donderdag 7 januari 2010

Overheid vs Marktfalen

Vandaag geschreven als artikel, maar ik ben er niet geheel tevreden over. 'k deel het maar mee voor wie er iets aan heeft.
Een van de meer uitdagende concepten voor het liberalisme is het concept marktfalen, i.e. Imperfecties in het marktmechanisme die ervoor zorgen dat overheidsingrepen noodzakelijk is. Er zijn verschillende manieren waarop deze uitdaging echter genuanceerd kan worden en het is daarover dat ik hier samen met de lezer eens wil doordenken.

Denk bijvoorbeeld eens aan het concept asymmetrische informatie. Het probleem hier, volgens de theorie, is dat koper en verkoper niet dezelfde hoeveelheid informatie hebben over een bepaald product (zoals tweedehandswagens). Het is onmogelijk (aldus de theorie) voor de koper om te weten of de auto in kwestie een 'goede', 'middelmatige' of 'slechte' auto is, waardoor een mechanisme zal optreden dat er uiteindelijk voor zal zorgen dat er geen tweedehandsauto's meer verkocht zullen worden. Onmiddellijk voelen we dat er al hier iets mis mee is: er zijn toch firma's die tweedehandsauto's verkopen? Waar de theorie in kwestie geen rekening mee hield, is dat er allerlei mechanismen zijn die de verkoper kan hanteren om dit probleem te omzeilen: garantie's, reputatie, informele mechanismen, etc. Maar in welke mate speelt het asymmetrische mechanisme in de democratische procedure? De reden waarom ik dit vergelijk is wiedes: de parlementaire democratie zoals wij die hebben, wordt gekenmerkt door een competitief proces voor wetgevende zetels om op die manier aan het beleid te kunnen deelnemen. Maar zouden we niet kunnen zeggen dat de koper (i.e. de persoon die stemt) hier niet a fortiori een veel groter assymetrisch informatieprobleem heeft dan de verkoper (de politici waarop u kan stemmen)? U weet misschien niet alles van de tweedehandsauto (of van eender welk product) dat u koopt, maar geldt dit a fortiori niet ook voor het politieke proces? Meer zelfs: u bent verplicht om de gevolgen van het politieke proces te ondergaan, i.e. dit is een markt waar u niet de keuze hebt om aan deel te nemen of niet. Het lijkt mij duidelijk dat los van de merites over de analyse van asymmetrische informatie in het marktproces (iets dat zeker bestaat) dat, in de mate dat dit een probleem vormt, dit eens te meer geldt in het politieke proces.
Een tweede voorbeeld van marktfalen is het probleem van 'publieke goederen'. Kort gezegd: 'iedereen wilt iets', maar het is te moeilijk om individuele belangen zodanig te organiseren dat het goed er komt omdat iedereen kan freeriden op de handelingen van anderen. Denk bijvoorbeeld aan vuurwerk of vuurtorens: eenmaal er vuurwerk is of er een vuurtoren staat, is het moeilijk om mensen uit te sluiten om daar niet van te profiteren die daar geen bijdragen aan hebben geleverd. Ongetwijfeld zijn er issues waar dit collectieve actie probleem (om de technische term te gebruiken) (significant) moeilijker op te lossen zijn dan in andere zaken – dat wil ik zeker niet ontkennen. Maar laten we, alweer, eens kijken naar hoe dit fenomeen werkt op vlak van het politieke proces: is het immers controle op de overheid geen collectieve actie probleem? Iedereen zou graag hebben dat er een uitgebreide controle is (tenzij iemand denkt dat dit niet relevant is), maar zowel de kans of de impact dat 1 individu een groot verschil zal maken, is klein, waardoor niemand zich daar echt zo intensief mee bezig houdt als moet. Natuurlijk hebben we het fenomeen van oppositie, maar wie zegt dat zij de waarheid vertellen? Zij hebben er immers alle belang bij om de waarheid zo te verdraaien (of, in ieder geval, zo te interpreteren) dat het hen goed uitkomt – zoals we maar al te goed zelf beseffen indien we zelf eens de kant kiezen van de overheid als de oppositie een bepaalde actie bekritiseert.

Hiermee verwant is trouwens de conceptuele verwarring tussen de economische term 'een publiek goed' en 'de overheid biedt dit goed met publieke middelen aan'. Onderwijs en pensioenen zijn geen publiek goed! Het zijn goederen die nu door de overheid worden 'verzekerd', maar dat betekent niet dat ze vallen onder de term publiek goed. Als een leerkracht mij aandacht geeft, gaat dat ten koste van de aandacht aan de rest van de klas. Als de overheid mij geld geeft als gepensioneerde, dan kan dit geld niet gebruikt worden voor een andere gepensioneerde. Het is duidelijk dat dit niet valt onder de term publiek goed en mag dus ook niet als dusdanig verkocht worden. Maar toch wordt dit keer op keer op die manier gedaan, wat intellectueel oneerlijk is. Maar ja, waarom zouden we ons daar iets van aantrekken, niet waar?

Een derde, belangrijke, aspect is het probleem van negatieve externaliteiten. (Ik laat het probleem van positieve externaliteiten uit de weg, om de simpele reden dat deze positief zijn en dus bezwaarlijk een echt probleem vormen.) Een negatieve externaliteit betekent dat handelingen van mijnentwege een impact hebben op andere mensen op zo'n manier dat zij oprechte schade hebben (op zo'n manier dat als ik die handeling rechtstreeks zou doen, er een probleem zou ontstaan). Bijvoorbeeld: als ik water in een rivier dump, dan zijn er redenen om aan te nemen dat er anderen effectief last van hebben. Het wezenlijke probleem hier is quasi altijd een onderliggend probleem van het controleren en toepassen van eigendomsrechten. Net zoals ik geen recht heb om uw portefeuille te nemen, heb ik geen recht om schade toe te brengen aan uw eigendom – ook al is het onrechtstreeks. Maar het is veel eenvoudiger waar te nemen (en dus te bewijzen in een rechtzaak) dat ik uw portefeuille heb weggenomen dan dat ik op indirecte wijze uw eigendom heb beschadigd. Het probleem van externaliteiten is dus, vooral, een probleem van imperfecte (door de menselijke beperktheid) toepassing van het eigendomsprincipe. Dit is inderdaad een ingewikkelde issue, waar er nog veel discussie rond is, maar laten we alweer eens kijken in welke mate dit ook speelt bij de overheid. In welke mate denkt u dat de overheid rekening houdt met externaliteiten, i.e. de gevolgen op derde personen, als zij een bepaald beleid uitstippelt? Denkt u maar aan de gevolgen van het immigratiebeleid op de immigranten zelf, de personen die in de buurt van immigratiecentra wonen, enzv. Onze overvolle gevangenissen hebben 1/3de personen die in voorhechtenis zitten. Voor wie dit niet begrijpt: 1/3de van onze gevangenissplaatsen – die dus te kampen hebben met overbevolkingsproblemen – zijn bevolkt door mensen die nog niet veroordeeld zijn. Het goedbedoelde pensioenstelsel zorgt nu al voor de laagste (relatieve) pensioenen in Europa en het ziet er niet naar uit dat dit nog veel zal verbeteren. Onze staatsschuld is een belasting op onze kinderen: ik heb al gehoord over een 'sociale begroting' die zou betekenen dat we simpelweg de staatsschuld verhogen. Het punt is dat, zonder te ontkennen dat externaliteiten in onze imperfecte markt een probleem vormen, dat een gelijkaardig probleem ook bestaat bij de overheid. Natuurlijk kunnen we praten over in welke grote het bij het ene een probleem is dan wel bij het andere; het punt is vooral dat het intellectueel oneerlijk is om de ene externaliteit te gebruiken als een argument om de andere vorm van interactie meer verantwoordelijkheid en macht te geven, zonder hierbij rekening te houden dat deze ook gelijkaardige problemen heeft.

Het laatste probleem dat ik hier even zal bespreken is de issue over (natuurlijke) monopolievorming. Alweer: het is zo dat in een markt je kan spreken dat sommige bedrijven meer 'economische' macht hebben dan anderen, i.e. groter zijn dan anderen. (Traditioneel zijn staalbedrijven net iets groter, met niets meer kapitaal erin, dan bakkerijen.) Maar we mogen het vrije markt systeem niet begrijpen als iets statisch zoals je soms ziet in de inleidingen economie met het 'perfecte competitieschema'. Als er iets niet goed het vrije markt systeem weergeeft, is het wel het perfecte competitieschema! Een marktsysteem is immers een dynamisch systeem met constante aanpassingen over het gehele systeem. Daarmee zeg ik niet dat altijd alles verandert – ja, sommige bedrijven kunnen heel lang bestaan, zoals coca cola – maar dat er altijd wel veranderingen zijn. (Coca cola heeft in de jaren '80 bijvoorbeeld een enorme financiële kater opgelopen met het drankje 'New Coke', maar het toch overleeft.) Een 'monopolist' is altijd een bedrijf dat op (relatief arbitraire) kenmerken wordt toebedeeld als 'de enige marktparticipant' te zijn en dus 'monopoliewinsten' maakt! Raar genoeg is een van de oplossingen die voorgesteld wordt voor dit probleem het installeren van een wettelijk natuurlijk monopolie via de overheid. In welke mate kan je het principe 'we zijn tegen monopolies!' vereenzelvigen met deze 'oplossing'? Natuurlijk kan je zeggen dat we op deze manier 'controle' kunnen houden over dit bedrijf, maar met deze 'controle' komen ook de problemen te voorschijn die ik hiervoor al kort heb aangeraakt: hoe kan je in hierop een controle uitvoeren als je niet al te goede controle kan houden over de politici zelf? En hoe kan je 'controleren' als je geen maatstaf hebt om te weten wat het bedrijf zou moeten doen? Opvallend is ook dat deze monopolies vaak nog eens wettelijk beschermd worden, i.e. het is verboden om daarmee te concurreren en dus mensen een lagere prijs aan te bieden. (Kijk maar naar 'de post' en 'de lijn'.) Natuurlijk zijn hier argumenten voor: 'want dan gaat de private sector alleen maar de winstgevende lijnen overnemen!' waarmee de kat ineens uit de mouw komt: het gaat helemaal niet over monopolievorming tegengaan, maar over aan beleid doen via de overheid en te zorgen dat sommigen duurdere prijzen betalen om andere mensen lagere prijzen te kunnen geven, via de overheid. U kan hier voor zijn, u kan hier tegen zijn – daarover gaat dit artikel niet. Maar dan stel ik voor dat men wel intellectueel eerlijk is en simpelweg oprecht stelt dat monopolies goed zijn als ze gebruikt kunnen worden door de overheid voor bepaalde vormen van beleid.

Zo; de lengte die ik mezelf heb opgelegd, noopt me om hier al af te sluiten. 'k hoop dat de lezer er iets aan had.


Geen opmerkingen: