donderdag 18 maart 2010

Gasttekst: Met dank aan Adam Smith

Het is voor mij niet mogelijk om alle liberale teksten die gepubliceerd worden, hier op deze blog te copy/pasten. Maar af en toe is er eentje waarvan ik meen dat deze in de sfeer van deze blog past, zoals deze hieronder. De auteur is Thomas Vanthournout, de secretaris van LVSV Gent en het onderwerp is 'Adam Smith'. Het artikel is eerder verschenen in het Neohumanisme, het magazine uit gegeven door LVSV Gent. Ik heb toelating van de auteur om hem hier integraal te reproduceren. In een volgende blogpost zal ik enkele kleine opmerkingen formuleren - hoofdzakelijk gericht om het geheel, naar mijn mening, nog iets beter te verduidelijken.


MET DANK AAN ADAM SMITH

Adam Smith, de moraalfilosoof die door allen als de grondlegger van de economische theorie wordt beschouwd. Thomas heeft het over twee van zijn standaardwerken. Hij toont het verband aan tussen beide boeken en theorieën en probeert op deze wijze onder andere aan te tonen dat markt en moraliteit wel degelijk tweelingbroeders zijn.

Markt en moraliteit – volgens velen hebben ze hoogstens enkele letters gemeenschappelijk. Critici geloven niet in een verband tussen beide begrippen. Nochtans was het de grondlegger van de hedendaagse economische wetenschap, Adam Smith, die zijn leven gewijd heeft om zowel de markt als de moraliteit te bestuderen. Reeds een kwartmillennium geleden toonde hij het verband tussen beide aan, een verband dat bovendien onlosmakelijk met elkaar verbonden blijkt te zijn.
Het eerste deel is een schrijfsel over hoe de moraliteit (The Theory of Moral Sentiments) te rijmen valt met de markt (The Wealth of Nations). Het tweede deel is een poging om filosofische en economische ideeën in te passen in tijden van Europees protectionisme, financiële crisis, regulering en belastingdruk. Met dank aan Adam Smith.

MARKT EN MORALITEIT

NATUURLIJKE EMPATHIE
Twee boeken hebben Adam Smith onsterfelijk gemaakt. Het eerste werk, The Theory of Moral Sentiments, handelt vierhonderd pagina’s lang over niets anders dan moraliteit. Smith had een frisse en uitgesproken kijk op hoe samenlevingen werken. Zijn methodologie was kenmerkend voor het empirisme dat heerste tijdens de Schotse Verlichting anno achttiende eeuw. Men had tot doel te schrijven wat is – niet zozeer hetgeen wat zou moeten zijn. Observatie en analyse van het menselijk gedrag vormen de leidraad, waaruit Smith poogde algemeenheden te deduceren.

Bij het bestuderen van het fundament van de menselijke moraal ontdekte Smith dat mensen een natuurlijke empathie (zelf gebruikte hij het woord ‘sympathie’) hadden voor elkaar. “How selfish so ever man may be supposed, there are evidently some principles in his nature, which interest him in the fortune of others, and render their happiness necessary to him, though he derives nothing from it except the pleasure of seeing it”. Die natuurlijke empathie zorgt ervoor dat mensen hun gedrag zullen matigen in de omgang met anderen en blijvend harmonie zullen nastreven. Dit is volgens Smith de absolute basis van onze morele ideeën en morele handelingen.

EIGENBELANG
In The Wealth of Nations behandelt Smith het eigenbelang: het nastreven van eigenbelang heeft ongewild een gunstig effect op anderen. Of om het te zeggen met Smith alombekende citaat: “It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker that we expect our dinner, but from their regard to their own interest”. Met andere woorden, Smith stelt een complexe menselijke natuur vast. We zijn tegelijk gericht op ons eigenbelang, maar desalniettemin hopen we positief beoordeeld te worden door anderen. Dit laatste duidt Smith aan met de fictie van de ‘onpartijdige toeschouwer’, die niemand anders is dan ons eigen geweten.

