donderdag 27 mei 2010
woensdag 26 mei 2010
Het esthetisch karakter van politiek
zondag 23 mei 2010
Een deprimerende gedachte?
vrijdag 21 mei 2010
Was Keynes een liberaal? Nee, niet echt.
In een tekst uit 1926 beschreef Keynes het einde van het laissez-faire idee. De tekst had dan ook de simpele titel ‘The End of Laissez-Faire’. Het is echter duidelijk aan de hand van de zaken die hij schrijft, dat er toch serieuze problemen zijn om Keynes een liberaal te noemen.In een tekst uit 1926 beschreef Keynes het einde van hIn een tekst uit 1926 beschreef Keynes het einde van het laissez-faire idee. De tekst had dan ook de simpele titel ‘The End of Laissez-Faire’. Het is echter duidelijk aan de hand van de zaken die hij schrijft, dat er toch serieuze problemen zijn om Keynes een liberaal te noemen.
Het aantal schijnmetaforen is groot, maar op die zaken ga ik niet expliciet in. Het eerste dat ik zou willen opmerken, is zijn schijnvoorstelling van de argumentatie waarop laissez-faire steunt.
The beauty and the simplicity of such a theory are so great that it is easy to forget that it follows not from the actual facts, but from an incomplete hypothesis introduced for the sake of simplicity. Apart from other objections to be mentioned later, the conclusion that individuals acting independently for their own advantage will produce the greatest aggregate of wealth, depends on a variety of unreal assumptions to the effect that the processes of production and consumption are in no way organic, that there exists a sufficient foreknowledge of conditions and requirements, and that there are adequate opportunities of obtaining this foreknowledge. For economists generally reserve for a later stage of their argument the complications which arise - (1) when the efficient units of production are large relatively to the units of consumption, (2) when overhead costs or joint costs are present, (3) when internal economies tend to aggregation of production, (4) when the time required for adjustments is long, (5) when ignorance prevails over knowledge and (6) when monopolies and combinations interfere with equality in bargaining - they reserve, that is to say, for a later stage their analysis of the actual facts. Moreover, many of those who recognise that the simplified hypothesis does not accurately correspond to fact conclude nevertheless that it does 'represent what is ‘natural’ and therefore ideal.
They regard the simplified hypothesis as health, and the further complications as disease.
Er zijn enkele problemen met deze visie van Keynes. Ten eerste steunt het pleidooi voor laissez-faire helemaal niet op een visie van perfecte competitie. Het is waar dat je het model van perfecte competitie eenvoudig kan afdoen als irrelevant in de werkelijke wereld, om allerlei redenen. Maar dat model is niet de basis voor laissez-faire. Het argument voor laissez-faire zit in het comperatieve voordeel van het marktproces - vrijwilligheid - versus de staat - onvrijwilligheid - in de eerste instantie door de mogelijkheid van economische calculatie op basis van prijzen in het marktproces. In het marktproces heb je prijzen om je te laten leiden in je economische beslissingen, en een motivatie om je te laten leiden daardoor. Bij de staat heb je geen enkel het politieke mechanisme om je te laten leiden bij beslissingen; een mechanisme waarbij je fundamenteel de kosten laat dragen door de rest van de samenleving (belastingsbetaler) en waarbij jij de voordelen zoveel mogelijk naar je toe tracht te trekken, gecombineerd met ideologische ondersteun waarbij, indien je fout zit, je de kosten kan externaliseren naar de rest van de samenleving. (De these van Bryan Caplan over 'Rational Irrationality'.) Merk op dat Keynes enkel aantoont dat het mechanisme niet perfect is - zoals in het overeenkomstige model - maar dat hij niet aantoont dat het alternatief comparatief beter is. Dit is natuurlijk een quod non; hoe goed of slecht je een bepaald mechanisme ook vindt, om daaruit te concluderen dat je het mag verwerpen (wat je doet als je tegen 'laissez-faire' pleit), is een quod non. Je kan dat enkel doen door aan te tonen dat een alternatief comparatief beter is.
Keynes vervolgt:
Yet besides this question of fact there are other considerations, familiar enough, which rightly bring into the calculation the cost and character of the competitive struggle itself, and the tendency for wealth to be distributed where it is not appreciated most. If we have the welfare of the giraffes at heart, we must not overlook the sufferings of the shorter necks who are starved out, or the sweet leaves which fall to the ground and are trampled underfoot in the struggle, or the overfeeding of the long-necked ones, or the evil look of anxiety or struggling greediness which overcasts the mild faces of the herd.
Hier hanteert hij 2 argumenten. (1) Dat de minderbedeelden uit de boot gaan vallen en (2) dat hebzucht gaat leiden tot onregelmatigheden in de samenleving (zo lees ik toch zijn argument). 2elfs indien dit waar is, volgt daar, natuurlijk, niet uit dat je het marktproces moet reguleren. Daaruit volgt, hoogstens, dat je de staat kan gebruiken om middelen te herverdelen naar zij die het minder hebben. Maar het is natuurlijk zo dat in elke samenleving er voor de armen/zwakkeren werd gezorgd; als het niet door de staat was, dan wel door grotere en meer vrijwilligere organisaties. Dus is het een beetje absurd omdat te gebruiken als argument. Armere samenlevingen kunnen natuurlijk minder goed voor hun zwakkeren zorgen; er is minder om te herverdelen, maar dat neemt niet weg dat je het zelfs daar ziet.
Het tweede argument - het hebzucht argument - is ook raar. Ten eerste is het raar dat 'hebzucht' een argument zou zijn dat anderen niet zoveel zouden mogen verdienen. 'Hey, ik kan jaloers worden, dus werk eens niet zoveel.' Ten tweede is het ook niet duidelijk hoe je dat kan verbeteren door belastingen te heffen of te reguleren; dan verander je gewoon de setting waarin hebzucht kan teren; het fundamenteel uitdoven doe je niet. En het is ook natuurlijk niet gezegd dat je daardoor fundamenteel meer gelijkheid hebt; er zijn allerlei mechanismen actief in de moderne welvaartstaat die herverdelen van rijk naar arm, zoals onderwijs en arbeidsregulering.
En hij gaat verder:
Let us clear from the ground the metaphysical or general principles upon which, from time to time, laissez-faire has been founded. It is not true that individuals possess a prescriptive ‘natural liberty’ in their economic activities. There is no ‘compact’ conferring perpetual rights on those who Have or on those who Acquire. The world is not so governed from above that private and social interest always coincide. It is not so managed here below that in practice they coincide. It is not a correct deduction from the principles of economics that enlightened self-interest always operates in the public interest. Nor is it true that self-interest generally is enlightened; more often individuals acting separately to promote their own ends are too ignorant or too weak to attain even these. Experience does not show that individuals, when they make up a social unit, are always less clear-sighted than when they act separately.
Ik citeer dit om te illusteren: hoeveel argumenten tel je hier? De vraag stellen is ze voor 1 keer door de lezer laten beoordelen.
Ook grappig:
(1) I believe that in many cases the ideal size for the unit of control and organisation lies somewhere between the individual and the modern State. I suggest, therefore, that progress lies in the growth and the recognition of semi-autonomous bodies within the State-bodies whose criterion of action within their own field is solely the public good as they understand it, and from whose deliberations motives of private advantage are excluded, though some place it may still be necessary to leave, until the ambit of men's altruism grows wider, to the separate advantage of particular groups, classes, or faculties - bodies which in the ordinary course of affairs are mainly autonomous within their prescribed limitations, but are subject in the last resort to the sovereignty of the democracy expressed through Parliament.
I propose a return, it may be said, towards medieval conceptions of separate autonomies. But, in England at any rate, corporations are a mode of government which has never ceased to be important and is sympathetic to our institutions. It is easy to give examples, from what already exists, of separate autonomies which have attained or are approaching the mode I designate - the universities, the Bank of England, the Port of London Authority, even perhaps the railway companies. In Germany there are doubtless analogous instances.
One of the most interesting and unnoticed developments of recent decades has been the tendency of big enterprise to socialise itself. A point arrives in the growth of a big institution - particularly a big railway or big public utility enterprise, but also a big bank or a big insurance company - at which the owners of the capital, i.e. its shareholders, are almost entirely dissociated from the management, with the result that the direct personal interest of the latter in the making of great profit becomes quite secondary. When this stage is reached, the general stability and reputation of the institution are the more considered by the management than the maximum of profit for the shareholders.
The illusion that management is the totality of entrepreneurial activities and that management is a perfect substitute for entrepreneurship is the outgrowth of a misinterpretation of the conditions of the corporations, the typical form of present-day business. It is as- serted that the corporation is operated by the salaried managers, while the shareholders are merely passive spectators. All the powers are concentrated in the hands of hired employees. The shareholders are idle and useless; they harvest what the managers have sown.
This doctrine disregards entireIy the role that the capital and money market, the stock and bond exchange, which a pertinent idiom simply calls the "market," plays in the direction of corporate business. The dealings of this market are branded by popular anti- capitalistic bias as a hazardous game, as mere gambling. In fact, the changes in the prices of common and preferred stock and of corporate bonds are the means applied by the capitalists for the supreme control of the flow of capital. The price structure as determined by the speculations on the capital and money markets and on the big comnodity exchanges not only decides how much capital is available for the conduct of each corporation's business; it creates a state of affairs to which the managers must adjust their operations in detail.
The most important Agenda of the State relate not to those activities which private individuals are already fulfilling, but to those functions which fall outside the sphere of the individual, to those decisions which are made by no one if the State does not make them. The important thing for government is not to do things which individuals are doing already, and to do them a little better or a little worse; but to do those things which at present are not done at all.
Many of the greatest economic evils of our time are the fruits of risk, uncertainty, and ignorance. It is because particular individuals, fortunate in situation or in abilities, are able to take advantage of uncertainty and ignorance, and also because for the same reason big business is often a lottery, that great inequalities of wealth come about; and these same factors are also the cause of the unemployment of labour, or the disappointment of reasonable business expectations, and of the impairment of efficiency and production. Yet the cure lies outside the operations of individuals; it may even be to the interest of individuals to aggravate the disease. I believe that the cure for these things is partly to be sought in the deliberate control of the currency and of credit by a central institution, and partly in the collection and dissemination on a great scale of data relating to the business situation, including the full publicity, by law if necessary, of all business facts which it is useful to know. These measures would involve society in exercising directive intelligence through some appropriate organ of action over many of the inner intricacies of private business, yet it would leave private initiative and enterprise unhindered. Even if these measures prove insufficient, nevertheless, they will furnish us with better knowledge than we have now for taking the next step.
My second example relates to savings and investment. I believe that some coordinated act of intelligent judgement is required as to the scale on which it is desirable that the community as a whole should save, the scale on which these savings should go abroad in the form of foreign investments, and whether the present organisation of the investment market distributes savings along the most nationally productive channels. I do not think that these matters should be left entirely to the chances of private judgement and private profits, as they are at present.
My third example concerns population. The time has already come when each country needs a considered national policy about what size of population, whether larger or smaller than at present or the same, is most expedient. And having settled this policy, we must take steps to carry it into operation. The time may arrive a little later when the community as a whole must pay attention to the innate quality as well as to the mere numbers of its future members.
donderdag 20 mei 2010
Robin Hanson over regulering
Look, in any area where we let humans do things, every once in a while therewill be a big screwup; that is the sort of creatures humans are. And if you won’t decrease regulation without a screwup but will increase it with a screwup, then you have a regulation ratchet: it only moves one way. So if you don’t think a long period without a big disaster calls for weaker regulations, but you do think a particular big disaster calls for stronger regulation, well then you might as well just strengthen regulations lots more right now, even without a disaster. Because that is where your regulation ratchet is heading.
dinsdag 18 mei 2010
Gastbijdrage: Van mij, van ons of van niemand
VAN MIJ, VAN ONS OF VAN NIEMAND
Een rechtseconomische kijk op het eigendomsrecht
Just as man can't exist without his body, so no rights can exist without the right to translate one's rights into reality, to think, to work and keep the results, which means: the right of property. Ayn Rand
Het eigendomsrecht is het fundament van de markteconomie. Zolang goederen niet schaars zijn, heeft men geen behoefte aan eigendom of eigendomsrechten. Niet-schaarse goederen zijn immers in zodanige mate aanwezig dat zij in ieders behoeftes kunnen voorzien. Logisch. Anderen uitsluiten van het gebruik van een niet-schaars goed is bijgevolg niet nodig. Evenmin is het nodig te voorzien in een mogelijkheid om niet-schaarse goederen over te dragen. Ook logisch. Anders is het geval bij schaarse goederen. Als er dan geen eigendomsrechten erkend worden, zal dit op korte termijn leiden tot roofbouw. Door de bescherming van eigendom zal men in staat zijn tot ruilen, wat de welvaart van de betrokken partijen zal doen toenemen. In de rechtseconomie onderscheidt men drie soorten eigendomsregimes: private eigendom, open access en gemene eigendom. Soms wordt daar nog een vierde regime aan toegevoegd, zijnde overheidseigendom. Deze tekst poogt echter op een zeer eenvoudige en heldere wijze aan te tonen waarom private eigendom te verkiezen valt boven open access en gemene eigendom. De stijl is opzettelijk droog en helder gehouden om de leesbaarheid en verstaanbaarheid te verhogen.
DE INEFFICIËNTIE VAN OPEN ACCESS AREAS
Het open access regime is een regime van eigendomsloosheid. Dit betekent geenszins een collectieve eigendomsvorm, maar werkelijk de afwezigheid van eigendom. Wanneer een stam het gebruik van jachtterreinen controleert, dan is er sprake van eigendomsrechten, meer bepaald van gemene of collectieve eigendom. Open access is daarentegen de toestand waarin geen enkele instantie (groep, persoon of instelling) effectief kan bepalen wie van een schaars goed gebruik kan maken. Open access leidt altijd tot inefficiëntie en wel omwille van drie redenen.
Overgebruik
Een eerste reden is dat eigendomloosheid leidt tot overgebruik. Als voorbeeld kunnen we de overbekende case aanhalen van de grazende schapen op een weide waarvan niemand eigenaar is. Op het stuk weidegrond grazen melkkoeien, die toebehoren aan verschillende boeren. Elke boer wil zo veel mogelijk verdienen aan zijn melkvee. Als hij een koe toevoegt aan zijn kudde, heeft dat twee economische effecten. Het positieve gevolg is dat de kudde van de boer met een extra koe in totaal meer melk geeft, welke meeropbrengst volledig ten goede komt aan de eigenaar. Het negatieve gevolg is dat de koe gras eet van de eigendomsloze weide, waardoor per koe minder gras beschikbaar zal zijn (overbegrazing). Minder grasconsumptie betekent minder melk en dus minder opbrengst. Dit nadeel wordt echter verdeeld over alle koeien, en dus over alle veehouders. Een boer ontvangt dus de volledige opbrengst van een nieuwe koe, terwijl de kosten worden gedeeld. Het is voor een boer dus lucratief om een nieuwe koe toe te voegen zolang zijn deel van de kosten lager is dan de opbrengst. Omdat de totale opbrengst slechts groter hoeft te zijn dan één gedeelte van de kosten, komt er een moment dat er een koe wordt toegevoegd die de overige boeren meer kost dan zij de eigenaar oplevert. Aangezien de weide niet toebehoort aan de boeren, zullen zij de kosten van de invloed op de waarde van het land niet in hun afweging betrekken. De boeren zullen zich nooit uit eigen initiatief aan een beperking van het aantal schapen houden, om de eenvoudige reden dat zij zullen denken dat wanneer zij minder schapen op de weide plaatsen, de andere boeren dit zullen compenseren door er meer schapen op te plaatsen.
Suboptimale timing
Een tweede reden bestaat erin dat eigendomloosheid leidt suboptimale timing. Opnieuw kunnen we dit illustreren aan de hand van een bekend voorbeeld. Er is een bos waarvan niemand eigenaar is waarin alle bomen gelijktijdig werden aangeplant. Omdat de bomen geleidelijk aan dikker worden, stijgt tot op een bepaald punt de opbrengst van de houthak. Na een bepaalde periode zal de opbrengst opnieuw dalen, omdat de bomen door zure regen of ziekte worden aangetast, verouderen of omvallen. Merk op dat het uitstellen van bomen om te hakken ook kosten met zich meebrengt aangezien men door te wachten een fysiek kapitaal laat staan, dat rente zou opleveren indien men het in financieel kapitaal zou omzetten. Indien het bos eigendom zou zijn van een instantie zou men op het optimale moment overgaan tot het omhakken van de bomen. In een open access regime zal men echter reeds beginnen hakken op het moment dat de opbrengsten van de houthak hoger worden dan de kosten van de houthak en de kosten van uitstel. Problematisch is dat dit moment in de tijd vroeger ligt dan het moment waarop de opbrengst het hoogst ligt. De omwonenden zullen niet wachten tot het optimale moment omdat zij schrik hebben dat de anderen toch vervroegd tot de houthak zullen overgaan. Door de afwezigheid van eigendom zal er aldus een suboptimale timing zijn.
Onderinvestering
Een derde reden is dat het open access regime tot onderinvestering zal leiden. Wanneer iemand investeert in een open access goed, dan kunnen andere medegebruikers van dit goed meeprofiteren van deze investering. Stel dat een boer investeert in een eigendomsloze weide door deze weide te bemesten, dan zullen de andere omwonenden meegenieten van het hogere rendement van het bemeste stuk grond. Door de afwezigheid van eigendomsrechten kan de investeerder de anderen niet uitsluiten van het gebruik. Aangezien iedereen of althans het merendeel erop zal speculeren dat de anderen wel zullen investeren, waardoor zij gratis en voor niks kunnen meegenieten, wordt er uiteindelijk niets of in ieder geval niet optimaal geïnvesteerd.
