donderdag 20 augustus 2009

Human Action is 60 jaar

Het magistrale boek Human Action (Ludwig von Mises, 1949) is 60 jaar. Elke student, geïnteresseerd in Austrian Economics, behoort dit boek - ergens in zijn opleiding - gelezen (meer zelfs: bestudeerd) te hebben.

De Freeman - het magazine uitgegeven door de Foundation for Economic Education - heeft daarom een speciale editie uitgegeven. Hieronder vind je de links naar alle artikels.

http://www.thefreemanonline.org/departments/perspective/human-action-as-a-work-of-art/

Kirzner zijn artikel: http://www.thefreemanonline.org/featured/human-action-1949-a-dramatic-episode-in-intellectual-history/

Bettina Bien Greaves: http://www.thefreemanonline.org/featured/human-action-the-60th-anniversary/

Peter Boettke: http://www.thefreemanonline.org/featured/human-action-the-treatise-in-economics/

Peter Leeson: http://www.thefreemanonline.org/featured/what-human-action-has-meant-to-me-reflections-of-a-young-economist/

Henry Hazlitt zijn originele blog: http://www.thefreemanonline.org/featured/the-case-for-capitalism/

Een bespreking van de artikelen volgt nog.

woensdag 19 augustus 2009

Een goede hint

En ja hoor, “de noodzakelijke ondersteuning van de economie tijdens de crisis”
die een trager besparingsritme oplegt, betekent dat aan het patronaat niets
gevraagd zal worden en dat sinterklaas daar verder zal blijven langskomen. Wie
kan die besparingen dan dragen? Dezelfden als altijd: de werkenden, werklozen en
gepensioneerden, jongeren, zieken,… En tal van kleine middenstanders zullen
tijdens de komende jaren de rangen van deze laatsten vervoegen.


Betaal dan niet meer? Regel het dan zelf? Doe het niet via de overheid? Of is dat te moeilijk?

maandag 17 augustus 2009

Het socialistisch alternatief

Een socialistisch alternatief

Net als de slavenmaatschappij en de feodaliteit voor haar, zijn ook het kapitalisme, het privaat bezit van de productiemiddelen en de winsthonger niet in steen gebeiteld. Een andere samenleving is mogelijk. Een socialistische maatschappij baseert zich op het collectief bezit van de grote bedrijven en een democratische planning van de productie.

Indien de moderne technologie zou worden aangewend in het belang van de meerderheid van de bevolking, dan zouden we fundamentele stappen vooruit kunnen zetten. Het zou de materiële basis vormen waarop ook de menselijke cultuur fundamenteel zou kunnen veranderen. In de plaats van een samenleving die egoïsme en inhaligheid beloont, zou een socialistische samenleving zich baseren op gelijkheid en rechtvaardigheid.

De beslissingen zouden democratisch kunnen worden genomen. Niet door zoals vandaag om de vier jaar één of andere politicus te verkiezen die volgzaam de macht van de grote bedrijven en het establishment respecteert en versterkt. De arbeiders zouden de beslissingen zelf nemen via regelmatige vergaderingen op hun werk- en woonplaatsen. Er zouden afgevaardigden verkozen worden voor politieke posities, net als voor economische en administratieve posities. Deze afgevaardigden zouden steeds afzetbaar zijn door diegenen die hen verkozen hebben en ze zouden leven aan het gemiddelde loon van diegenen die ze vertegenwoordigen.

De arbeidsweek zou fors kunnen worden ingekort, het beschikbare werk zou verdeeld worden zonder loonverlies. De fundamentele behoeften van eenieder zouden gegarandeerd worden, waardoor alle vrouwen en mannen controle over hun eigen leven zouden kunnen uitoefenen waarbij er ook meer mogelijkheden zouden zijn om creatieve en intellectuele interesses te ontwikkelen. Dit zou de deur openzetten om optimaal gebruik te maken van het creatieve potentieel van heel de mensheid.

Bron: http://www.socialisme.be/lsp/archief/2009/08/16/kapitalisme.html


Sommigen die mij een beetje kennen (en anderen gaan dit nog wel leren), weten dat ik enorm geïnteresseerd ben in Marxisme, socialisme, planeconomie, etc. De reden daarvoor weet ik niet goed; waarschijnlijk omdat ik groot nadenk over meer 'fundamentele' zaken, in die zin dat ik me zelden bezig hou met de praktijk van alle dag (hoe belangrijk ook), maar meer met de dag van morgen en wat die zou kunnen zijn. Theoretisch onderzoek daarvan lijkt mij altijd belangrijk.
In ieder geval zou ik vandaag het willen hebben over een probleem dat ik al een tijdje heb - en een goed doelwit is daarvoor, zoals gewoonlijk, de website van de LSP.

Er stond (weeraleens) een artikel dat met van alle grote Marxistische claims afkwam - 'onderbouwd' op zo'n manier dat alleen de incrowd overtuigd wordt. Er stond bijvoorbeeld iets in over de zogenaamde claim van de voorstanders van de vrije markt dat dit in de 'natuur' zou zitten van de mens. (Persoonlijk heb ik nog nooit 1 auteur gevonden die echt zei dat een vrije markt werkelijk in de natuur van de mens 'zat'. Alhoewel dat je het zodanig zou kunnen formuleren, maar dan toch wel op een geheel andere manier dan zij het voorstellen.) Maar misschien post ik daar later nog eens iets over.

Nu wil ik het hebben over hun plan van het zogenaamde 'alternatief'. Terecht merken ze vaak op - net zoals de voorstanders van een meer vrijheid gerichte samenleving - dat zij niet kunnen voorspellen welke beslissingen genomen gaan worden. Pleiten voor een andere samenleving - of je nu socialist, liberaal, corporatist of wat dan ook bent - is pleiten voor een ander institutioneel kader. Dit is vaak gebaseerd op een analyse dat het huidige institutionele kader (1) onrechtvaardig en/of (2) niet efficient is. Socialisten maken een analyse van de 'vrije markt' (waarbij ze de praktijk van vandaag de dag met een gemengde economie gebruiken om hun analyses van een 'pure' vrije markt te rechtvaardgen; wie bespeurt de wetenschappelijke non sequitur?) en wensen daarom een alternatief voor te stellen. Ik ben al blij dat ze over dit alternatief wat hebben nagedacht, maar de literatuur die ik voorlopig zie op de website van socialisme.be (met zo'n titel hoop ik toch dat het de meest representatieve is in België; ik vind in ieder geval geen enkele waar er meer op gepost wordt) vind ik toch maar magertjes. Laat ik (eindelijk) bij het punt komen waarom.

Eerst formuleren ze het als een 'democratische planning van de productie'; daaruit zouden we kunnen afleiden dat ze voor een gehele planning van de economie zijn, vanuit 1 orgaan. (Dat is ook de meest typische definitie van 'socialisme', i.e. een planeconomie. Of die nu 'democratisch' is of niet.) Maar dan zien we ook: 'De arbeiders zouden de beslissingen zelf nemen via regelmatige vergaderingen op hun werk- en woonplaatsen.' Maar deze 2 zaken lijken mij tegenstrijdig. Immers; als de beslissingen door de arbeiders 'zelf' genomen worden heb je een vorm van veralgemeende coöperatieven: elk bedrijf is soeverein om de beslissingen voor het eigen bedrijf te nemen. Ofwel zijn het alle arbeiders samen die over 'alle' productiefactoren een beslissing nemen en dan heb je niet 'de arbeiders' zelf via vergaderingen op hun werk- en woonplaatsen. Of bedoelen ze misschien dat de nationale vergaderingen gebeuren op de werkplaatsen zelf maar dat er toch een soevereine instantie is? Het is mij niet geheel duidelijk wat er nu juist bedoelt is - en ondanks al enkele keren gevraagd te hebben aan LSP/ALS militanten is het mij nog steeds niet duidelijk wat ze nu juist bedoelen. De belangrijke vraag wie zal in de socialistische samenleving de soevereniteit hebben om over wat te beslissen lijkt mij echter redelijk belangrijk en vooralsnog niet al te duidelijk opgelost door socialisme.be

Een ander iets waar ik mee zit, is (o.a.) deze claim: 'De fundamentele behoeften van eenieder zouden gegarandeerd worden'. (En gelijksoortige.) Ik vraag me toch af waar dát ineens vandaan komt. Ik weet dat het een vaak gehoorde claim is langs linkerzijde; maar wáárom zou dat zo zijn? Waarom zou de 'democratische' planning (of het nu de arbeiders per fabriek of de natie als geheel) per sé kiezen om de 'fundamentele behoeften' van eenieder te garanderen? Waarom zou het niet kunnen dat mensen beseffen dat ze best wel eens zodanig zouden kunnen 'democratisch' de instituties veranderen dat er een kleine minderheid (de moslims, negers of wat weet ik allemaal) substantieel méér werk zou doen de (blanke, mannelijke) meerderheid? Als je zaken 'collectief' en 'democratisch' gaat beslissen, kan het toch zijn dat de 'democratie' - net zoals dit in het verleden al is gebeurd - redelijk dictatoriaal neerkomt op minderheden? Ik zeg niet dat dit per se gaat gebeuren; het zou kunnen dat de democratie op zich niet zoveel problemen vereist, maar van waar deze garantie?

Ik vermoed dat de redenering ligt dat mensen ineens allemaal gaan samenwerken en wat weet ik nog allemaal, maar ook in het socialistische voorstel is er concurrentie. Concurrentie, natuurlijk, op een ander vlak dan in een markt - maar concurrentie nontheless. De politieke posities zijn beperkt. De 'goede' jobs zijn beperkt. Het maatschappelijk geproduceerde product is beperkt. Waarom zouden er daar geen kliekjes ontstaan binnen de ene fabriek/groep in de samenleving versus de anderen? Van waar ook de assumptie dat (1) de belangen van iedereen in de samenleving noodzakelijkerwijze samenvallen en (2) zelfs als er een bepaald collectief belang is; vanwaar de assumpie dat totale cooperatie de beste game theoretische zet is om dat doel te bereiken? Free riden kan op allerlei ingenieuze wijzen gebeuren.

En dan hebben we het, natuurlijk, nog niet over de potentiele economische calculatieproblemen, zoals aangehaald in het calculatiedebat in de jaren '30. (Ik vraag me af hoeveel hedendaagse socialisten, die luid op de borst kloppen dat het socialisme nakende is en het kapitalisme faalt, nog maar van dit debat gehoord hebben en de argumenten van beider zijden kennen.)

Om lang verhaal te concluderen; ik wacht ten eerste nog altijd om een duidelijk institutionele omschrijving. Wíe heeft de beslissingsmacht (en zeg niet 'de arbeiders'; precieser wezen)? En ten tweede op de reden waarom zij al deze mooie verhalen zo zeker kunnen garanderen. Ik denk immers niet dat de beslissingsmacht verschuiven per se betekent dat daardoor iedereen om iedereen zal geven en het beste zal willen voor iedereen.


donderdag 13 augustus 2009

Marktsistisch hoekje: Waarde en Crisis

Karl Marx was een van de meest invloedrijke denkers de afgelopen tijd. Vandaag de dag zijn er nog heel wat jongeren (en ouderen) die naar zijn werk grijpen om de ene of andere theorie te vinden om deze of gene gebeurtenis te verklaren. Het is echter zo dat we al bijna meer dan 150 jaar verder zijn – en ondertussen een groot deel van zijn werk compleet in diskrediet is gebracht door echte academici.


Waarde en Crisis


De eerste column zullen we spenderen aan Marxistische theorie inzake economische crisissen. Voor redenen die gekend zijn, zijn de moderne Marxisten aan het juichen dat de huidige economische malaise inherent is aan dat kapitalisme en dat het nu toch wel eens tijd wordt voor de grote socialistische wende. Los dat de theorie omtrent de noodzakelijke komst van het socialisme – hoe lang wachten we daar al op? – op enorm losse schroeven staat, is het nog niet eens juist dat de huidige crisis verklaart kan worden vanuit een Marxistische perspectief. Laten we, om te beginnen, citeren van de website www.socialisme.be die de theorie in een notendop weergeeft.


Wij voorspelden al langer dat deze crisis zou losbarsten. Deze crisis is namelijk het resultaat van de interne tegenstellingen van het kapitalistische systeem: de patroon haalt zijn winst door de arbeiders nooit de volledige waarde van de goederen die zij produceren uit te betalen. Arbeiders kunnen dus nooit alle goederen terugkopen die worden geproduceerd. De private eigendom van de productiemiddelen onder het kapitalisme maakt dat er enkel maar zal worden geproduceerd als er voldoende winst kan worden gemaakt. De kapitalisten zoeken steeds naar methoden om sneller en goedkoper producten op de markt te brengen. Dit heeft geleid tot de overproductiecrisis die we sinds de jaren 1970 kennen. De poging om dit te probleem te negeren door massaal krediet te verlenen aan consumenten, blijkt nu ook niet te volstaan om het kapitalisme te redden.”

http://www.socialisme.be/lsp/archief/2009/03/15/marx.html


Deze theorie is, natuurlijk, verkeerd. De eerste fout zit hem al in de aanname; volgens een Marxist voegt een kapitalist niets van waarde toe aan het productieproces: hij steelt de waarde van de arbeider. Maar de arbeider(sklasse) creëert wel de goederen, maar de arbeider(sklasse) krijgt niet genoeg geld om de geproduceerde producten te kopen. Daardoor is er een ‘overproductie’crisis. Dit gedeelte is op zich al gebaseerd op een vergissing, maar zelfs als dit gedeelte waar zou zijn, dan nog verklaart het geen crisis. De redenering volgt vanuit de verkeerde assumptie dat alleen ‘arbeid’ waarde creëert. Maar vermits de kapitalist (zo gaat de redenering) – die geen arbeid levert – toch een deel van het geld krijgt, heeft de arbeidersklasse als geheel te weinig koopkracht (want ze hebben niet allemaal ‘hun volledige arbeid’ betaald gekregen) om de producten te kopen. Daarom is er een ‘algemene overproductiecrisis’ (die alleen maar opgelost kan worden door collectieve planning natuurlijk.) Maar zelfs als we alle problemen met die gedeelte van de theorie negeren, bewijst dit niet wat ze willen bewijzen. Immers: de kapitalist heeft nog steeds de ‘meerwaarde’ (we zullen later uitleggen waarom dit natuurlijk geen ‘gestolen’ is, maar wel degelijk verdient), die hij zelf kan uitgeven op de markt. Er hoeft helemaal geen ‘overproductie’ te zijn; er is nog steeds genoeg koopkracht in de bevolking in zijn geheel om de goederen te kopen die ‘gemaakt’ zijn. Het enige wat noodzakelijk is om de ‘overproductiecrisis’ op te lossen is om niet meer goederen voor de grote massa van de bevolking te maken, maar goederen te maken die de kapitalisten willen kopen. Een shift van massaproductie naar elitaire productie – zoals in de feodaliteit – zou de ‘overproductiecrisis’ kunnen oplossen. Immers; er moet maar een deel voor de arbeidersklasse gecreëerd worden en een deel voor de ‘rijke’ kapitalisten’. De reden dat we dit niet zien, is omdat de theorie fout is. De koopkracht is niet weg, enkel verschoven. (Natuurlijk gaat elke socialist hierop reageren dat er inderdaad productie is dat ‘alleen voor de rijken’ gericht is; dat is zeker waar en ik heb daar geen probleem mee per se. Het punt is dat elke crisis we meer en meer productie zouden moeten zien veranderen van massaproductie naar elitaire productie; wat niet waar is.)

Maar de theorie is op zich al fout; er kan nooit ‘koopkracht’ verloren gaan. De reden is nogal eenvoudig; de waarde van goederen wordt niet, nada, nooit, jamais bepaald door de ‘hoeveelheid arbeid’ die er in dat goed vervat zit. Het is niet omdat iemand heel hard en lang aan iets heeft gewerkt, dat dit goed daarvoor waardevol wordt. Het is exact het omgekeerde. Mensen steken veel moeite in iets (materiaal, productie, tijd, etc.) omdat men hoopt/verwacht dat het veel geld zal opleveren. Het sturen van productie in de hoop dat mensen daarvoor vrijwillig, in hun subjectieve evaluatie van dat goed, hun geld ervoor willen geven, heet ondernemerschap. Wie daar goed in is, maakt veel ondernemerswinst. Wie daar slecht in is, maakt ondernemersverlies. (Wat gelijk een ander Marxistisch leugentje doorprikt; kapitalisme wordt niet gekenmerkt door ‘winst’, maar door ‘winst en verlies’. Wie winst maakt, mag de volgende ronde nog eens proberen om de consument te dienen. Wie verlies maakt, mag dat niet.) Mensen ruilen goederen omdat het gene zij opgeven minder waard is dan het gene dat zij ervoor krijgen. Zelfs als er ineens een meteoriet de helft van de waarde wegvaagt – dus heel veel ‘arbeidsuren’ arbeidskracht aan producten verloren is gegaan – kan er nog steeds een markt zijn; men ruilt gewoon de zaken die op dat moment waardevol zijn, volgens eenieder zijn subjectieve oordeel. Een crisis kan dus niet verklaart worden door te verwijzen naar een of ander ‘consumptiemogelijkheidsverlies’, maar moet dus gevonden worden in het feit dat mensen voor een bepaald goed gewoonweg geen prijs willen betalen die de kosten (gemaakt door de kapitalist) dekt.

Ten tweede ‘steelt’ de kapitalist natuurlijk niet. De kapitalist betaalt de arbeider nu een loon opdat er een product dat later pas een inkomen kan genereren, gemaakt wordt. Tenzij iemand denkt dat een product ‘nu’ (dat misschien materiaal identiek is aan een goed over een bepaalde tijd) exact evenveel waard is dan over een tijd (dat zou betekenen dat, indien hij consequent is, nooit iets koopt, want alles is over een tijd evenveel waard als het op deze moment waard is), is er niets mis met dat de kapitalist een deel geld verdient. Hij zorgt immers voor de tijdslink in productie; hoe meer kapitaal er gespaard wordt, hoe langer productieprocessen gemaakt kunnen worden, hoe productiever deze kunnen zijn en dus hoe meer welvaart er gecreëerd kan worden. Dat is de taak van de pure kapitalist in een economie, die even belangrijk is als de ondernemer, arbeider of landeigenaar. Geen ‘diefstal’ gebeurd er; enkel het vergoeden van de dienst die hij bewijst, zoals elke andere productieve functie in een samenleving.

Ten derde is de theorie empirisch fout. De theorie spreekt van een algemene ‘overproductiecrisis’. Maar ‘overproductiecrisis’ wordt gekenmerkt door het feit dat de prijs van het goed daalt tot beneden de kostprijs (een standaard vraag en aanbod schema toont dit aan). Maar dat zou beteken dat er geen enkele sector in een crisis nog winst kan maken, want er is in elke sector een ‘overproductie’. Maar ik moet in ieder geval de eerste socialist nog tegenkomen die op dit moment niet zit te zeuren over dat er nog steeds ‘miljarden’ winsten worden gemaakt in deze of gene sector. Maar dat kunnen zij niet verklaren; indien er werkelijk een algemene overproductiecrisis was, dan is het niet mogelijk dat er nog 1 sector winst maakt. Dat is nu eenmaal wat ‘overproductie’ betekent. De reden dat we winsten zien, is nogal eenvoudig. (En betekent helemaal het einde van het kapitalisme niet.) Er zijn, zoals altijd kan voorkomen in een systeem dat steunt op feilbare mensen, vergissingen gebeurd. Ondernemers hebben geïnvesteerd in sectoren die al (bijna) verzadigd waren en er zijn te weinig investeringen gebeurd in sectoren waar er nog een grote vraag naar was (en waar mensen het geld voor hadden om de gemaakte investeringen te vergoeden). Er zijn tegelijkertijd ‘overinvesteringen’ gebeurd in welbepaalde sectoren (die nu verlies maken, en waar er dus ‘onderconsumptie’ is) als dat er tegelijkertijd ‘onderinvesteringen’ zijn gemaakt in sectoren (die nu een hoge relatieve winst hebben). De reden van deze grote misallocatie hebben we al enkele keren uitgelegd (zie op onze website voor enkele artikelen daarover). De oplossing is nog veel eenvoudiger; hoe pijnlijk het ook is, delen van deze sectoren moeten failliet gaan en de productiefactoren die daarin zaten (arbeid en materiaal) moeten op andere manieren gealloceerd worden om de consumenten te dienen. Dit is natuurlijk geen leuk proces – en ik ben de laatste om te zeggen dat een vrije markt samenleving (die we nu, overigens, helaas niet hebben; we hebben een gemengde markteconomie, met alle problemen van dien) altijd en overal geluk zal bezorgen voor iedereen. Ik kan, helaas, niet zoals Marx een wereld beloven waar mensen zich zo vrij kunnen bewegen als Marx het zag:


‘in communist society, where nobody has one exclusive sphere of activity but each accomplished in any branch he wishes, society regulates the general production and thus makes it possible for me to do one thing today and another tomorrow, to hunt in the morning, fish in the afternoon, rear cattle in the evening, criticize after dinner, just as I have a mind, without ever becoming hunter, fishermen, shepherd or critic.’


Als ik niet beter zou weten; ik zou me ook laten verleiden door zo’n mooi verhaal.