In tegenstelling tot wat enkele critici beweren, valt het economische werk The Wealth of Nations perfect te rijmen met zijn twintig jaar eerder geschreven moraalfilosofische werk The Theory of Moral Sentiments. Deze kritiek werd verspreid door de Historische School, een Duitse economische stroming die sterk empirisch georiënteerd was, maar de nodige abstracte theorie miste. Volgens deze negentiende-eeuwse visie waren Smiths boeken tegenstrijdig: ze spraken zelfs van het ‘Adam Smith probleem’.

Niets is echter minder waar. The Theory of Moral Sentiments mag op geen enkel manier als tegengewicht gezien worden van het zogenaamde moraalvrije The Wealth of Nations. Meer zelfs, The Wealth of Nations vindt fundamenteel steun in het veel bredere The Theory. In beide boeken maakt Smith gebruik van hetzelfde samenhangende logische systeem. De opvattingen van The Wealth of Nations zijn als het ware geworteld in het substantiële The Theory of Moral Sentiments.

Wel is het zo dat Adam Smith gedurende de rest van zijn leven aan beide boeken aanpassingen deed. Soms herschreef hij stukken of voegde hij tekst toe, maar fundamenteel wijzigde zijn aanpak nooit. Beide werken zouden zelfs complementair genoemd kunnen worden: ze tonen aan hoe zelfzuchtige menselijke wezens kunnen samenleven op een vredevolle wijze (in een morele sfeer) en op een productieve wijze (in een economische sfeer).

ADAM SMITH LEEFT
MONOPOLIES EN REGULERINGEN
Vandaag de dag storen vele mensen zich aan de dominantie van grote ondernemingen, in het bijzonder de grote multinationale spelers op de markt. Stemmen gaan op om hun macht te beknotten, door het beperkend te reguleren van hun markten. Adam Smith wijst er ons – terecht – op dat monopolies “a great enemy to good management” zijn en waarschuwt ons voor andere gevaren zoals de hoge prijzen die de monopolist kan vragen. Maar Smith wijst er eveneens op dat pas als er iets verkeerd is met die specifieke markt, monopolies of kartels die hoge prijzen kunnen vragen. Pas als de markt werkelijk vrij is, kan deze prijszetting alleen tot stand komen door de unanieme toestemming van elke afzonderlijke handelaar en kan enkel blijven duren zolang die toestemming voortdurend is. Volgens Smith is het bijgevolg niet logisch dat dit monopolie of kartel voor lange tijd blijft bestaan. Hij zegt dat het enkel wetgevende en regulerende maatregelen zijn die de vrije marktwerking kunnen belemmeren en dat monopolies alleen door dergelijke maatregelen hun dominante positie kunnen bestendigen.

Meer dan één antikapitalist heeft zich waarschijnlijk in de handen gewreven bij het lezen van Smiths zin, die stelt dat “people of the same trade seldom meet together, even for merriment and diversion, but the conversation ends in a conspiracy against the public, or in some contrivance to raise prices”. Maar vaak vergeten ze zich af te vragen wat deze meetings in het merendeel van de gevallen mogelijk maakt. Om kort en duidelijk te zijn, regulering. Want door regulering zijn de vertegenwoordigers van dergelijke bedrijven verplicht samen te zitten en collectieve beslissingen te nemen over hoe hun beroep moet worden gemanaged. Hierdoor worden deze ontmoetingen niet enkel waarschijnlijk, maar zelfs noodzakelijk.

Enkele tientallen jaren geleden, was de hamvraag nog of de economie staats- of marktgestuurd moest worden. Sinds de val van het communisme is deze vraag – althans tot op zekere hoogte - beslecht in het voordeel van de voorvechters van een vrije markt. Maar het debat handelt nu over hoe deze private ondernemingen, in de vrije markt, moeten gereguleerd worden. Markant echter is hoe veel van deze reguleringen onbedoelde gevolgen met zich meebrengen. Adam
Smith zelf geeft meerdere uitgewerkte voorbeelden van hoe deze reguleringen schadelijke en gevaarlijke effecten vertonen. Hij vertelt echter niet precies over de manier waarop we deze problemen moeten aanpakken – hij geeft dit mee als een waarschuwing.