De case van de olifantenpopulatie
Deze theoretische inzichten kunnen we toetsen aan een empirisch vaststelbaar voorbeeld. In Kenia is de jacht op olifanten verboden terwijl het in Zimbabwe wel toegelaten is om te jagen op olifanten. Enigszins verbazend kunnen we vaststellen dat net in Zimbabwe de populatie olifanten groeit, terwijl in Kenia het aantal olifanten drastisch gedaald is. Waar in Kenia in 1979 nog 65 000 olifanten rondliepen, blijkt dit aantal in 1989 gedaald te zijn tot amper 19 000 olifanten. In Zimbabwe, waar de jacht is toegelaten, waren er in 1979 ongeveer 30 000 olifanten en in 1989 zowat 52 000. In 1994 waren het er zelfs al 82 000. De reden is te vinden in het eigendomsregime. In Kenia bestaat namelijk een open access regime. Doordat de olifanten op de grond aan niemand toebehoren zal de bevolking geen enkele incentive hebben deze dieren te beschermen. Integendeel, want de olifanten drinken van hun water en vertrappelen vaak de oogst. In Zimbabwe, waar geen jachtverbod geldt, zijn er wel eigendomsrechten. De bevolking staat tegen betaling jachtrechten toe aan olifantenjagers. Maar deze jachtrechten worden slechts in beperkte mate toegekend, zodat de populatie niet verdwijnt. De bevolking heeft immers een degelijke incentive om de populatie in stand te houden; zo kan men op lange termijn jachtrechten verkopen en blijvend inkomsten verwerven.
DE PROBLEMATIEK VAN GEMENE EIGENDOM
Meestal hoeft de grens tussen private en gemene eigendom geen zwart-wit verhaal te zijn. Men kan enerzijds een eigendom poolen, wat betekent meer collectief maken. Anderzijds kan men eigendom meer fragmenteren, wat betekent opdelen in meer stukken. Bij een rechtseconomische analyse zal men nagaan welke kosten stijgen of dalen door eigendom te poolen enerzijds of eigendom te fragmenteren anderzijds. Bij gemene of collectieve eigendom stelt zich onvermijdelijk de problematiek van de reguleringskosten en de uitsluitingskosten.
Reguleringskosten
Hoe meer men eigendom zal poolen, hoe hoger noodzakelijkerwijs de reguleringskosten zullen zijn. Bij collectieve eigendom zijn meerdere individuen op eenzelfde moment ‘eigenaar’ van een bepaald goed. Indien zij gebruik willen maken van dit goed, zal dit onvermijdelijk leiden tot dezelfde inefficiënte als bij open acces goederen. Ook hier zal er sprake zijn van overgebruik, suboptimale timing en onderinvestering. Om dit te vermijden zullen de ‘eigenaars’ van het gemene goed reguleringen afspreken. Deze regulatie is echter alles behalve kosteloos. Vooreerst zijn er informatiekosten die gemaakt moeten worden om tot de optimale regulering te komen. Ten tweede steken onderhandelingskosten de kop op, doordat men onderling overeenstemming moet bereiken over de voorgenomen regulering. Tot slot zal men ervoor moeten zorgen dat de regulering nageleefd wordt, wat toezichts– en afdwingingskosten met zich meebrengt. Hoe meer men poolt, hoe meer deze kosten zullen stijgen. Bij zuiver individuele eigendom zijn deze kosten nihil, omdat elke eigenaar spontaan het optimale gebruiksniveau zal benutten.
Uitsluitingkosten
Een tweede probleem wordt gevormd door de uitsluitingskosten. Zowel bij private individuele eigendom als bij collectieve eigendom zullen deze kosten gemaakt moeten worden. De kosten zijn intrinsiek aanwezig in een systeem waarin eigendomsrechten erkend worden. Uitsluitingskosten omvatten ten eerste de afbakening van de eigendom, zowel fysiek als geografisch. Fysieke afbakening gebeurt door het plaatsen van muren, prikkeldraad of hagen. Geografische afbakening vindt plaats door landmeters en het kadaster. Ook het opzetten van een registratiesysteem, dat dient voor de identificatie van de eigenaar, brengt kosten met zich mee. Als kritiek op private individuele eigendom wordt vaak het verlies van schaalvoordelen aangehaald. Deze kritiek is terecht, maar niet onoverkomelijk. Schaalvoordelen kunnen eenvoudig worden gerealiseerd door een overeenkomst tussen de verschillende eigenaars. Nuance hierbij is dat ook hier transactiekosten moeten meegerekend worden. Het optimum tussen collectiviteit en individualisering ligt op het punt waar de soms van de reguleringskosten en uitsluitingskosten en verlies aan schaalvoordelen het laagst is.
SLOTBEMERKINGEN
Door het omschakelen naar private eigendom, wordt de individuele vrijheid van de eigenaar gewaarborgd. Deze vrijheid impliceert verantwoordelijkheid over het goed. Aangezien in een systeem van private eigendom de kosten geïnternaliseerd worden, zal de eigenaar er alle belang bij hebben zijn eigendom in stand te houden en te verzorgen. Maar ook de baten worden geïnternaliseerd. Harde werkers zullen de baten kunnen opstrijken en hoeven geen schrik te hebben deze te moeten delen met free riders. Competitie en initiatief wordt beloond in een systeem van private eigendom. Met deze eenvoudige rechtseconomische analyse van eigendomsrechten werd getracht de onhoudbaarheid van de alternatieven voor private eigendom bloot te leggen. Private eigendom kent zeker zijn nadelen, maar deze wegen noch ideologisch noch economisch op tegen regimes van open acces of collectieve eigendom.
Thomas Vanthournout
'Sociaal contract' als argument van de staat
Anarchie en sektes
Abstract:We consider the relative robustness of libertarian anarchy and liberal democracy to meddlesome preferences. Specifically, we examine how the liberty of those wishing to engage in externally harmless activities is affected by people who wish to prevent them from doing so. We show that intense, concentrated meddlesome preferences are more likely to produce illiberal law in anarchy while weak, dispersed meddlesome preferences are more likely to do so in democracy. Using insights from the economics of religion, we argue that anarchy is more likely than democracy to produce small groups with intense meddlesome preferences. Absent government provision of public goods, voluntary groups will emerge to fill the gap. Strict religious groups - 'sects' - are more able to overcome collective action problems and will therefore be more prevalent in an anarchic society. These sects are apt to instil intense meddlesome preferences in their members and have the ability to enforce them: anarchy produces the situation to which it is most fragile. Our argument reveals unresolved questions in the conventional understanding of institutional robustness.
There needn’t be a majority of busybodies for an anarchist society to become illiberal: a minority of zealous anti-smokers could outweigh a smaller minority of smokers if the majority of non-smokers were indifferent to smoking or the rights of smokers. As long as the willingness to pay for the indulgence of meddlesome preferences exceeds the willingness to pay for protection of liberties, an efficient market will produce an illiberal society.
Ondertussen bij Cato-Unbound...
liberalism has promoted a radical individualism which, in trashing the supposed despotism of custom and tradition concerning the nature of true human flourishing, has produced a vacated, empty self that believes in no common values or inherited creeds. But in creating this purely subjective being, liberalism has also created a new and wholly terrifying tyranny. For, in order to strip people of their cultural legacy and eliminate the idea that people should enjoy degrees of prestige according to their nature and capacity for virtue, and by making everyone instead the same sort of individual with basic needs and rights, an excess of centralized authority is required. The rule of the virtuous person is displaced by the explicit control of the centralized state.
Een kleine noot over 'Libertarian Paternalism'
Art Carden zijn 'Common Objections to Capitalism'
Democractie, globalisering en de natiestaat: kies er 1
Democracy, globalization, the nation state are not mutually compatible, you can only pick 2 out of 3.
I look forward to the book for the detailed logic and evidence. Of course, skepticism is allowed already, since Dani’s already put it out there and since the burden of proof is on the proponent of a new hypothesis. So far I have 2 big reasons for skepticism:
(1) exaggerating the constraints of globalization.
Dani has a much more respectable version of this than Tom Friedman’s ridiculous “golden strait jacket,” but the reason for doubt are the same: we do observe a lot of diversity of policies in the rich globalized economies, and they became rich all the same.
(2) over predicting the demise of either democracy or good economics
There’s a long history of arguments about why democracy is incompatible with good economics that benefits everyone. Either the masses will vote to expropriate the capitalists, or the capitalists will use their wealth to buy votes to get power to exploit the masses. Neither happened in capitalist democracies (maybe the two threats cancel each other out).
Herbert Spender over het 'klagen als je meer krijgt'
When life was poor, nasty, solitary, brutish, and short, no one wrote essays complaining about it. They just accepted barbarism as a fact of life. In the modern world, where we see progress all around us, complaining never stops (not even now - see, I'm complaining!). That's what Simon said in the 20th-century, and given the great strides humanity made in the 19th, perhaps I should not be so surprised that Spencer said the same.
Spencer's examples:
1. Democracy.
In days when the people were without any political power, their subjection was rarely complained of; but after free institutions had so far advanced in England that our political arrangements were envied by continental peoples, the denunciations of aristocratic rule grew gradually stronger, until there came a great widening of the franchise, soon followed by complaints that things were going wrong for want of still further widening.2. Women's rights.
If we trace up the treatment of women from the days of savagedom, when they bore all the burdens and after the men had eaten received such food as remained... to our own day when throughout our social arrangements the claims of women are always put first, we see that along with the worst treatment there went the least apparent consciousness that the treatment was bad; while now that they are better treated than ever before, the proclaiming of their grievances daily strengthens: the loudest outcries coming from 'the paradise of women,' America.3. Alcoholism.A century ago, when scarcely a man could be found who was not occasionally intoxicated, and when inability to take one or two bottles of wine brought contempt, no agitation arose against the vice of drunkenness; but now that, in the course of fifty years, the voluntary efforts of temperance societies, joined with more general causes, have produced comparative sobriety, there are vociferous demands for laws to prevent the ruinous effects of the liquor traffic.4. Illiteracy.
A few generations back, ability to read and write was practically limited to the upper and middle classes, and the suggestion that the rudiments of culture should be given to labourers was never made, or, if made, ridiculed; but when, in the days of our grandfathers, the Sunday-school system, initiated by a few philanthropists, began to spread and was followed by the establishment of day-schools, with the result that among the masses those who could read and write were no longer the exceptions... there began the cry that the people were perishing for lack of knowledge, and that the State must not simply educate them but must force education upon them.5. And of course, poverty.
Any one who can look back sixty years, when the amount of pauperism was far greater than now and beggars abundant, is struck by the comparative size and finish of the new houses occupied by operatives...Yet while elevation, mental and physical, of the masses is going on far more rapidly than ever before—while the lowering of the death-rate proves that the average life is less trying, there swells louder and louder the cry that the evils are so great that nothing short of a social revolution can cure them.
Toch wel redelijk briljant te noemen, niet waar?
zaterdag 15 mei 2010
Radio Klara over Hans Achterhuis zijn nieuwe boek...
Jean-Pierre Rondas praat met de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis over diens nieuwste boek, over De utopie van de vrije markt (Lemniscaat). Achterhuis begon aan dit boek toen duidelijk werd dat de bankiers geen lessen wensten te trekken uit het debacle van de financiële crisis waaruit de belastingbetalers hen wereldwijd hadden moeten redden. Voordien had hij in zijn studies over de erfenis van de utopie alleen de maatschappelijke en technische utopieën erkend en bekritiseerd. nu komt daar dus de neoliberale utopie bij. En omdat een utopie, wil ze herkenbaar en bestudeerbaar zijn, ook ergens een narratieve neerslag moet hebben gekend, neemt Achterhuis de roman Atlas in staking van de Amerikaanse kapitalistische goeroe Ayn Rand als focus. Niet alleen was deze sekteleidster een volgelinge van Von Mises en Friedrich von Hayek; zijzelf kweekte op haar beurt adepten die luisteren naar de namen van Milton Friedman en Alan Greenspan...
vrijdag 14 mei 2010
Volkswijsheid
"Het ongebreideld kapitalisme heeft toegelaten dat het land (Griekenland) jaren boven zijn stand kon leven."
donderdag 6 mei 2010
Auto'vrij' leven
Lieve Jacobs bewijst met haar gezin dat het zonder auto ook kan, zelfs met twee opgroeiende kinderen en onregelmatige werkuren. Vanuit hun huis in Strombeek-Bever verplaatsen ze zich met de fiets, tram, bus (pre-)metro en trein en alle mogelijke combinaties. Een auto-vrij leven is niet zo moeilijk als het misschien lijkt en biedt veel (onverwachte) voordelen.
Wat er mis is met John Locke zijn theorie over Civil Government
But because no political society can be, nor subsist, without having in itself the power to preserve the property, and in order thereunto, punish the offences of all those of that society; there, and there only is political society, where every one of the members hath quitted this natural power, resigned it up into the hands of the community in all cases that exclude him not from appealing for protection to the law established by it. And thus all private judgment of every particular member being excluded, the community comes to be umpire, by settled standing rules, indifferent, and the same to all parties; and by men having authority from the community, for the execution of those rules, decides all the differences that may happen between any members of that society concerning any matter of right; and punishes those offences which any member hath committed against the society, with such penalties as the law has established: whereby it is easy to discern, who are, and who are not, in political society together. (Bold toegevoegd.)
zondag 2 mei 2010
Review: 'De stille dood van het neoliberalisme'
Vaak werden die hoge lonen betaald in bedrijven waar de gewone werknemers meer moesten werken voor hetzelfde geld, of zelfs voor lagere lonen. Ander contrast is dat precies de managers die (s)preken over de nood aan flexibele arbeidsmarkten - lees: de absolute noodzaak om mensen gemakkelijk te kunnen ontslaan - zichzelf tegen ontslag indekken met ontslagpremies ter waarde van een aantal riante villa's in de betere wijken rond Brussel of Amsterdam.Ik kan er niet aan doen, maar de grote overtuigingskracht komt hier van een soort van emotioneel 'oh mijn God. Die klootzakken!' terwijl er helemaal niet echt uitgelegd wordt waarom dit ook effectief zo'n probleem zou zijn. Als we zelfs nog even negeren of het wel zo waar is of dat 'dezelfde managers' zouden zijn die spreken voor flexibele arbeidsmarkten, die ontslagpremies nemen, is het natuurlijk zo dat er wel degelijk redenen zijn - en redenen genre 'het algemeen belang' - om voorstander te zijn van flexibele arbeidsmarkten en ook, tegelijkertijd, hoge ontslagpremies. Beide zijn immers een potentieel gevolg van vrijwillige interactie en contractuele vrijheid. Het aspect van 'flexibele arbeidsmarkt' kan mogelijkerwijze resulteren in 'eenvoudiger ontslaan' - dat hangt af van wat er contractueel bepaald is, maar zal wel sowieso uitmonden in het eenvoudiger aannemen van werknemers, wat meer mogelijkheden betekent voor alle (potentiële) werknemers: zowel zij die op dit moment aan het werk zijn, als zij die werkloos zijn. De reden is nogal eenvoudig: stel bijvoorbeeld dat je zou moeten trouwen met de eerste persoon waarmee je op een afspraak gaat. De 'markt' voor 'daten' zou nogal sterk rigide zijn; mensen zouden heel erg voorzichtig zijn als ze met iemand uitgaan - je moet er immers direct mee trouwen. Als er echter geen noodzakelijke, wettelijke verplichtingen zijn, dan zullen mensen waarschijnlijk veel meer daten, en zo trachten de goede partner te vinden (of gewoon een leuke tijd hebben). Hetzelfde met de arbeidsmarkt; als je het moeilijker maakt, door middel van wettelijke beperkingen, om mensen te ontslaan, dan zijn misschien de mensen die op dat moment een baan hebben (een beetje) beschermd, maar zij die geen baan hebben of zouden willen veranderen van een baan, worden hierdoor benadeeld. Door deze wettelijke barriëre, wordt het minder aantrekkelijk voor iemand om een personeelslid in dienst te nemen, ook al zou deze (tijdelijk) een loon kunnen krijgen en van waarde zijn.
"In een mondiaal kapitalisme kan het kapitaal een land en een bepaalde arbeidersklasse die te veeleisend is, makkelijker de rug toekeren, of ermee dreigen dat te doen."
"Die niewe werknemers van het kapitalisme hebben niet zoveel geld of kapitaal meebgeracht en dus is de verhouding tussen arbeid en kapitaal ten gronde veranderd. Arbeid, vooral laaggeschoolde arbeid, is er nu in overvloed terwijl kapitaal relatief schaarser is geworden. Anders gezegd: het aanbod van arbeid is veel sterker toegenomen dan dat van het kapitaal. En hoe groter het aanbod, hoe lager de prijs. De prijs van arbeid, de lonen, zal de komende decennia dan ook onder druk staan in deze mondialisering, zeker die voor lager geschoolde arbeid in de rijker landen."
"Zijn er in België en in andere landen signalen dat de vermogenden rijker worden en de gewone werkmens eerder ter plekke trappelt?Die zijn er inderdaad. Het meest evidente signaa is dat werk letterlijk een kleiner deel van de koek oplevert dan pakweg 20 jaar geleden, in België en zowat in alle rijke landen. Het BNI is de som van alle inkomens van alle Belgen: hun inkomens uit arbeid maar ook hun inkomens uit allerlei vormen van vermogen (rente, huur, winsten, verkochte meerwaarden, ...). Welnu, de som van alle inkomens uit arbeid - het arbeidsaandeel van het BNI - is de voorbije jaren teruggelopen."