maandag 8 juli 2013

Over het eenheidsstatuut en regulering in het algemeen

Net dit gepost op facebook.

De redenering die je maakt is een soort van 'er is on-evenwicht in (markt)macht tussen verschillende partijen'. Dit kan wel waar zijn, maar dat is niet de kernvraag is. De echt belangrijke vraag is: zorg je voor een groter evenwicht van (markt)macht door regulering? En daar is het antwoord... wel: niet echt. 

Als partij A meer macht heeft dan partij B dan is dit zo met of zonder algemene regulering. Wat dit soort van wetgeving/regulering doet is de opties die A en B hebben om een wederzijds voordelige interactie te vinden minderen. Dit zorgt er niét voor dat de intrinsieke 'marktmacht' die A heeft mindert: die blijft; Het zorgt gewoon voor minder opties. 

Natuurlijk is het gereguleerde domein van opties in die mate dat er (ogenschijnlijk) meer voordelen voor B (werknemer) zijn, in casu: ontslagvergoeding/langere opzegtermijn. Maar wat doet A? Wel, die zoekt gewoon voor alternatieve methoden om dit te compenseren. Zoals daar zijn: lagere intrinsieke lonen, slechtere, andere werkomstandigheden, minder personeel, meer outsourcing, etc. Kortom: de zogenaamde 'marktmacht' (als die er is) verdwijnt niet, maar zal zich nu tonen op marges die niét onderhevig zijn aan regulering. 

Dat kan je natuurlijk oplossen door... nog meer regulering. Maar ik moet (hopelijk) niet uitleggen waarom steeds meer en meer reguleringen steeds meer en meer problemen zal opleveren in plaats van minder. 

De theorie dat je 'marktmacht' verschillen kan oplossen door 'regulering' is dus uitermate problematisch. 

Wat is dan wél een goede oplossing die (volgens mij) meer in lijn is met het liberalisme? Wel: vanwaar komen 'onevenwichten' in marktmacht? Als er bijvoorbeeld 1 bedrijf is en 10 miljoen werknemers (dit noemen ze ook wel 'planeconomie' als dat ene bedrijf de staat is) dan is er een enorme onevenwicht van macht, right? Yes. 

Als er nu 10 bedrijven zijn voor 10 miljoen werknemers, dan is er al wat minder macht voor elk individueel bedrijf, maar de situatie ziet er precies nog altijd niet super goed uit.

Wat als er nu 1 miljoen bedrijven zijn en er is een constante en eenvoudige dreiging dat werknemers op de marge gewoon zeggen 'fuck it, ik word zelfstandige!'? Wel... de marktmacht in zo'n situatie is al een pak gelijker verdeeld, right? 

Laten we nu eens verder denken: wat doen reguleringen (niet alleen van arbeid, maar alle vormen van reguleringen). Reguleringen verhogen de productiekost van ondernemingen (ondernemingen moeten aan meer zaken voldoen, moeten meer zaken formaliseren, kunnen minder zaken op informele wijze regulen, etc.) Dit zorgt ervoor dat er een verschuiving is van de 'optimale' groote van een bedrijf naar steeds grotere (en dus minder) bedrijven. 

Met andere woorden... niet alleen zorgt op micro-schaal dat dit soort regulering de problemen *verschuift* (alweer: van, bijvoorbeeld, ontslagregulering naar andere relevante factoren in een werkgever-werknemer relatie), maar het *vergroot* op macro school nog eens de problemen, ook! 

Ik wil zeker niet sarcastisch doen over het geanalyseerde probleem van marktmacht... ik wil wél sarcastisch en neerbuigend doen over het idee dat algemene reguleringen en dergelijke dit probleem zouden oplossen. Dat is een uiterst naïeve analyse, waar ik simpelweg niet mee akkoord kan gaan. 

Reguleringen zijn het idee dat een politicus kan zeggen aan de hele samenleving: 'hier is wat jullie allemaal moeten doen' en denken dat dit er voor gaat zorgen dat de macht die A in een relatie tussen A en B heeft zal verschuiven naar B in plaats van (het meer realistische) dat A *andere manieren* zal zoeken om die macht tussen A en B te laten gelden. 

Dus alweer: de mogelijkheid dat er meer ondernemingen zijn (door verlaging van kosten, zowel direct (belastingen) als indirect (reguleringen) zorgen voor grotere evenwichten in marktmachten. Dàt is het liberale idee waar we voor zouden moeten naar streven. 

Wat doet het eenheidsstatuut? Het is een uniforme regulering voor alle werknemers - waarvan de overheid zelf erkent dat het nonsens is (door bijvoorbeeld uitzonderingen in de bouwsector en ongetwijfeld dat er nog tal van andere uitzonderingen gaan bijkomen). Dat is simpelweg niet houdbaar. 

Terug naar de Poolse kuisvrouw: to the extend dat 'gelijkheid van onderhandlingen' relevant is, waarschijnlijk kan ze dat niet. En je helpt die situatie niet door haar een jarenlange en hoge ontslagvergoeding te geven. Want dan zegt ISS misschien wel... wel: als het zo zit, dan gaan we wel in't zwart. Of dan nemen we misschien wel die Poolse aan, maar die 6 andere Poolse vrouwen... Nope, dan hebben we het hier wel maar wat vuiler. Etc. etc. 

Maar er is nog iets perverts aan dit soort reguleringen. Het zorgt ervoor dat een 'job' vinden een soort van 'winners takes all' systeem wordt, waar mensen minder snel uit zullen weggaan. (Snap je nu waarom jongeren en ouderen zo moeilijk een eerste/andere job vinden?)

Meer zelfs: stel nu dat je (zoals in de USA) verplichte health care verzekeringen koppelt aan werknemer zijn. Dit is regelrecht desastreus voor mobiliteit en diezelfde machtsonevenwichten. Mensen worden zo gehecht aan hun job - het bied timmers niet alleen loon, maar ook gezondheidszorg en mss nog wel tal van andere gereguleerde zaken, die moeilijk en complex te vervangen zijn.

Neen, de oorspronkelijke liberalen (Adam Smith, en dergelijke) wisten maar al te goed dat 'reguleringen' niet het heil waren. 

Wist je dat zelfs Rawls tegen het minimumloon was? (Volgens Samuel Freedman dan, en dat is een van de voornaamste Rawls scholars in de wereld.) De reden was wat alle economen zeggen: het lost niet zoveel op en verergert de problemen. (Die verder gaan dat de typische 'minimumloon verhoogt de werkloosheid'.) 

Daarom is dit een slecht idee;

En dit is geen 'maar theorie'. Dit is *pure* praktijk.

Hopelijk interessant genoeg om bij te houden.

donderdag 12 juli 2012

Zesde Artikel: Deel 2: 'The big 10'

Zesde artikel: Markets Freed from Capitalism (pg. 59-82) Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover.


Leuk aan Johnson zijn post - zo leuk dat ik er een apart artikel aan wil wijden - is zijn analyse van 'the big 10', een uitbreiding van de 'big 4' van Benjamin Tucker. Deze zaken zijn de 'grootste' of 'belangrijkste' zaken die de overheid volledig gemonopoliseerd - of op zijn minst: controleert door middel van subsidies, reguleringen, privileges en dergelijke. 

  1. Land 
  2. Geld
  3. Patenten
  4. Protectionisme (tariffs)
  5. Agricultuur 
  6. Veiligheid
  7. Infrastructuur
  8. Communicatie
  9. Reguleringen 
  10. Massale criminalisering
Johnson beschrijft heel mooi hoe deze 10 zaken bepalend zijn voor onze samenleving; de monopolies, reguleringen en privileges die daar aan het werk zijn. Als je goed begrijpt hoe pervers de overheid daar aan het werk is, dan wordt het toch nog heel moeilijk om niet mee te stappen in 'markets, not capitalism', me dunkt. 


Zesde artikel: Deel 1: Markten, niet kapitalisme!

Zesde artikel: Markets Freed from Capitalism (pg. 59-82) Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover.


Het zesde artikel in onze lijst heeft als (provocerende) artikel 'Markets freed from capitalism'. Het punt van de auteur - Charles Johnson - is dat libertarisme (correct begrepen) voorstander is van 'markten', maar niet van 'kapitalisme'. Natuurlijk is het zo dat 'kapitalisme' in dit verhaal een specifieke betekenis heeft, die niet gewoon te reduceren valt naar 'vrije markten' (anders zou er geen tegenstelling zijn). 

Johnson begint met het te beschrijven van het verschil tussen 'vrijwillige interactie' (breed genomen) en interacties in de 'cash nexus' (een bepaalde categorie van de voorgaande vrijwillige interactie). Markt anarchisten zijn voorstander van vrijwillige interactie breed genomen - en zeker geen tegenstander van de 'cash nexus'. Waar zij op wijzen is dat de 'cash nexus', zoals die vandaag de dag actueel is, voor een heel groot deel bepaald wordt door de overheid. 
"we hold that many of the recognizable pat- terns of capitalist economics result from the fact that certain key markets – importantly, the labor market, housing rental market, insurance and finan- cial markets, and other key markets are rigged markets. " (pg. 66)
Het gehele systeem is zo gemanipuleerd door overheidsinterventie dat we vandaag op een uitdrukkelijk 'kapitalistische' manier in de cash nexus moeten omgaan, op zo'n manier dat we in een 'bevrijde markt' waarschijnlijk niet zouden doen. 1 voorbeeld: het feit dat we allemaal een autoverzekering moeten kopen van een serie 'goedgekeurde' bureaucratische, geprivilegieerde ondernemingen zorgt ervoor dat de overheid ervoor heeft gezorgd dat we wel een onderdeel moeten worden van de 'cash nexus', los van of we dit zelf wel zouden doen in een werkelijke vrije markt - van vrijwillige interactie. 

Kort gezegd: door de overheidsinterventie wordt er een bepaalde vorm van interpretatie (en dominatie) van de 'cash nexus' opgelegd die zij analyseren als 'onnatuurlijk'. 

Het is zeker interessant om er over na te denken. Johnson bespreekt ook 'maar hoe zit het dan met de overheid die juist kleinschaligheid subsidieert'? (Er is vb. een maatregel dat geld geeft aan kleine ondernemingen.) Wel: dat mag misschien wel zo zijn, maar als je dat vergelijkt met  de miljarden die zijn gegeven aan banken, is er een kwestie van schaal dat misschien toch wel eerder het 'grote' bevoordeeld vis a vis het kleine. 

Persoonlijk ben ik niet ongevoelig voor deze gehele redenering. Ik denk dat er zeker iets in zit dat in een vrije samenleving de bureaucratische 'cash nexus' veel kleiner zou zijn. Dat betekent natuurlijk niet dat de cash nexus irrelevant zou zijn. Maar competitie - daar waar het toegelaten wordt - is zo'n ongelooflijk krachtig middel om macht te beperken, dat ik me moeilijk kan inbeelden dat het nog altijd zo'n 'grote spelers' zou betekenen. 


woensdag 11 juli 2012

Vijfde artikel: de gevolgen van herverdeling

Vijfde artikel: Nineteen neglected consequences of government redistribution Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover. 


Higgs is een van de meest gerespecteerde libertarische auteurs - door alle 'kringen' binnen in de libertarische beweging wordt hij de hemel ingeprezen. En terecht. In deze tekst beschrijft hij 19 (indirecte) gevolgen die politieke herverdeling (via de overheid) tot gevolg zullen hebben - en we kunnen al vermoeden dat dit niet allemaal heel positief te noemen zal zijn. We vatten ze hieronder even samen, vooraleer we er enkele bespreken: 
  1. Er wordt minder geproduceerd als er belast wordt. Ergo: samenleving wordt armer.
  2. Zij die geld krijgen worden ontmoedigt om zelf geld te verdienen - en investeren minder in eigen ontwikkeling.
  3. Mensen vergeten (of leren nooit) om 'self reliant' te worden.
  4. Mensen die geld krijgen zijn een slecht voorbeeld voor anderen; er wordt een cultuur van 'krijgen zonder werken' gecreëerd. 
  5. Mensen worden jaloers omdat sommigen meer dan anderen krijgen; er ontstaat een 'politieke clash' waar iedereen steeds meer wenst.
  6. Hetzelfde langs de 'betalende' kant: iedereen probeert de kosten maar op anderen af te wentelen.
  7. Door deze twee processen wordt de samenleving verder verdeelt.
  8. 'Self-help' instituties vallen weg; omdat mensen op de overheid vertrouwen
  9. 'Charitable' organisaties vallen ook weg; om dezelfde reden
  10. Mensen gaan meer en meer op de overheid vertrouwen als primair systeem van 'zorg'
  11. De enige 'limiet' op politieke programma's is budgettaire oppositie, niet ideologische: waarbij 'budgettaire oppositie' omzeild kan worden (vergroting staatsschuld vb.) 
  12. De bureaucratie zal altijd een deel ontvangen; waardoor deze mensen niet in echt productieve takken van de economie zitten
  13. Het creëren van bureaucratieën is het creëren van eigen politieke groepen met eigen belangen
  14. Mensen gaan proberen belastingen te ontwijken; wat ook alweer een netto verlies is vis a vis de situatie waar er geen belastingen zouden zijn
  15. Het zuiver correct betalen van je belastingen kost ook geld
  16. Mensen gaan actief proberen transfers naar hen te krijgen; alweer zaken die een netto verlies zijn voor de samenleving vis a vis zelf productief zijn
  17. Mensen die transfers willen moeten zien dat ze in orde zijn; alweer middelen verspild om te zorgen dat ze 'in orde' zijn met de reguleringen
  18. Door al deze herverdelingen wordt de overheid steeds machtiger en machtiger
  19. Negatieve rechten verminderen door de uitgebreidheid van de overheid
Sommige van deze zaken vind ik minder overtuigend dan anderen. 
(1) is bijvoorbeeld niet per se waar: er is altijd zowel een substitutie als een inkomenseffect. Soms werken mensen minder als ze minder verdienen, maar soms juist meer (omdat ze graag hetzelfde welvaartsniveau zouden bereiken.) 
(8) en (9) lijken me empirisch te kloppen; maar het is intrigerend over het 'waarom' daarvan. Onlangs een onderzoek gelezen dat stelt dat mensen die 'faire' producten komen, minder 'goed' gaan zijn op andere marges. De vraag is: waarom? Hebben mensen echt maar een beperkte goedheid in zichzelf? Het is toch raar dat mensen gaan denken 'de overheid doet het'; ook al zien ze duidelijk dat de overheid heel hard faalt? Zou het kunnen dat er echt een soort van 'hardwired' genetische 'hoeveelheid' 'empathie' is die de overheid leegzuigt waardoor er minder is voor vrijwillige organisaties? Interessant fenomeen, iig. 
(17) lijkt me ook niet super belangrijk: stel een volledig private samenleving met private charity. Waarom zouden mensen daar 'niet' incentives hebben om 'in orde' te zijn met de regels van bepaalde organisaties om te kunnen rekenen op solidariteit? Dat lijkt me dus een voorbeeld dat minder relevant/overtuigend is. 

In ieder geval; stof tot nadenken - sowieso. 

Literatuurlijst tekst 2: Spontane orde.

De tweede tekst die terug te vinden is in deze literatuurlijst heet voluit "From Smith to Menger to Hayek: Liberalism in the Spontaneous Order Tradition" van de hand van Steven Horwitz. Zoals hij in de inleiding uiteenzet en uit de titel valt af te leiden, is hij van plan de spontane orde-traditie binnen het liberalisme voor het licht te houden en aan te tonen dat de kritiek die door linkse intellectuelen geuit wordt op de traditie die is ontstaan met de Verlichting niet volledig terecht is. Zijn stelling gaat dat deze te veel gericht is op de Engelse en Franse liberale 'school', maar faalt omdat zij nalaat rekening te houden met de Schotse Verlichting. Inhoudelijk biedt de tekst een beter begrip van het concept "spontane orde(s)", hoe Smith, Menger en Hayek deze concipiëerde. Daarnaast onderzoekt de paper welke rol deze spontane orde gespeeld heeft bij het ontwikkelen van sociale instituties en, meer bepaald, hoe de Schotse liberale traditie dit zag.

Een eerdere blogpost haalde al de essentie aan; een analyse of 'conceptie' van een samenleving door een 'spontane orde'-bril erkent of gaat om met drie essentiële punten: (1) de erkenning dat menselijke kennis inherent beperkt is, (2) (al dan niet spontane?) instituties zijn er op gericht expliciete en impliciete kennis ter beschikking te stellen, (3) onderzoek naar ontwikkelingen die het ontstaan van dergelijke instituties kunnen beperken. Volgens Horwitz dienen we een "spontane orde" te begrijpen als een bottom-up proces, "products of human action but not human design" (p. 3). Een spontane orde komt tot stand als een 'unintended consequence', een a.h.w. toevallige bijkomstigheid van verschillende actoren die elk hun eigen doelen achterhalen. Zo wees Smith er op dat "self-love", eigenbelang, een mogelijke oorzaak van het ontstaan van sociale orde(s) kan uitmaken. Immers, zo gaat het argument, in een toenemende 'anonimiserende' samenleving waarin je omgaat meLinkt personen waarmee je niet bekend bent, zal je deze moeilijk(er) met emotionele argumenten kunnen overtuigen; "direct knowledge about the other is almost always unavailable". Pas indien beide partijen beroep doen op hun eigenbelang en zo een common ground vinden, bestaat er de mogelijheid dat hun acties navolging vinden in het gedrag van anderen en aldus er, onbedoeld, een 'sociale orde' gecreëerd wordt. Deze sociale orde bestaat uit "practices, rules, institutions, and so forth that have developed not because human actors rationally foresaw their likely benefits and deliberately, consciously constructed them, but rather because they are unintended consequences of various human actors’ pursuit of their own purposes and plans."

Later gaat de tekst in op een kritiek waarmee critici het liberalisme vaak mee trachten te confronteren, namelijk het verwijt dat dit gericht zou zijn op atomaire individu's die louter gericht zijn op het maximaliseren van hun eigenbelang, levend op hun eigen eilandje etc ... Een uitspraak die Boudewijn Bouckaert op een welbepaald debat tot volgende uitroep dreef, "Maar wie zijn dan in godsnaam deze atomisten? Ik ken er geen! (geparafraseerd)" Horwitz wijst erop dat dit een kritiek is die eerder toekomt aan deze politiek-economische modellen (zelf noemt hij de neoklassieke stroming) die als uitgangspunt de 'homo economicus' hanteren. Deze Schotse traditie daarentegen stelt dat "human beings are hardly atomistic, hyperrational, utility maximizers. Instead, they are products of the institutional environment in which they operate." Zij wil a.h.w. mensen erkennen als zij zijn: feilbaar, gelimiteerde kennis, als het even niet meer kan irrationeel. Naast het feit dat mensen ten gronde sociale wezens zijn, zijn het ook deze gebreken die ons er toe brengen ons te laten verstaan met anderen. 'Atomisme' sensu stricto lijkt dan ook juist tegengesteld aan de these die hier naar voor wordt gebracht.

Horwitz gaat verder en stelt onverdroten en m.i. correct het volgende: "In fact, the case for this kind of liberalism is predicated on our ignorance. Because so much of our knowledge is tentative, fragmented, and tacit, we require the use of spontaneously evolved social institutions to generate social order." Dit lijkt dan ook de essentie van het betoog uit te maken en tevens een verdoken raad; het is onze eigen intellectuele integriteit, eerlijkheid maar vooral nederigheid (het besef dat onze kennis beperkt is) gecombineerd met het streven naar ons eigenbelang (wat elke persoon zo ruim als hij wil kan invullen) dat ons samen brengt.




Openingspleidooi debat 'Staat of geen staat'

Een tijdje geleden heb ik samen met een vriend een debat gevoerd aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, aan de KU Leuven. De vraag waarover wij moesten debatteren was de vraag of er een staat al dan niet moest zijn. Hier is het openingspleidooi. Voornamelijk geschreven door ondergetekende, maar zeker niet zonder positieve feedback en constructieve kritiek van mijn debatpartner.

Thank you ladies and gentlemen for your presence and attention. Arguing for the abolition of the state is a challenging task, especially given a world where the dominant idea is a democratic, administrative welfare state. Chances of us convincing you in the next 20 minutes are slim, but if it isn’t impossible, it isn’t worth trying.  
Without further ado, we would like to present three different lines of arguments. We would like to present a moral, an institutional and something we can broadly call an ‘economic’ argument. 
The moral argument is straightforward: If we value equality before the law, a state can never be part of a just society. The state works in such a way that those people who fullfill certain functions in the state such as ‘representative of the people’ or ‘minister’ have different standings before the law relative to others. They have the right to steer the mechanism of power in society. The state is the ultimate example of the mantra: execute power, or be subjugated to it - there is no alternative. The fundamental characteristic of the modern state is control - and it will use you as a means, not as an end, to execute this control. If we truly desire a peaceful world of moral equal beings, we must evolve towards a society where there is no state. Anarchy, despite our intuitive links to chaos, is merely that all men are equal before the law and that this law is not determined by a state, but created out of the concrete problems people have.
The absence of the state - and this is our second argument - is not the absence of rules, of law, or of, something we probably all value above all things, peaceful and just, social cooperation. There will still be legal rules, evolved through a system of customary law based on a decentralized conceptions of rights. 
Anarchy is not defending chaos. It is merely defending that order emerges from bottum up, rather than enforced top down through a centralized organization. People can associate through different organizations to create the mechanisms they find relevant to help their every day life in the sponteneous order that is society.
Let’s not forget: a state can only function if there is a critical mass of people willing to support the system. An anarchy is no different. An anarchy merely has the added benefit that, unlike with the state, power is decentralized and mistakes by those who have some sort of power are limited. Let’s not forget Lord Action’s quote: Power corrupts, absolute power corrupts absolutely. And no better example as absolute power as the power to create law and taxation. 
Onwards to our third argument. We would like to defend that an anarchy can have mechanisms of wealth creation, community organizing AND of solidarity with those less fortunate.
First: wealth creation is fairly straight forward. The mechanisms of a market society - that property, entrepreneurship and freedom of contract can create wealth - is relatively well understood. Property rights create prices which can guide entrepreneurs in their decisions to make investments decisions people value in the long run. The invisible hand mechanism Adam Smith described is, properly understood, no stranger to any economist.
Community and solidarity might be harder to argue for, but it all comes down to one basic thing: people - actual human beings - rarely, if ever, create wealth for the sake of wealth. People create value to sustain their idea of the good life and most, if not all, people incorporate in their idea of the good life the welfare of others, including those less fortunate. To put it into a technical term: empathy and sympathy are endogeneous to human behavior. The current welfare state is one of the many mechanism humans can have to translate these feelings into concrete actions of providing means for the less fortunate, but - and this is key - it need not be the only way.
Given the previously mentioned power problems the state has, it is naive to think the state can out perform voluntary interaction to create a real functioning community. We only need to look at the history of the welfare state: the modern, state controlled, welfare system emerged out of the voluntary organizations people created to solve insurance problems as well as issues of solidarity with the least well of. 
People value wealth, community and solidarity. Thinking that you need a state to force people to behave in such a way is not only wrong, but also, given the inherent problems with the state, dangerous.
We hope to have shown you that the state is based fundamentally on inequality before the law and on power, not of peace and justice. It is therefore that we must go beyond the state towards a system of ordered anarchy. 
Thank you for your attention. 

"Anarchie" als robuuste politieke filosofie

"Robuuste politieke economie" (RPE) is een term die Boettke regelmatig gebruikt voor zijn eigen onderzoeksonderwerp.  Kort samengevat is dat hij zoekt naar de instituties die ervoor zorgen dat gebrekkige mensen (1) zowel in kennis als in (2) morele normen) toch op een 'gezonde' manier met elkaar kunnen coöpereren in een betekenisvolle samenleving. Stel dat mensen door en door slecht en onwetend zijn (of slecht en juist heel intelligent of heel goed maar heel dom); wat voor soort instituties zou je dan wensen? Het is geen verrassing dat Boettke antwoord dat dit grosso modo de 'liberale' instituties behoren te zijn van markt coöperatie en beperkte overheid; dit soort instituties is veel robuuster om om te gaan met het menselijke falen. Anders gezegd: vergelijk 'worst case liberalisme' met 'worst case socialisme' en 'best case socialisme' met 'best case liberalisme'; welke van deze werelden ziet er over het algemeen het beste uit, volgens jou? (Als ik even een vuile vergelijking mag geven: vergelijk het ergste 'liberale' regime (Pinochet?) met het 'ergste' socialistische regime (Mao? Stalin?) en wie 'wint' er dan?)

Op gelijkaardige grond heb ik mijn eigen onderzoeksproject: Robuuste politieke filosofie. Het gehele punt is breder (imo) dan dat van RPE. Het gaat over het geheel van alle relevante onderzoeksdomeinen - politieke analyse, economische, morele argumentatie, sociologie, psychologie, enzv. Een normatieve filosofie moet niet alleen 'filosofisch' kloppen; het moet relevant zijn in de wereld waarin we leven, i.e. het moet mogelijk zijn. 

Het mag niemand verbazen dat ik (ondertussen) grosso modo tot de conclusie ben gekomen dat het systeem dat ik 'als winnaar' uit de bus zie komen als 'anarchie' omschreven kan worden. Is dit dogmatisch? Moeten we de boeken toe doen; en staat de conclusie al vast? 

Zij die dat reageren - en het is zeker een begrijpelijke reactie - mispakken zich echter aan wat ik tracht te doen. Politieke filosofie (voor mij althans) is zoveel rijker dan de vraag 'staat of niet'. Meer zelfs; de vraag 'staat of geen staat' is voor mij een relatief eenvoudige vraag; waarna de echte interessante vragen beginnen. Wat is de rol van natuurrecht? Wat is de rol van 'justice' in een samenleving?   Dat zijn voor mij interessantere vragen dan 'staat of geen staat'; wat voor mij relatief eenvoudig is. 

Ik begrijp dat voor velen dit de centrale focus van het debat is - hoeveel debatten in mijn oude studentenvereniging niet gingen over 'staat of geen staat'; en dat is ergens begrijpbaar, gegeven de dominantie van dat instituut vandaag de dag. Maar als het puntje bij paaltje komt is dat maar een ondergeschikte vraag van de politieke filosofie.