakt en (2) dat iemand anders dan het individu de modaliteiten mag bepalen waarmee het individu wel of niet akkoord mee gaat.)
Verder is het interessant dat Arno 2 enkele ‘problemen’ met standaardcontracten formuleert. Laten we hem eens even citeren, voor alle zekerheid:
“Maar in de realiteit ligt dat (cfr. de theorie van vrijwillige = eerlijke contracten) natuurlijk anders, de ene partij heeft bijvoorbeeld meer kennis van zaken of is een betere onderhandelaar en kan op die manier de tegenpartij onder druk zetten (bargaining threat) of misleiden. Zelfs als de tegenpartij er dan bewust en vrijwillig mee instemt kan je hier moeilijk spreken over een eerlijke deal.”
Het is waar dat Rawls zijn theorie een (abstracte) poging is om deze theorie te omzeilen. Het grote probleem met Rawls is echter, natuurlijk, de praktische implementatie. Alweer: zijn theorie is misschien een mooie theorie – en daar kunnen we ook over praten – maar hij is volledig irrelevant ter rechtvaardiging van de huidige institutionele orde met de staten in de wereld die we hebben. Het ‘contract’ dat we op dit moment met de overheid hebben en de middelen, bevoegdheden en machten die ze naar zich toetrekt zijn unilateraal bepaald door – jawel – de overheid. Als we dan eens kijken naar de problemen die Arno 2 identificeert met een contract in gewone omstandigheden – asymmetrische informatie en een machtigere onderhandelingspositie – moeten we dan niet concluderen dat de overheid zoals we die vandaag kennen in het zelfde bedje ziek is? Of gaan we nu werkelijk beweren dat er geen asymmetrische informatie en machtigere onderhandelingspositie is tussen de burger enerzijds en de overheid anderzijds?
Quote Arno 2: “Maar stel je een contract voor tussen partijen die elkaar gelijke zijn in termen van macht en kennis. En stel je voor dat het onderwerp van dit contract geen gewone overeenkomst is, maar de principes om onze levens samen te organiseren, om onze rechten en plichten als burgers toe te ijzen. In een contract on der deze omstandigheden zou geen plaats zijn voor dwang, misleiding of andere oneerlijke voordelen. Zo een contract zou werkelijk rechtvaardig zijn.”
Ja, inderdaad.. Maar – alweer – hoe is dit relevant in de wereld waarin we leven? Hoe kan dìt een rechtvaardiging zijn voor onze overheid? Of eender welke overheid in onze wereld? Deze (impliciete) stap die Arno 2 maakt, lijkt mij volledig onterecht.
Voor iemand die ooit zelf hevig met Rawls heeft gedweept – ach, waar is de tijd? – moet ik zeggen dat ik akkoord ga met de notie dat een contract ondertekend in Rawlsiaanse sluier van onwetendheid-omstandigheden het meest zuivere contract is dat we ons kunnen indenken. Ik ga akkoord met de notie dat we in een wereld leven waar perfecte informatie, perfecte ‘gelijke’ omstandigheden, complete desinteresse en al die zaken volledig afwezig zijn. Arno 2 heeft gelijk door erop te wijzen dat deze zaken bestaan in de wereld waarin we leven. De dominante vraag is echter de volgende: moeten we daarop reageren door daar – in het geval van de overheid – onze ogen voor te sluiten en te doen alsof onze overheden beantwoorden aan dit Rawlsiaanse concept van besluitvorming als wel door deze problematiek consequent te aanvaarden en daardoor eens te meer sceptisch te zijn voor die organisatie met het monopolie op geweld?
‘k was zelf ooit een Rawlsiaan die onder het zelfde motto dweepte als ’t zal: ni dieu, ni maître. Het leek – en lijkt – mij duidelijk dat een Rawlsiaanse beagumenteerde sociale orde inderdaad een situatie is waar we rechtvaardigheid kunnen bereiken. Alleen: deze toestand is volledig irrelevant voor de wereld waarin we leven, met economische schaarste en een wereld van diversiteit, met complexe interacties, belangen, doelen, gemeenschappen, collectieven en individuen. Een Rawlsiaanse wereld is een wereld waarin zombie-achtige wezens – geabstraheerd van alles wat mens tot mens maakt - de sociale beslissingen nemen. Dat is niet deze wereld. In onze wereld kan je geen abstractie maken van de werking van instellingen en ze als meta-concept de ‘opdracht’ geven om bepaalde abstracte belangen na te streven zoals ‘het beste voor de minst bedeelden’. We leven in een wereld waarin we te maken hebben met wezens die doelen hebben, middelen hanteren en een wijde variatie aan relaties aangaan. Een rechtvaardigheidsanalyse behoort dus te gaan over de natuurlijke mensen en hun relaties ten opzichte van elkaar. Kortom: een natuurrechtsdenken dat een meta-theorie levert van hoe we behoren met elkaar om te gaan, zonder te denken dat we rechtvaardigheid kunnen analyseren in termen van relatieve capaciteiten – zoals ‘gelijkheid’ of ‘ongelijkheid’ van inkomen. In de wereld waarin we leven kunnen we het ideaal van ’t zal alleen maar behalen in een wereld waar er op zijn minst geen monopolie van geweld is, maar waar er een polycentrische juridische orde geldt, waar rechters onafhankelijk zijn, waar regels niet worden gestemd maar ontstaan, waar relaties in de eerste en fundamentele plaats worden aangegaan op vrijwillige basis; of het nu gaat over vriendschappen of meer economische relaties en waar sociaal gedrag gebaseerd is op reciprociteit en niet op informele, abstracte, op basis van geweld afgedwongen, bureaucratische reguleringen. Ni Dieu, Ni maître, ni le gouvernement.
4 opmerkingen:
Enkele niet-inhoudelijke opmerkingen.
Ten eerste, de naam van het magazine van 't Zal Wel Gaan is 't Zchrift, niet 't Schrift.
Ten tweede, als ik mij niet vergis, is het 'door middel van' en niet 'doormiddel van'.
Ten derde, in de zin '(...) het probleem dat het altijd een contract al zijn (...)' heb je een 'z' vergeten schrijven.
Vriendelijke groeten
Uw laatste zin moet ook anders. Je schrijft: "Ni Dieu, Ni maître, ni le gouvernement." Dat moet zijn: "Ni Dieu, ni maître, ni gouvernement." Dus de tweede "ni" moet met kleine letter en de "le" voor "gouvernement" moet weg.
Vriendelijke groeten
Hartelijk dank, maar spelling kan me doorgaans niet zoveel schelen - door mijn meta-houding tov taal. :)
Bedoel je dat het belangrijkste is dat uw boodschap duidelijk is?
Indien dat het geval is, kun je dat beter zo zeggen, in plaats van te refereren naar een niet-verduidelijkte meta-houding, want er zijn verschillende meta-houdingen tegenover taal mogelijk, me dunkt.
Vriendelijke groeten, graag gedaan en bedankt om te antwoorden.
Een reactie posten