BELASTINGEN
Onovertroffen is het citaat van Adam Smith over dat andere probleem, belastingen. “There is no art which one government sooner learns of another, than that of draining money from the pockets of the people”. Hij formuleert enkele basisprincipes die de taxerende instellingen moeten hanteren: belastingen moeten proportioneel zijn, het bedrag moet duidelijk zijn en de betaling ervan moet eenvoudig zijn. Vele landen werken nu met – nodeloos – ingewikkelde, progressieve belastingsstelsels. Deze hanteren allerhande verschillende tarieven en de vrijstellingen zijn eindeloos en gecompliceerd. Een tegemoetkoming aan dit falende systeem zou een vlaktaks kunnen zijn: ieder inkomen wordt met hetzelfde percentage belast en de vrijstellingen worden tot een minimum gereduceerd. Dit wordt nu reeds toegepast in de Baltische Staten, Rusland, Slovakije en andere Oost-Europese landen. Ze zijn daar in staat om meer inkomsten te verwerven, en dit terwijl er lagere belastingvoeten worden gehanteerd.

EUROPEES BELEID
Adam Smith leefde in een periode van mercantilisme. Nationale welvaart werd toen bekeken in termen van de goud- en zilvervoorraden van een land. De import van goederen werd aanzien als schadelijk; dit betekende immers dat een deel van die nationale welvaart moest opgegeven worden om de geïmporteerde goederen te betalen. De export van goederen werd dan weer als bevorderlijk aanzien; het zorgde er namelijk voor dat er meer edelmetalen verkregen werden. Dergelijk protectionisme deed zich ook voor op een lager niveau: steden verboden handwerkers om hun diensten in andere streken aan te bieden en handelaars verkregen van de koning beschermende monopolies.

Smith kwam echter op de proppen met een andere mening. Beide partijen hebben baat bij het drijven van handelen, zolang de toestemming daartoe vrij is. Smith toont aan dat hierdoor de gehele welvaart stijgt en corrigeert de opvatting dat de nationale welvaart bepaald wordt door de hoeveelheid edelmetaal. Het is het totaal aan productie en handel die de maatstaf hoort te zijn, hetgeen we vandaag het bruto nationaal product noemen. Smith rechtvaardigt de vrijhandel en beargumenteert deze in termen van ‘absoluut voordeel’. Pas enkele decennia en David Ricardo later zal er sprake zijn van ‘comparatief voordeel’.

Los van de creatie van de Interne Markt – die terecht één van de meest waardevolle verwezenlijkingen van de Europese Gemeenschap mag genoemd worden – zit politiek Europa nog steeds in de clinch met China over de import van kledingstukken. Doel van de Europese Unie is het beschermen van kledijfabrieken in Italië en Frankrijk, die vaak kleding produceert die soms twintig keer zo duur is als deze uit China. Adam Smith vertelt ons over “that crafty and insidious animal, the politician” die zijn macht gebruikt om de eigen inlandse industrieën aan de concurrentie te onttrekken.

Ondanks recente verbeteringen, zien we hetzelfde terug in het Europees landbouwbeleid, dat ontwikkelende economieën niet toelaat verder te groeien. De tariefbarrières staan haaks op de ideeën van Smith, die meer dan twee eeuwen geleden niet twijfelde aan de gunstige werking van vrijhandel. Beide partijen profiteren van open grenzen, waarbij elke belemmering ethisch noch economisch te verantwoorden valt. Dit is cruciaal voor landen in de derde wereld, die staan te popelen een toekomst uit te bouwen, maar steevast koel worden afgeblokt door deze vormen van protectionisme.

TOT SLOT
In tijden waar regeringen veelvuldig teruggrijpen naar de anticyclische begrotingspolitiek, mag het inzicht en oordeel van Adam Smith zeker niet uit het oog verloren worden. Sterker nog, Smith staat ons toe een degelijk verweer te bieden aan critici die een marktwerking beschouwen als een gegeven waarin moraliteit geen kans krijgt. Het onderliggende verband tussen Smiths hoofdwerken benadrukken de plausibiliteit van de link mark-moraliteit. Daarnaast werden enkele pragmatische voorstellen gedaan die in de lijn liggen van Smiths bevindingen. Ondanks de nu reeds fundamenteel veranderde samenleving, blijft zijn pleidooi onmiskenbaar van deze tijd. Dat de sceptici zich eerst maar eens verdiepen in deze uitstekende en goed opgebouwde werken, want de onzichtbare hand is een zachte hand. ■


Geen opmerkingen: