Inleiding
Een van de meer interessantere discussies in het liberalisme, is de vraag naar de legitimering van de staat vis a vis het alternatief van anarchie. Het is tevens ook een van de meer negeerde kwesties, omdat anarchie – de afwezigheid van de staat – maar zelden als een volwaardig alternatief wordt beschouwd. Het doel van deze tekst is om te beargumenteren dat anarchie wel degelijk een valabel alternatief is, als dat de staat niet te legitimeren valt.
We beginnen deze tekst met een positieve case voor anarchie: wat is nu juist waarvoor pleiten we nu juist? We zullen daarna doorheen deze tekst een niet-exhaustieve lijst van argumenten tégen de mogelijke legitimering van de overheid trachten te bespreken. Tegelijkertijd zullen we bespreken waarom dat anarchie zichzelf opdringt als een moreel volwaardig – meer als een moreel noodzakelijk – perspectief. Ik heb niet de pretentie de lezer compleet te beargumenteren van de complete validiteit van anarchie, maar wel de hoop dat de lezer tegen het einde van de tekst anarchie beschouwd als een mogelijk alternatief, eentje dat het waard is om eens wat beter te bekijken.
Doorheen deze tekst we zullen ook vooronderstellen dat we in het algemeen een redelijk vertrouwen hebben in een marktwerking, i.e. een proces waaraan mensen, gedreven door eigen belang, gebaseerd op een institutioneel kader van eigendom en vrijwillige interactie, gebruikmakend van hun eigen kennis en de prijzen die ontstaan, participeren aan een gegroeide orde van handelingen die gecoördineerd worden door de prijzen die ontstaan en de reacties van de actoren daarop. Indien u een volbloed communist bent, die niet gelooft in een morele en efficiënte evidentie van de markt, dan zal deze tekst aan u voorbij gaan. (Ik raad daarvoor andere literatuur aan.)
De postieve case voor anarchie
De case voor een anarchistische samenleving, steunt op een hoop gedachten, die hier niet allemaal behandeld kunnen worden. Belangrijk is ook om op te merken dat het onmogelijk is om een hele toekomstige samenleving te kunnen inbeelden, die in essentie anarchistisch is.
De essentie van het verhaal is ongeveer als volgt: het is niet onmogelijk dat, indien een kritische massa een anarchistische vooronderstelling heeft, om een samenleving te hebben die in termen van menselijk welzijn en vooruitgang wenselijk te noemen valt. In zo'n anarchistische samenleving zou niemand het principiële recht hebben om anderen te stelen voor het verwerven van fondsen (zoals de staat nu doet). Vrijwillige organisaties – op basis van het winst- of solidariteitsprincipe – zullen de legitieme taken overnemen die de overheid nu naar zich toetrekt. Indien x en y bij dezelfde organisatie zijn aangesloten en een meningsverschil hebben, dan gaan ze samen naar een rechter van die organisatie die dan oordeelt over het dispuut. Indien x en y bij verschillende organisaties aangesloten zijn, dan komen afgevaardigden daarvan samen en bepalen hoe dat ze het gaan oplossen. (Historisch gezien werd er dan heel vaak voor een derde partij gekozen die dan oordeelt.
Anarchie is ook moreel te verkiezen omdat de staat in essentie steunt op geweld en onderwerping: gij zult betalen, ook al wilt ge mijn diensten niet. Er zijn een hoop redenen waarom dit onrechtvaardig te noemen valt, maar mijn persoonlijke voorkeur is het argument dat de aanvaarding van de staat een principiële ongelijkheid betekent in de samenleving: sommige mensen namelijk zij die de rol van politici hebben – mogen beslissingen nemen voor anderen (en mogen zelf beslissen welke beslissingen ze voor anderen willen nemen). Ze mogen dit afdwingen door bepaalde mensen die andere plekken in deze organisatie vervullen ('de politie') en ze mogen dit financieren met nog andere mensen ('de fiscus'). Wie deze rollen vervult in deze organisatie, die heeft het recht om anderen te bestelen en orders te geven. Van een gelijkheid is er geen sprake: iedereen is een onderdeel van dezelfde organisatie (willen of niet) en elke mogelijkheid tot inzicht in hoe mensen zich ten opzichte van elkaar moeten verhouden wordt opgeheven en wordt tot een politieke kwestie – intern aan deze organisatie – herleidt.
Dat is ongeveer – in heel korte bewoordingen – de case. 'k hou het zo kort, om vooral de argumenten tegen anarchie te bespreken en tegelijkertijd dan duidelijk te maken waarom anarchie comperatief rechtvaardiger en beter is dan de staat.
Versus Hobbes
Een van de meest bekende denkers die pleitte voor een staat, was de denker Hobbes. (Moderne varianten van dit redeneren zijn mensen zoals James Buchanan, de public choice denker en nobelprijswinnaar, en Ludwig von Mises, de bekende Oostenrijkse denkers.) Zijn legitimatie van de staat is ongeveer als volgt. Mensen, in de absentie van de staat, zijn in een anarchistische toestand waarbij iedereen (ongeveer) even sterk is om een gevaar te zijn voor iedereen. Daarom moeten we een 'leviathan' oprichten, i.e. overeenkomen dat iemand (of een instantie) de absolute macht zal hebben om orde en recht te handhaven. Deze, veel gehoorde, redenering, steunt echter op enkele filosofische drogredenen en empirische problemen.
Ten eerste: indien we werkelijk in zo'n chaotische toestand zitten van een oorlog van allen tegen anderen, dan is het onmogelijk te conceptualiseren dat we simpelweg allemaal onze wapens aan 1 instantie zouden geven en deze dan 'vredevol' te controleren. Hobbes bewijst helemaal niet dat we vanuit anarchie naar een staat zouden moeten gaan. Hij bewijst hoogstens dat we een staat niet mogen verwerpen (eens die er is), omdat we dan in een staat van een oorlog van allen tegen allen terecht zouden komen. Maar een vreedzame conceptie van een staat is niet mogelijk op basis van zijn uitgangspunten.
Een tweede probleem is dat het ontstaan van staten een grote mate van vrede, rechtszekerheid en orde vooronderstelt. Dit omdat overheden organisaties zijn die ook steunen op vredevolle participatie, contracten, voorspelbaarheid, etc. Een overheid kan niet zichzelf in stand houden puur door middel van geweld en de dreiging van geweld (wat niet wegneemt dat geweld en de dreiging van geweld wel een onderdeel zijn van zijn legitimatie.) Overheden zijn complexe organisaties, met uitgebreide invloed in het leven van alle dag. Overheden kunnen maar functioneren in een kader waarbij eigendomsrechten en contracten in redelijke mate worden afgedwongen. Het is maar daar dat zij een aanvullende rol kunnen spelen – indien mensen eigendom niet aanvaarden; staat de staat machteloos. Maar als het kader dat noodzakelijk is voor het ontstaan van overheden – volgens de theorie – alleen maar bereikt kan worden via overheden, zitten we in een logische contradictie. De overheid moet ‘zichzelf’ creëren; vooraleer ze gecreëerd kan worden. Op logische grond gaat eigendom, uitgebreide economische markttransacties en een grote mate van orde in de samenleving het monopolistisch instituut de overheid vooraf. Op puur logische grond is er geen noodzaak tot een overheid voor de uitgebreide orde die liberalen graag zien in een samenleving
Een laatste punt is dat het inderdaad waar is dat mensen elkaar kunnen doden – door fysieke kracht of tijdelijke samenwerkingsverbanden – waardoor we altijd leven in een bepaalde mate van onzekerheid. Maar waarom zou het centraliseren van al het geweld in 1 organisatie – die dus, per definitie, niet gecontesteerd kan worden – er voor zorgen dat geweld vermeden zou worden? In de anarchistische situatie konden nog zaken spelen zoals de mogelijkheid op wraak, maar per definitie is de Hobbesiaanse staat zo machtig dat ze niemand hoeft te vrezen: in welke mate is het een intelligent idee om gegeven de vooronderstellingen van geweldadige mensen, die allemaal elkaar de kop willen inslaan, een centrale organisatie op te richten met een comparatief voordeel in de middelen van vernietiging?
Versus Locke
Onze tweede denker die een overheid beargumenteerde, was John Locke. We nemen hem, omdat hij 3 typische punten naar voren schuift ter beargumentering van een overheid. Ik zal echter trachten aan te tonen dat deze punten een groter probleem zijn voor de overheid, dan voor een anarchistische situatie. Indien Locke zijn punten serieus nam, zou hij dus, in plaats van voor een overheid, voor een anarchistische situatie moeten zijn.
Zijn eerste punt was het volgende:
First, there wants an established, settled, known law, received and allowed by common consent to be the standard of right and wrong, and the common measure to decide all controversies between them. For though the Law of Nature be plain and intelligible to all rational creatures, yet men, being biased by their interest, as well as ignorant for want of study of it, are not apt to allow of it as a law binding them in the application of it to their particular cases.
Kort gezegd: om (1) rechtszekerheid en (2) rechtsuniformiteit te hebben. Maar hier zijn 2 complementaire kritieken op te stellen. Ten eerste: waarom is het onmogelijk dat in de absentie van de staat er geen (redelijk) uniform geheel van recht zou zijn? En ten tweede: waarom zou 'rechtsuniformiteit' (noodzakelijk) samen gaan met een monopolistische overheid?
Het is een redelijke vooronderstelling dat er in een wereld verschillende begrippen zijn van 'rechtvaardigheid' – en zelfs indien we allemaal akkoord zijn over de theorie van wat recht- en onrechtvaardig is, dan nog zullen er grote verschillen zijn in de concrete toepassing van deze theorie. (2 mensen die allebei vinden dat 'moord' onrechtvaardig is en bestraft moet worden, kunnen nog steeds verschillen van mening of deze of gene misdaad moord is en in welke mate het bestraft moet worden.) Het hele punt van een overheid is om deze meningsverschillen te kanaliseren, maar waarom zou dit in een anarchistische situatie, met verschillende organisaties en bedrijven aan weerskanten van het dispuut, niet kunnen? Welke manier zal waarschijnlijker om op vredevolle manier en met een groter respect voor individuele vrijheid gebeuren? De overheid, met haar monopolie op geweld, dat haar inkomsten krijgt van belastingen (en dus een doelgroep is voor lobbygroepen die voordelen wensen zonder daar zelf voor te moeten betalen) of een anarchistische situatie, waarbij mensen in grote mate zelf voor hun uitgaven moeten betalen?
Mensen zijn in staat tot geweld; maar indien de 'kostprijs' van geweld hoger is – zoals in een anarchistische situatie; want je moet daar zelf voor betalen – kunnen we redelijkerwijze verwachten dat er minder van zal zijn.
Het is waar dat in een anarchistische situatie een pluraliteit zal zijn van rechtssystemen – een polycentrische rechtsorde, maar hoe verschilt dit van de actualiteit? Ook vandaag de dag heb je verschillende rechtsystemen die in conflict zijn. Het is geen 'alles of niets' verhaal, maar eerder een lijn met 2 extremen aan elke kant, die nooit bereikt worden, maar waar elk gegeven systeem ergens op de lijn plaats heeft. De zaken waar het overgrote deel van de mensen veel belang aan hechten – bestraffen van directe diefstal, roof en moord – zal ook uniformer gebeuren, dan zaken waar mensen minder belang aan hechten. Dit komt omdat organisaties – profit of non-profit – in een anarchistische, competitieve situatie gericht zijn op het verkrijgen van mensen die voor hun diensten willen betalen, en dus zo goed mogelijk hun best moeten doen om mensen naar hun te lokken. Er is altijd een trade of tussen enerzijds 'uniformiteit' en 'respect voor particuliere diversiteit' anderzijds. De vraag is wat hier het beste mee om kan, en dan lijkt de vraag dat een gedecentraliseerd systeem hier superieur is, vooral door het gebrek aan flexibiliteit bij een overheid.
De essentie van de zaak is om een juridisch systeem te zoeken dat geweld zodanig coördineert dat het gebruikt wordt om mensen te bestraffen die misdaden hebben begaan (of om deze misdaden te voorkomen). Het gros van de mensen heeft daar een redelijk besef van, dus kunnen we redelijkerwijze verwachten dat organisaties daarop reageren op een manier dat overeenkomt met de preferenties van mensen. Centrale, monopolistische organisaties zoals de overheid heeft altijd een principal-agent probleem om hier op te reageren (en kan haar macht uitbreiden door te stellen dat ze 'niet genoeg fondsen' heeft.)
Er is ook de angst dat 'criminelen' hun eigen juridische organisaties gaan oprichten die hen zullen beschermen om misdaden te begaan. Dit is echter een redelijk kostelijke affaire; het constant beschermen van criminelen tegen de vervolgingen van andere organisaties zal een steeds grotende kost worden. Het is maar de vraag in welke mate dit een winstgevend perspectief is.
(Merk ook op dat we hier vooral spreken in termen van 'winst' en 'kosten' en dergelijke. Natuurlijk speelt de rol van moraliteit een belangrijke rol – en het institutioneel systeem helpt hierbij. In een anarchistisch systeem heeft er niemand het principiële recht om anderen te bestelen, terwijl dit in een overheidsgestuurde samenleving wel het geval is. De redenering is dat bij gelijke morele gevoelens (ten opzichte van de immoraliteit van stelen en moorden), een anarchistische situatie comparatief beter zal zijn.)
Het tweede probleem van Locke is het volgende:
Secondly, in the State of Nature there wants a known and indifferent judge, with authority to determine all differences according to the established law. For every one in that state being both judge and executioner of the Law of Nature, men being partial to themselves, passion and revenge is very apt to carry them too far, and with too much heat in theirown cases, as well as negligence and unconcernedness, make them too remiss in other men’s.
Het punt van Locke is simpelweg dat in de absentie van de staat, iedereen rechter zal zijn in zijn eigen rechtszaak en het te verkiezen is dat er een neutrale rechter is en dus de staat. Ongetwijfeld is het waarschijnlijk beter dat er een neutrale rechter is, maar hieruit volgt niet de noodzaak dat deze neutrale rechter gemonopoliseerd wordt door 1 organisatie. ('Iedereen heeft een vader' betekent niet 'iedereen heeft dezelfde vader'. 'Elk dispuut heeft een onafhankelijke rechter nodig' betekent niet 'elk dispuut heeft dezelfde onafhankelijke rechter nodig'.)
Bovenop dit argument, geldt natuurlijk ook het probleem dat de overheid noodzakelijk in zaken vis a vis de overheid rechter zal zijn. Natuurlijk is er tegenwoordig (in meerdere of mindere mate) een scheiding der machten, maar de rechterlijke macht blijft een onderdeel van dezelfde organisatie.(Stel u voor dat je een klacht indient tegen microsoft en dat de zaak voorkomt voor de juridische dienst van microsoft; zou jij je daar geen vragen bij stellen?)
Het oplossen van conflict is fundamenteel een issue tussen 2 partijen. Beide partijen kunnen uit meerdere mensen bestaan – maar het blijven 2 partijen. Vanwaar de assumptie dat er geen organisatie of instituut kan gevonden worden waar beide partijen zich vrijwillig aan onderwerpen bij elke relevante case? Het is hoogstwaarschijnlijk waar dat alle conflicten een onafhankelijke derde partij kunnen gebruiken om oordeel te vellen, maar waaruit volgt dat alle conflicten dezelfde onafhankelijke derde partij moeten gebruiken?
Het derde punt van Locke:
Thirdly, in the State of Nature there often wants power to back and support the sentence when right, and to give it due execution. They who by any injustice offended will seldom fail where they are able by force to make good their injustice. Such resistance many times makes the punishment dangerous, and frequently destructive to those who attempt it.
Het is inderdaad waar dat als ieder individu zal moeten ijveren voor zijn eigen bescherming, er waarschijnlijk iets mis is. Maar er is iets tussen 'individu' en 'monopolistische organisatie' in, dat we kennen als 'vrijwillige organisaties'. Het alternatief van 'de overheid maakt uw schoenen niet' is niet 'we maken allemaal onze eigen schoenen', maar 'organisaties ontstaan die de eis van quasi alle mensen voor schoenen zullen trachten te verzorgen'.
Versus de plutocratische gedachte
Een ander bezwaar jegens een anarchistische juridische orde is de mogelijkheid dat de 'rijken' overnemen en 'de plak zullen zwaaien'. (Ik ken persoonlijk geen enkele denker die dit tot een specifiek filosofisch standpunt heeft ontwikkeld, maar het is wel een veel gehoord argument.)
Roderick Long – een van de meest briljante Oostenrijks-Aristoteliaanse denkers die op er dit moment in de liberale wereld actief is – formuleert het als volgt:
But the notion that the danger of plutocracy is less under government is hard to believe. On the contrary, government magnifies the power of the rich. Government officials control the spending of money that is not theirs; hence wealthy special interests only need to spend a few thousands to persuade some politician or bureaucrat to divert millions toward their goals. By contrast, when people control only their own property, their costs are internalised; hence a thousand- dollar bribe yields only a thousand dollars’ worth of results.
De gedachte dat 'arme mensen' zichzelf niet zouden kunnen beschermen tegen 'rijken' is evenzeer een historische als theoretische vergissing. Historisch is het verkeerd omdat er, zelfs vandaag de dag, non-profit organisaties zijn die opkomen voor de rechten van armen indien deze aangevallen worden. (Zou in een anarchistische situatie alle huidige 'socialistische' organisaties niet de nobele taak op zich kunnen nemen om op te komen, binnen de anarchistische juridische structuren, voor het onrecht dat soms aangedaan wordt aan armere mensen, door staat en het groot-kapitaal? Ik denk maar aan de zaak Kelso in de Verenigde Staten waar een enkeling zijn huis is genationaliseerd en gegeven aan een privaat bedrijf onder de rechtvaardiging dat hierdoor er meer economische groei zal zijn in die regio, waardoor er grotere belastingsinkomsten zou zijn en dit is dus het 'algemeen belang'.)
Een theoretisch argument tegen is dat het wel degelijk kan opbrengen om arme mensen te beschermen indien hun onrecht is gedaan – juist omdat onrecht betekent dat ze recht hebben op een vergoeding om het recht terug goed te maken. Historisch onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat in verschillende samenlevingen (die in tijd en plaats afzonderlijk waren van elkaar) er de gewoonte ontstong om 'rechtsclaims' door te verkopen. Stel dat X arm is, maar toch onrechtmatig aangevallen is door iemand die veel rijker is, met name Y. In verschillende samenlevingen bestond dan de mogelijkheid dat X naar Z ging, van Z een vergoeding kreeg (en dus zijn 'recht op restitutie' verkocht) waarna Z (met zijn fondsen) Y ging vervolgen in de rechtbank. (En op die manier het geld dat Y aan X schuldig was, kreeg.) Op deze manier ontstond er een juridische mogelijkheid om 'de armen' toch te beschermen tegen 'de rijken'.
Versus het sociaal-contract denken
Er wordt al eens beweerd dat mensen een plicht hebben ten opzichte van de overheid – of de gemeenschap – omdat er een soort 'sociaal contract' getekend is. Ook deze doctrine lijkt me fundamenteel te kort schieten.
Ten eerste: waar is dat contract? Hoe kan iemand gebonden zijn aan een contract waar hij helemaal niet mee akkoord ging? Heeft iemand ervoor gekozen om geboren te worden? Om in een bepaalde samenleving gegooid te worden? Het lijkt me sterk dat zoiets geen keuze is, maar hoe kan daar dan in hemelsnaam een plicht tegenover staan? (Waarbij deze plicht neerkomt op het feit dat hij zichzelf (1) onderwerpt en (2) zichzelf ten dienste stelt door middel van arbeid, op mogelijke straffe van geweld.)
Natuurlijk kan een scepticus hierop zeggen dat het altijd mogelijk is om weg te gaan, maar die redenering is totaal absurd. Immers: indien 'ik' zou moeten weggaan, zou dat betekenen dat de ander in zijn recht is, waar ik me niet (rechtmatig) tegen zou mogen verzetten. Een noodzakelijke voorwaarde van de stelling: 'ga dan weg' houdt in dat er geen onrechtmatige situatie is, enkel een situatie waar iemand niet mee akkoord zou gaan. Het is echter zo dat de situatie als dusdanig (met een democratische overheid) is die getest wordt op zijn geldigheid – die gevraagd wordt om zich te legitimeren. Een antwoord dat stelt: 'als het je niet aanstaat, gaat dan weg', is geen argument, omdat zo'n antwoord al impliceert dat de situatie legitiem is. Quod non.
Een tweede punt waarom het sociaal contract nergens te vinden is, is omdat het een redundante speling van woorden is. Immers: het maakt niet uit of je akkoord gaat met het sociaal contract of niet: je moet het toch gehoorzamen. Een 'contract' waar je – ongeacht wat er gebeurt en ongeacht wat je zelf wil – aan moet gehoorzamen, of je het nu getekend hebt of niet, is natuurlijk geen 'contract'. Iets waaraan iemand moet gehoorzamen, of hij nu wilt of niet, is een dictát: een bevel (dat desnoods met geweld wordt afgedwongen.) 'Sociaal contract' is niets anders dan een mooi woord van iets waar gij aan zult gehoorzamen.
Maar dat is nog niet alles wie bepaalt immers de inhoud van dat contract? Bepaald de overheid zelf wat er allemaal in dat contract staat en wat niet? Het is nogal absurd om iets een 'contract' te noemen als 1 partij naar eigen goeddunken daar zaken aan kan veranderen. De overheid kiest wat er 'over' is gedragen in het sociaal contract – wat nergens ter revisie ligt en waar nergens gecontroleerd kan worden of de overheid zich er wel aan houdt.
Een van de meest fundamentele punten van het sociaal contract is dat een overheid zou bestaan omdat mensen hun 'bevoegdheden' hebben afgestaan. Maar welke bevoegdheden? Laten we eens kijken naar als een gewoon individu hetzelfde met iemand anders zou doen – zaken die een overheid wel doet. Stel X belt aan bij Y en zegt: 'U geeft mij vanaf nu 40% van uw loon. Alles wat u verkoopt, daarvan moet u 20% aan mij geven. Ik beveel u dat u maar 32 uur per week mag werken, tegen een loon dat minstens €1200 (bruto) moet zijn. Verder geef ik u, indien u braaf bent, €100 per maand (want anders zou u wel eens financiele problemen kunnen krijgen, niet waar) en u mag om de 4 jaar beslissen of ik of mijn vrouw verder over u mogen beslissen. Indien u dit weigert, zal ik opsluiten in een speciaal daartoe ingerichte kamer in mijn huis.'
In elke normale situatie zou Y eens raar naar X kijken, X eventueel van zijn domein jagen en 's avonds aan het gezin een verhaal vertellen over een rare persoon X. Echter: als X zichzelf de overheid noemt, zal Y ineens zichzelf compleet onderwerpen en luisteren naar alles wat X zegt (want X heeft een redelijk grote politiemacht tot zijn beschikking om dit af te dwingen.)
Het fundamentele punt dat ik hiermee wil maken – buiten de totale absurdheid van een overheid als je het bekijkt naar waar het op neerkomt – is dat een overheid helemaal geen bevoegdheden heeft 'gekregen'. Mensen hebben immers helemaal het recht niet om anderen te dwingen minder te werken, geld aan hen te geven of te verbieden te werken onder een bepaalde prijs. Vanwaar de overheid de bevoegdheden heeft gekregen die ze heeft gekregen – van de mensen (individuen) zelf is het niet: die hebben namelijk dat recht niet.
Het is zelfs heel merkwaardig: indien iemand het zelf zou doen, zou hij opgepakt worden. Maar het is perfect in orde dat hij een (politieke) vertegenwoordiger aanduidt om het voor hem te doen. Om de een of andere reden is het in orde als genoeg mensen samen iemand aanduiden die mag beslissen dat anderen geld moeten afstaan of niet meer dan een x aantal uur per week mogen werken. Misschien moet x eens proberen om samen met een groepje aan y zijn deur te staan en het nog eens eisen. Zou het dan gerechtvaardigd zijn?
We kunnen hiermee onze beschouwing over het sociaal contract beëindigen.
Het sociaal contract is een contract (1) zonder inhoud, (2) dat nergens te vinden is, (3) waar niemand ooit actief mee akkoord ging, (4) dat, indien iemand er al ooit mee akkoord ging, in naam van anderen getekend zou zijn, (5) waar unilateraal (vanuit de overheid) de inhoud van veranderd (of beter: 'geïnterpreteerd) kan worden, (6) waar het niet uitmaakt of je er mee akkoord ging of niet: 'gij zult toch gehoorzamen' en (7) dat rechten overdraagt die mensen niet hebben. Dat is de essentie van het 'sociaal contract'. Daaruit kunnen we concluderen dat het 'sociaal contract' een onzinnig gebruik van woorden is. Iets dat grammaticaal gevormd kan worden, maar dat geen inhoudelijke relevantie heeft.
Versus het 'publieke goed' argument
Het voorlaatste argument dat vaak gegeven wordt, is dat 'recht' een 'publiek goed' is. (Hiermee wordt ook vaak ineens bijgeredeneerd dat er nog 'andere' 'publieke' goederen zijn die moeten 'verzorgd' worden door de staat, zoals wegen.) Het is echter duidelijk dat 'recht' en 'veiligheid' geen publieke goederen zijn. Het zijn goederen die (nu) worden aangeboden door de organisatie die zichzelf voorstelt als 'de publieke organisatie', die het 'algemeen' (of 'publiek') belang verdedigt, maar daaruit volgt, natuurlijk, niet dat recht en veiligheid publieke goederen zijn. Een publiek goed betekent dat het een niet-rivaliserend is in gebruik (als ik er van 'geniet', dan doet dat niets aan jij die er van 'geniet') en niet-uitsluitbaar (het is moeilijk tot onmogelijk om iemand anders van uit te sluiten van het te consumeren). Het is duidelijk dat 'recht' en 'veiligheid' zowel een uitsluitingsmechanisme hebben als rivaliserend zijn: als ik en jij een conflict uitvechten bij een rechter, dan is die rechter niet beschikbaar voor een andere zaak. Als een politieagent voor mijn deur staat, staat die niet voor jouw deur.
Het is waar dat het redelijk belangrijk is in een samenleving om een juridisch systeem te hebben, maar daaruit volgt niet dat de overheid dit behoort te doen (of zelfs maar het beste is om te doen). Vermits dat de kosten en de winsten in dit proces in belangrijke mate geïnternaliseerd worden, is er geen enkel probleem dat de markt dit aanbiedt. Het is waar dat de markt steunt op de principes van eigendom en contractuele vrijheid, maar waarom zou het vrijwillige proces van interactie deze zaken niet zelf kunnen aanbieden? Waarom zou ik een overheid 'moeten' hebben die mij belast om dan mijn veiligheid te waarborgen, terwijl een samenleving waar ik kies welke organisatie(s) mij bescherm(t)(en) ook een valabele mogelijkheid is?
Versus het beleidsdenken
Een reden om tegen anarchie te zijn is de noodzaak voor ‘beleid’. Maar beleid – het articuleren van voorkeuren via de staat – is niets anders dan het trachten op te leggen van bepaalde voorkeuren aan andere delen van de samenleving. Het kan zijn dat deze voorkeuren perfect legitiem zijn – ‘val mij niet aan’ – maar in zoverre ze legitiem zijn, vanuit een liberaal oogpunt, kunnen ze eigen aan de samenleving ontstaan. Indien deze reflex er niet is; is het maar de vraag in welke mate de monopolisering van de middelen ter vernietiging een goed idee is om een wenselijke samenleving – in termen van rechtvaardigheid en sociale coöperatie – te bereiken.
Ook het meest evidente: de significante voorkeuren uit de samenleving hoeven niet via de staat gebeuren: als ze significant genoeg zijn om via de staat te doen, hoeven ze niet via de staat gebeuren. Het is maar particularistisch belangengroepenbeleid dat via de staat moet gebeuren wegens het gebrek aan steun om dit in vrijwilligheid te bereiken – maar is dit dan wenselijk?
Vaak hoor je dat de overheid toch moet zorgen ‘voor de allerergste gevallen’ – maar het is niet van ‘beide een beetje’. Ofwel bestaan er geen gevoelens van solidariteit ten opzichte van zij die het slechter hebben en dan kunnen we niet betrouwen dat de monopolistische organisatie doet wat we (misschien) in theorie zouden willen. Ofwel bestaan er wel gevoelens van solidariteit en is het evident dat de vrijwillige bijdragen van solidariteit het eerst worden gealloceerd naar juist de ergste gevallen. Een perspectief dat de staat ‘toch de ergste gevallen’ moet regelen is een visie die de staat simpelweg als noodoplossing wilt gebruiken – maar waarom mag jij dan definiëren wat ‘in nood’ is en niet een socialistische medemens? Alle visies die bevoegdheden aan de staat blijven toewijzen zijn fundamenteel een visie dat de samenleving in bepaalde mate beheerd moeten worden – ‘daar kan vrijwillige coördinatie niet mee om’, ‘dat moet van bovenaf beslist worden voor hen’. De discussie wordt dan, altijd, wie mag er beheren – en dat heeft niets met menselijke vrijheid te maken. De voorkeuren van de ene mens zijn altijd en noodzakelijkerwijze anders: alleen in een samenleving waar er geen organisaties zijn die principieel het recht hebben via geweld middelen te vergaren kunnen deze voorkeuren in de grootst mogelijke harmonie met elkaar omgaan.
Indien we een issue zien waarvan we niet kunnen voorspellen dat mensen daar in vrijheid mee om kunnen gaan, gebruiken we de deus-ex-machina van de staat. Maar net zoals dat een overheid problemen heeft om de wensen eigen aan de samenleving te interpreteren en te vertalen naar politiek beleid op het vlak van openbaar vervoer, is dit niet anders op het vlak van eigendomsafdwinging en het oplossen van conflict. Indien we aanvaarden dat alleen het kenniscoördinerende mechanisme van de markt recht kan doen aan de wensen van de bevolking, doordat consumenten vrijwillig bepaalde middelen (‘geld’) opgeven om andere te verkrijgen, waarom zou dit mechanisme dan niet functioneren op het vlak van the last frontier , i.e. het recht en beveiligingssysteem zelf?
Een ‘beperkte’ overheid is een abstractie, een leeg concept. Een overheid is nooit ‘beperkt’: ze oefent altijd de wensen uit van zij die deze overheid beheersen. Zij mogen dan nog een goed bedoelende democratische ‘rechtstaat’ zijn; dat verandert niets aan dat zij voorkeuren opleggen aan andere mensen. Jij zult geld afstaan en wij zullen kiezen hoe we dit alloceren. Als ze echt goed bedoelend is, kan ze in het voorgestelde alternatief haar fondsen vrijwillig vergaren. Als ze dat niet is, waarom zouden we onze fondsen afstaan?
De geschiedenis van de Westerse juridische ontwikkeling is er een van competitieve legale structuren – vaak op dezelfde locatie en op dezelfde tijd. Dat er, vanuit ons hedendaags perspectief, zaken gebeurd zijn waar we niet mee akkoord kunnen gaan; is zeker waar. Maar indien de argumenten tegen anarchisme waar zijn, dan hadden we nooit de (relatief) stabiele orde kunnen bereiken die we vandaag de dag hebben. De Westerse samenleving zou altijd een totaal gedesintegreerde samenleving moeten zijn – er was immers geen staat die de samenleving beheerde! De waarheid is dat het gros van de rechtstructuren endogene voorkeuren uit de samenleving vertegenwoordigde; goedschiks en kwaadschiks. Ook het principieel en breed genomen anarchisme waar ik voor pleit kan rechtsregels hebben waar ik problemen mee heb. Maar anarchisme betekent fundamenteel dat er geen organisaties zijn die principieel maar kunnen werken door middel van de constante dreiging van geweld. Het is alleen in die sfeer dat het liberalisme een oprechte ideologie kan zijn: een ideologie van menselijke vrijheid, coöperatieve orde en de morele waardigheid die daar mee gepaard gaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten