Posts tonen met het label Consequentialisme. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Consequentialisme. Alle posts tonen

maandag 21 december 2009

Review: Ethics as a Social Science

Ethics as a Social Science: the Moral Philosophy of Social Cooperation ~ Leland Yeager

Je kan David Gordon (geassocieerd met het Mises Institute) zijn review hier vinden.

Het eerste wat er gezegd moet worden is dit: Frank van Dun komt aan bod in dit boek! Zij het heel kort met enkele referenties - maar daarom niet minder relevant! Het leuke is dat hij aan bod komt met typische opmerkingen, i.e. 'might doesn't make right' opmerkingen. Maar goed; tot zover deze noot, die toch wel gemeld moest worden.

Yeager probeert in dit boek een fundering te leggen van (regel-)utilitarisme. Hij doet dit niet door zomaar de argumenten voor het utilitarisme te bespreken, maar door uitgebreid in te gaan op de geschiedenis van het utilitarisch denken, met het bespreken van verschillende soorten utilitarisme en de sterke en minder sterke punten. Hij heeft zelfs een hoofdstuk waarin hij alternatieve doctrines van sociale omgang bespreekt (en bekritiseert). Het valt zeker op dat hij een belezen auteur is, zowel van de klassiekers als van de moderne literatuur.

Het boek zou ik indelen in 4 delen en een afsluiter. Het eerste deel zijn de eerste 4 hoofdstukken waarin hij opbouwt naar zijn argumenten voor indirect rule-utilitarism. Het tweede deelzijn hoofdstukken 5 tot en met 9 waarin hij allerlei moeilijkheden en typische kritieken op het utilitarisme bespreekt. Het derde deel is hoofdstuk 10 waarin hij duidelijk andere mogelijke ethische doctrines bespreekt. Het vierde deel is het 11 hoofdstuk waarin hij de relatie tussen de wet, overheid en beleid uitlegt vanuit utilitaristisch (en andere) perspectieven. Het 12de hoofdstuk is de eenvoudige afsluiter; een herhaling van het centrale punt.

In het eerste hoofdstuk bespreekt hij de relatie tussen ethiek en economie. Niets veel nieuws onder de zon: het zijn 2 verschillende wetenschappen en we moeten het onderscheid goed uit elkaar houden. In het tweede hoofdstuk bespreekt hij 'some fundamentals'. Wat hij hier doet, is enkele termen uitleggen en het debat wat plaatsen in de geschiedenis van ideeën. (Er is hier ook een appendix over het concept de vrije wil en ethiek.) In het derde hoofdstuk bespreekt hij op evolutionary grond 'the origins of ethics'. Hayek en Hume worden hier bij veelvuldig aangehaald. Zaken zoals de relatie tussen altruïsme en natuurlijke selectie, culturele selectie, het verspreiden van altruïsme, etc. worden hierbij besproken. In het vierde hoofdstuk 'the case for indirect utilitarnism' komt zijn hoofdargument naar boven. Hierin bespreekt hij waarom indirect (dus niet rechtstreeks 'we moeten elke handeling berekenen of dit het nut maximaliseert op kortzichtige wijze') rule ('we moeten gehoorzamen aan abstracte regels') utilitarisme het ideaal is. Hij doet dit vooral via een contrastering met 'direct' 'act' utilitarisme.

Het tweede deel bespreekt, zoals gezegd, de typische kritieken op utilitarisme. Het gaat bijvoorbeeld in hoofdstuk 5 over het vraagstuk van 'what counts as utility?' Moeten we het agregeren, maximaliseren, sommige voorkeuren wel relevant achten en anderen niet? In hoofdstuk 6 hebben we het typische 'the alleged problem of agreggation'. Utilitaristen krijgen vaak op hun bord het concept dat ze zoeken naar agregate voorkeuren, maar dit is epistemologische onzin. Yeager tracht hier uit te leggen dat zijn doctrine dit probleem niet heeft. Het 7de hoofdstuk vraagt zich af 'is utilitarinism immoral?' Hier worden lifeboat situations en andere zakenbesproken; zaken waarbij men enkele individuen zou opofferen voor het 'nut' van een groter aantal mensen. In hoofdstuk 8 wordt de relatie tussen 'altruism and self-interest' besproken. In het 10 hoofdstuk wordt de relatie tussen 'duty and universablizability' besproken in het utilitarisme.

In hoofdstuk 10 bespreekt hij 'rivals of utilitarinism'. De natural rights doctrine, contractarians, etc. In het laatste deel - simpelweg hoofdstuk 11 - bespreekt hij dan de beleidsimplicaties die hieruit volgen. Ook bespreekt hij de verhouding tussen zijn ethisch kader en libertarisme en andere ethische kaders (zoals het Rothbardiaans naturrechtsdenken) en libertarisme. Enkele opmerkingen daarover volgen nog. Het laatste hoofdstuk is simpelweg een herhaling van enkele centrale argumenten.

Elke keer als ik een boek lees, waarvan ik weet dat ik het ga bespreken, hou ik er een papier bij waarbij ik de zaken noteer die ik zeker wil bespreken. Helaas ben ik het papier kwijt geraakt. Gelukkig heb ik nog uit mijn hoofd een aantal (en het zijn er wel een aantal) zaken kunnen opschrijven, die ik nu ga bespreken.

In het hoofdstuk over het probleem van agreggatie bespreekt hij voorbeeld een plan van een filosoof om te 'meten':
Yew-Kwang Ng suggests a modified-total criterion of population size: the maximand is not average utility multiplied by the straight-forward population figure (that is, total utility) but average utility multiplied by a figure that rises with population, but less fast, approaching an asymptote. Although NG does not explicitly write it down, the formula for his multipliet is:

(a^n - 1)/(a - 1)

where N is polulation and a is parameter between 0 and 1 governing how much less fast that population the multiplier rises and indicating between the extremes the compromise criterion lies.
Yeager schrijft hierover:
This formulation does not nessarily express an anti-indidualistic philosophy
Het punt is echter dat dit noodzakelijkerwijze een anti-individualistische filosofie 'uitdrukt'. Het hoeft niet noodzakelijk te zijn dat dit een anti-individualistisch visie op 'beleid' of 'sociale relaties' hoeft te betekenen, i.e. men zou nog steeds (daar ga ik niet verder op in) een liberaal-anarchistische samenleving kunnen bepleiten op basis van deze calculus. Maar de redenering is noodzakelijkerwijze anti-individualistisch. Het gaat hier over de bevolking als geheel, nut als geheel, etc. Het is perfect mogelijk om een anarchistische omgang te beargumenteren op anti-individualistische gronden; en dit is een voorbeeld daarvan. Deze redenering - ongeacht de conclusies die daaruit volgen - is door en door anti-individualistisch en moet, in mijn ogen, daarom verworpen worden als onderdeel van het liberaal individualisme. (Dus ja; er bestaat zoiets als liberaal collectivisme. Ik zelf denk dat een Rawlsiaan framework perfect gebruikt kan worden om anarchisme te bepleiten; maar dan zou wel het een liberaal-anarchistische collectivisme zijn, i.e. de argumenten zijn van collectivistische aard.)

Een ander (groot) probleem dat ik had, is op pagina 222. Hij bespreekt hier in een paragraaf (die in het totaal nog geen blad lang is) het Aristoteles natuurrechtsdenken. Dit natuurrechtsdenken is doorgaans van de redenering 'mensen zijn eigenaar over zichzelf', 'zij moeten zichzelf kunnen ontwikkelen', 'private eigendom laat dit toe', 'ergo: private eigendom is gerechtvaardigd en geweld niet'. De redenering steunt heel hard op enkele karaktrekken die 'natuurlijk' zijn aan de mens en daaruit volgt dan een rechtskader. Hij besluit met: 'Well of course human beings have characteristics that distinguiqsh them from other animals, including their conscious pursuit of goals and their need, if they are to flourish, for cooperation within functioning societies. But these are empirical facts, recognized by utilitarians as well as by rights theorists, and they do not by themselves establish rights or generate any other normative propositions.' (zijn benadrukking) Maar zijn 'weerlegging' is simpelweg de vraag ontwijken (en dus helemaal geen weerlegging!) Het punt is juist dat de natuurrechtsdenken vinden dat hieruit wel degelijk normative zaken volgen - zaken die behoren tot 'wij behoren x wel te doen' en 'wij behoren y niet te doen'. En daarvoor bouwen zij redeneringen uit - redeneringen die Yeager simpelweg opzij schuift. Ik heb gezocht, maar vind verder geen weerlegging van het natuurrechtsdenken (buiten een uitgebreid stuk over Rothbard zijn framework, maar daarover sebiet meer). Als dit zijn weerlegging is van het dominante alternatief in het liberale spectrum in het algemeen, dan vrees ik dat Yeager niet heeft gedaan wat hij hoopt te doen.

Een laatste tekstspecifieke opmerking is zijn bespreking van Rothbard (pagina 276-281). Iedereen die bekend is met het Rothbardiaans framewor, zou zeker die pagina's moeten lezen (als ook de bespreking daarvan in Gordon zijn review.) Yeager bekritiseert het Rothbardiaans framework om uit enkele axioma's conclusies te trekken op deductieve wijze. Maar Yeager weerlegt noch de axioma's, noch de redenering zelf; waarom zouden we dan Yeager zijn afwijzing moeten accepteren? Puur op basis van onze intuïties? Of op basis van utilitaristische beslommeringen? Maar zelfs die utilitaristische beslommeringen worden ons niet gegund. Hiermee heb ik niet gezegd dat Yeager geen enkele punten heeft die bij mij ook al opgekomen waren. Rothbard beschouwt bijvoorbeeld alles dat geen agressie is tegen fysieke eigendom als 'geen enkel probleem'; 'libel' en 'slander' moeten, in een Rothbardiaanse wereld, perfect mogen (ook al betekent dit niet dat Rothbard dit moreel gerechtvaardigd acht; hij maakt simpelweg een (terecht) onderscheid tussen dat wat moreel toegelaten en niet toegelaten is en dat gene dat juridisch toegelaten behoort te zijn en dat wat niet juridisch toegelaten behoort te zijn; waar Rothbard en de meeste mensen zich anders op verhouden is op de kwestie wat in welke categorie hoort). Yeager zegt dat hij het raar vindt dat Rothbard zich zo focust op deze agressie jegens fysieke eigendom omwille van: 'Such a sharp distincion between the material and the nonmaterial seems odd, incidentally coming from an economist of the Austrian school, which puts so much emphasis on the subjective aspect of commodities and of human affairs generally.' Ik ben geneigd met dit punt akkoord te gaan, zonder daarmee te concluderen dat Rothbard per se verkeerd is. Alleen dat ik op dit moment van mening ben dat nader onderzoek wel degelijk nuttig kan zijn.

Een groter probleem zie ik met deze paragraaf:
Another questionable position of libertarian ethics of the Rothbardian stripe is to regard crime as a kind of private transaction between culprit and victim (recall the discussion earlier in Chapter 11). If the victim chooses to forgive him, the culprit is properly no more subject to legal prosection than a debtor whose debt his creditor has forgiven.
But consider a mugging. Who happens to be the victim on a particular occasion is a matter of chance, and the victim is hardly entitled to forgive the mugger or make a private settlement with him. Potential victims and members of society in general have suffered invasion of their peace and security. Where does the accidental actual victim get authority to speak for them?

Ik heb geen idee waar Yeager zat met zijn gedachten hier, maar hier zie ik toch enkele fouten in. Ofwel zijn 'andere mensen' ook het slachtoffer geworden van de daad, ofwel niet. Indien wel: dan hebben zij (natuurlijk) ook het recht een akkoord te sluiten met de dader. Indien niet: dan hebben zij te zwijgen. Yeager spreekt hier over een 'members of society', maar hij kon evengoed spreken over 'society' als geheel. Er is echter geen reden om de holistische toer op te gaan van 'de samenleving' in het geheel. In elke handeling (ook de criminele) gaat het tussen 2 partijen. Het kan goed zijn dat er een zekere vorm van externaliteiten zijn - en er zijn mogelijk redenen dat deze externaliteiten ook een vorm van rechtsbreuk betekenen. Maar dat is geen reden om ineens te beginnen over de 'rechten van anderen'; ofwel zijn deze slachtoffers (en hebben ze recht op restitutie) ofwel niet.
Ik zie dus geen probleem met het feit dat soms criminelen 'vergeven worden' en op deze manier niet meer hoeven te vrezen voor een formele straf. Informele straffen zijn echter nog goed mogelijk: als de overval in een winkelcentrum gebeurt, is het perfect mogelijk dat de persoon in kwestie geen toegang meer krijgt tot het winkelcentrum. Gelijkaardige redeneringen kan je maken voor allerlei soorten van plaatsen.
Ik zie ook niet goed de relevantie van de redenering dat het slachtoffer 'toevallig' is; geluk en ongeluk speelt een rol in de samenleving. Net zoals het 'geluk' is dat iemand in een rijk gezin geboren wordt in plaats van in een arm, volgt er geen probleem van extre beslommeringen als het 'geluk' is dat er iemand overvallen is die geen probleem heeft met zijn overvaller te vergeven.

Mijn algemene conclusie is dat zijn basis framework flauw is. 'k heb niet het gevoel dat hij echt overtuigende, uitdagende argumenten heeft gegeven voor het utilitarisme. Hij neemt uitgebreid zijn tijd om het belang van ('abstracte', 'algemen') regels te beargumentere, maar daaruit volgt geen utilitarisme. De meest uitdagende kritiek - die hij niet heeft beantwoord, misschien omdat hij die niet kent - die ik heb tegen het utilitarisme is simpelweg het volgende. Een utilitarist kan niet veel meer tegen een dief, een verkrachter of een moordenaar zeggen dan: 'het spijt me, maar dit is verkeerd. Dit is niet zozeer verkeerd omdat je het slachtoffer behandelt op een fundamenteel ontoelaatbare wijze, maar omdat, als iedereen zo zou handelen, dan zou er van een samenleving en algemeen geluk simpelweg niet veel in huis komen.' Indien een utilitarist iets anders zou zeggen - als het puntje bij paaltje komt - erkent hij dat het utilitarisme onvoldoende is.

Het boek in het algemeen is echter niet zo slecht als je misschien zou denken van de kritische opmerkingen die ik hier gegeven heb. Er zijn goede besprekingen van de relatie tussen moraliteit en politiek. (Alhoewel dat Yeager er op wijst dat er een verschil is tussen wat een onderdeel is van moraliteit enerzijds en van juridische interactie (met coercion als straf), heb ik toch het gevoel dat hij soms zelf het onderscheid - door zijn utilitarisch kader - niet uit elkaar houdt. Het op eenzelfde lijn zetten van het opblazen van een persoon om enkele anderen te redden met het al dan niet houden van een rechtsfilosofisch irrelevante belofte, lijken mij een probleem voor het utilitarisch kader, maar niet voor het natuurrechtsdenken.)

Ook hoofdstuk 3 - over het ontstaan van ethische regels van omgang - is zeker de moeite waard, indien het onderwerp je interesseert. Het boek haalt ook vaak zaken aan om de lezer zelf te laten denken, zonder echt definitieve antwoorden te geven.

Ik ben ook van oordeel dat ik door het boek beter in staat ben om mijn mening over natuurrecht enerzijds en het belang van regels anderzijds te nuanceren. Het staat voor mij (nog steeds) vast dat het alpha van sociale omgang de individuele rechten (en eigendomsrechten) van individuen zijn. (Michael Bauwens zijn essay Rights, Robinson Crusoe and Friday is een sublieme beargumentering van de grondslag van rechten.) Maar het individuele eigenomsrecht kader kan echter niet het enige zijn; er zijn rechtsregels nodig om ingewikkelde sociale interactie te organiseren. Bijvoorbeeld: de vooronderstelling van onschuld bij een rechtszaak is niet iets dat logischerwijze volgt uit individuele rechten. De relaties tussen 'tortlaw', 'contractlaw' en al de rechtsregels die daarbij spelen zijn niet per se allemaal noodzakelijkerwijze deductief af te leiden van rationeel beargumenteerbare rechtsfundamenten. In welke mate moeten we voorzichtig zijn (en zijn we dus verantwoordelijk voor de gevolgen die anderen ondergaan)? Hebben we recht op 'stilte'? Etc.

Een ander relevant punt is dat het 1 ding is om te beargumenteren dat diefstal rechtsfilosofisch verkeerd is, maar het is een ander ding om in de praktijk vast te stellen of een bepaalde praktijk valt onder het punt 'diefstal'. De geschiedenis van de juridische beslissingen in (meer) gedecentraliseerde systemen - vooral iemand als Richard Epstein heeft daar veel over geschreven - zijn een opeenstapeling van niet al te eenvoudige cases, zelfs voor een clear/cut rechtsdenken.

Er is dus zeker plaats voor het belang van regels in een samenleving. Maar het kan niet zijn dat de ethische fundering van deze regels een utilitaristisch kader is. Yeager heeft geen overtuigende argumenten tegen het rechtsdenken gegeven en heeft ook niet doorslaggevend beargumenteert waarom we zijn kader moeten aanvaarden. De centrale essentie van het boek is niet overtuigend, doch iedereen die geïnteresseerd is in literatuur over het utilitarisme, kan zeker wat leren uit dit boek. Maar het is geen boek dat ik op de 'zeker te lezen literatuur' zou zetten, vanuit mijn perspectief.





vrijdag 11 december 2009

Overzicht argumenten tegen drugsbeleid

Op de blog van division of labour, door Art Carden.

Last week, I spoke to a class at Idlewild Presbyterian Church on the economics of drug prohibition. My notes are below the fold.

Drugs: Should They Be Legal or Illegal?

One of the most important principles in economics is the law of unintended consequences, and one of the most important implications of careful economic reasoning is that many policies have effects that are exactly the opposite of what their proponents want. To cite just a few examples, rent controls reduce the stock of affordable housing, minimum wages reduce opportunities for the poor, and laws against “price gouging” slow the pace of recovery from natural disasters. What you intend to do by enacting policy and what you actually do by enacting policy are often two very different things. The war on drugs is another example. Here, I’m going to discuss four key propositions. Drug laws are counterproductive, drug laws are costly, the drug war is a source of numerous violations of human rights, and there are far more effective alternatives to prohibition if we really want to reduce drug addiction.

I. Drug laws are Counterproductive.

  1. As of 2004, there were approximately 1.2 million arrests for possession of an estimated 28 million drug users; further, many “possession” arrests occurred because people were arrested for other crimes.
  2. Drugs are stronger and more dangerous precisely because they are illegal. This is explained by the fact that low-potency drugs become relatively more expensive to supply when enforcement increases. The demand for narcotic effects is extremely inelastic; as we ramp up enforcement, people come up with newer and better ways to serve the demand. One way they do this is by increasing the potency of the product. The drug war is an arms race in which “mutually assured destruction” is not a threat that prevents conflict, but a part of the process itself.
  3. Innovation has outpaced enforcement. Drugs--particularly strong drugs—have gotten cheaper, all else equal: the real price of cocaine fell from $450 per pure gram in 1981 to $100 in 1996, according to Miron and Zweibel. In his 1991 book The Economics of Prohibition, Mark Thornton reports that between 1974 and 1984, for example, the relative price of cocaine fell.
  4. The problems we associate with drugs are a result of prohibition, not the drugs as such. The drug war is a classic case of confusing correlation with causation. We see crime. We see drugs. We assume that drugs are causing the crime. However, the fact is that it is the prohibition that causes the crime, not the drugs themselves. For example, medical problems with heroin are usually a result of the fact that the drugs are adulterated, not from the drugs as such.

II. The War on Drugs is Costly and Destructive.

  1. Drug laws create crime. It has been argued that people who are on drugs will be predisposed to commit crimes. The data suggest, though, that there is a net increase in crime as people seek to feed their habits.
  2. The ability to evade drug detection is a complementary skill to being able to evade punishment for other crimes. Therefore, the illegality of drugs increases the rate at which other crimes are committed.
  3. Places with strong enforcement will tend to have greater homicide rates. Miron (2004) estimates that eliminating drug prohibition would reduce the US homicide rate by about 25-75%.
  4. The drug war is in part responsible for accelerated HIV transmission in the 1980s. One way HIV was transmitted was through the use of dirty needles. Injectable drugs like heroin deliver more narcotic punch per gram than smokable drugs like marijuana or snortable drugs like cocaine.
  5. Parts of the US-Mexico border are war zones because of the drug war.
  6. The enormous profits that can be had in the illegal drug trade can be (and are) used to fund terrorism. The profits are not because of the drugs per se. They are because of the fact that drug peddling is extremely profitable precisely because it is illegal.
  7. Drug laws have reduced the industrial use of hemp and hemp derivatives and have substituted synthetic fibers, etc. for hemp derivatives in various production processes. Hemp could have also been a paper substitute; Mark Thornton points out that the Dupont Corporation had a patent on a wood pulp paper process that could earn higher incomes if hemp were outlawed.

III. The Drug War is a source of fundamental human rights violations.

  1. Prohibitions infringe on the right to life, liberty, and the pursuit of happiness. Implicit in prohibition is the idea that it is legitimate for one person to act as another's moral surrogate. Refusing others the right to make bad decisions degrades their essential humanity and makes them not a valuable entity for their own sake but a means to our end. Because I care about you and see that your humanity gives you intrinsic value and potential as someone created in the image of God, I will try to help you. When I try to force you to act against your will, I am treating you not as a human being with value to God but as a means to my ends. In short, I am treating you as my slave. Even in the language of economics, the "externalities" generated by drug use are pecuniary rather than technological.
  2. To be created in the image of God means the right to be moral. I will quote my friend, former neighbor, and former Rhodes professor Tim Watkins: “Part of what [being created ‘in the image of God’] entails is the ability to make morally meaningful choices. The story of the Fall in Genesis is in great part about God allowing humans to make choices that are bad for them because without such freedom morality is a meaningless concept. Prohibition is the denial of moral agency.”
  3. Many drug laws have racist origins and racially disproportionate effects. The war on cocaine was waged because people feared that blacks would substitute toward cocaine after alcohol was prohibited. Marijuana laws were, in part, discrimination against Mexicans. Opium and heroin laws were aimed at Chinese immigrants.

IV. Reducing Drug Use

I cannot stress enough that to claim “drug use should be legal” does not mean that drug use should be encouraged, excused, or overlooked. My argument is that the material, moral, and institutional costs exceed the material, moral, and institutional benefits. Our current strategy will not work. In the words of a former student of mine, perhaps we should stop fighting wars against abstract nouns. I would propose a three-pronged strategy that will require some difficult and probably politically unpopular decisions:

  1. While the economic analysis might say "legalize everything," the economics also say "make people responsible for their own actions." Increase (substantially) the penalties for crimes committed while intoxicated. As Richard Posner has argued, the penalties for drunk driving are too low. While this won't eliminate completely crimes committed by completely intoxicated people, it will affect incentives at the margin and reduce the rate at which those crimes are committed. I once heard Adrian Rogers say that people who wish not to fall should avoid slippery places. Stronger penalties for crimes-while-intoxicated will raise the cost of putting oneself in those slippery places. Will crimes-while-intoxicated be eliminated? No. They will not. They will, however, be reduced by stronger penalties.
  2. Remove barriers to economic growth. As people get richer, they are likely to demand fewer intoxicants. Second, as they have more opportunities, those who wish to fund their habits can do so in the legitimate labor market rather than by committing property crimes. Here’s a proposal based on good economics but that is difficult for a lot of people to swallow: repeal the minimum wage. It’s the main reason why unemployment among African-American youths is so much higher than unemployment for everyone else. Further, it has been estimated (by Steven Levitt and Sudhir Venkatesh) that “foot soldiers” in the drug war earn maybe three or four dollars an hour with a near-certainty of winding up in jail or shot.
  3. Education. A more effective strategy than supply-restricting prohibition is to try to reduce demand. The church’s role here is to be a beacon of hope, instruction, and support.
  4. If the recent experience in Portugal—which decriminalized drugs in 2001—is any indicator, the nightmare scenario of widespread drug tourism and drug use won’t materialize.

vrijdag 4 december 2009

Open Brief ter aanval van de staat

Beste liberalen,

Het doel van deze tekst is om jullie te overtuigen - in minder dan 1500 woorden - van de sociale plausibiliteit van anarchisme en de morele imperatief die daar achter zit. Het meest fundamentele conflict in de wereld is niet tussen ‘liberalisme’ en ‘socialisme’, maar tussen ‘archy’ – de leer dat sommigen principieel over anderen mogen heersen - en ‘anarchy’- de afwezigheid van politieke heerschappij. De verleiding van de staat is aantrekkelijk – maar het is niet meer dan dat: een verleiding tot een deus-ex-machina. De staat lost geen problemen op: de staat beslist en mensen moeten zich onderwerpen aan deze beslissing.

Overheden zijn complexe organisaties, met uitgebreide invloed in het leven van alle dag. Overheden kunnen maar functioneren in een kader waarbij eigendomsrechten en contracten in redelijke mate worden afgedwongen. Het is maar daar dat zij een aanvullende rol kunnen spelen – indien mensen eigendom niet aanvaarden; staat de staat machteloos. Maar als het kader dat noodzakelijk is voor het ontstaan van overheden – volgens de theorie – alleen maar bereikt kan worden via overheden, zitten we in een logische contradictie. De overheid moet ‘zichzelf’ creëren; vooraleer ze gecreëerd kan worden. Op logische grond gaat eigendom, uitgebreide economische markttransacties en een grote mate van orde in de samenleving het monopolistisch instituut de overheid vooraf. Op puur logische grond is er geen noodzaak tot een overheid voor de uitgebreide orde die liberalen graag zien in een samenleving.

De wens van eigendomsbescherming, contractuele vrijheid en het oplossen van conflict is een wens eigen aan de samenleving en het samenlevingsproces. Mensen moeten niet ‘overtuigd’ worden van deze wens; deze ontstaat inherent aan het menselijk handelen. Het is maar door een significante mate van rechtszekerheid over jouw middelen (jouw eigendom) die je hanteert bij het bereiken van je doelen, dat je ten volle jouw voorkeuren kan bewerkstellingen, i.e. je ten volle kan uiten in het leven.

Ook dieven, moordenaars en verkrachters hebben deze wens – de wens om uiteindelijk zeker te zijn dat er zaken van hen zijn, die niet van anderen zijn. De wens dat ze (indien betrapt) rechtvaardig behandeld worden. De wens dat agressors jegens hen ook berecht zullen worden. Er is geen wens zo universeel aanwezig in de samenleving als de wens naar een juridisch kader – vanwaar de continuerende assumptie dat mensen met geweren mensen moeten dwingen om zich aan 1 bepaalde organisatie te onderwerpen?

Het oplossen van conflict is fundamenteel een issue tussen 2 partijen. Beide partijen kunnen uit meerdere mensen bestaan – maar het blijven 2 partijen. Vanwaar de assumptie dat er geen organisatie of instituut kan gevonden worden waar beide partijen zich vrijwillig aan onderwerpen bij elke relevante case? Het is hoogstwaarschijnlijk waar dat alle conflicten een onafhankelijke derde partij kunnen gebruiken om oordeel te vellen, maar waaruit volgt dat alle conflicten <> dezelfde onafhankelijke derde partij moeten gebruiken? (Om maar te zwijgen van het probleem dat in dit geval ontstaat indien er een probleem is met deze derde partij .)

Altijd tegen de theorie van anarchisme wordt er een verhaal getoverd van bedrijven die een oorlog beginnen. Los van de vraag waarom het monopoliseren van geweld dan niet, bij gelijke assumpties, logischer- en noodzakelijkerwijze betekent dat er dictaturen en oorlogen ontstaan tegen de bevolking – kunnen we hier ook cynisch over zijn. Oorlog kost geld en indien we in een samenleving zitten met concurrerende bedrijven die veiligheid en rechtspraak verzorgen, zullen zij er elk belang bij hebben om direct (en dus kostelijk) geweld te ontwijken. Dit, natuurlijk, zonder de trade off uit het oog te verliezen dat ze nog steeds hun consumenten moeten beschermen – anders zullen deze zich aansluiten bij concurrenten.

Zelfs in het ergste geval – dat er een bepaald bedrijf zich niet houdt aan de rechtvaardige spelregels en haar cliënteel terroriseert (is dit een duurzame, winstgevende strategie?) – is dit niet het grootste probleem: zolang dat deze gevallen aan de marge van het systeem gebeuren, kan hier mee omgegaan worden door de concurrenten die potentieel cliënteel zien. (Los dan nog van gevoelens van solidariteit – inherent aan een samenleving – om deze mensen te komen helpen.) De plausibiliteit is hier echter even groot van als dat de plaatselijke politie morgen mensen systematisch begint te terroriseren. Daar is misschien zelfs de plausibiliteit groter: de lokale politie is niet afhankelijk van de burgers die ze behoort te beschermen voor haar inkomsten.

Een reden om tegen anarchie te zijn is de noodzaak voor ‘beleid’. Maar beleid – het articuleren van voorkeuren via de staat – is niets anders dan het trachten op te leggen van bepaalde voorkeuren aan andere delen van de samenleving. Het kan zijn dat deze voorkeuren perfect legitiem zijn – ‘val mij niet aan’ – maar in zoverre ze legitiem zijn, vanuit een liberaal oogpunt, kunnen ze eigen aan de samenleving ontstaan. Indien deze reflex er niet is; is het maar de vraag in welke mate de monopolisering van de middelen ter vernietiging een goed idee is om een wenselijke samenleving – in termen van rechtvaardigheid en sociale coöperatie – te bereiken.

Ook het meest evidente: de significante voorkeuren uit de samenleving hoeven niet via de staat gebeuren: als ze significant genoeg zijn om via de staat te doen, hoeven ze niet via de staat gebeuren. Het is maar particularistisch belangengroepenbeleid dat via de staat moet gebeuren wegens het gebrek aan steun om dit in vrijwilligheid te bereiken – maar is dit dan wenselijk?

Vaak hoor je dat de overheid toch moet zorgen ‘voor de allerergste gevallen’ – maar het is niet van ‘beide een beetje’. Ofwel bestaan er geen gevoelens van solidariteit ten opzichte van zij die het slechter hebben en dan kunnen we niet betrouwen dat de monopolistische organisatie doet wat we (misschien) in theorie zouden willen. Ofwel bestaan er wel gevoelens van solidariteit en is het evident dat de vrijwillige bijdragen van solidariteit het eerst worden gealloceerd naar juist de ergste gevallen. Een perspectief dat de staat ‘toch de ergste gevallen’ moet regelen is een visie die de staat simpelweg als noodoplossing wilt gebruiken – maar waarom mag jij dan definiëren wat ‘in nood’ is en niet een socialistische medemens? Alle visies die bevoegdheden aan de staat blijven toewijzen zijn fundamenteel een visie dat de samenleving in bepaalde mate beheerd moeten worden – ‘daar kan vrijwillige coördinatie niet mee om’, ‘dat moet van bovenaf beslist worden voor hen’. De discussie wordt dan, altijd, wie mag er beheren – en dat heeft niets met menselijke vrijheid te maken. De voorkeuren van de ene mens zijn altijd en noodzakelijkerwijze anders: alleen in een samenleving waar er geen organisaties zijn die principieel het recht hebben via geweld middelen te vergaren kunnen deze voorkeuren in de grootst mogelijke harmonie met elkaar omgaan.

Indien we een issue zien waarvan we niet kunnen voorspellen dat mensen daar in vrijheid mee om kunnen gaan, gebruiken we de deus-ex-machina van de staat. Maar net zoals dat een overheid problemen heeft om de wensen eigen aan de samenleving te interpreteren en te vertalen naar politiek beleid op het vlak van openbaar vervoer, is dit niet anders op het vlak van eigendomsafdwinging en het oplossen van conflict. Indien we aanvaarden dat alleen het kenniscoördinerende mechanisme van de markt recht kan doen aan de wensen van de bevolking, doordat consumenten vrijwillig bepaalde middelen (‘geld’) opgeven om andere te verkrijgen, waarom zou dit mechanisme dan niet functioneren op het vlak van the last frontier , i.e. het recht en beveiligingssysteem zelf?

Een ‘beperkte’ overheid is een abstractie, een leeg concept. Een overheid is nooit ‘beperkt’: ze oefent altijd de wensen uit van zij die deze overheid beheersen. Zij mogen dan nog een goed bedoelende democratische ‘rechtstaat’ zijn; dat verandert niets aan dat zij voorkeuren opleggen aan andere mensen. Jij zult geld afstaan en wij zullen kiezen hoe we dit alloceren. Als ze echt goed bedoelend is, kan ze in het voorgestelde alternatief haar fondsen vrijwillig vergaren. Als ze dat niet is, waarom zouden we onze fondsen afstaan?

De geschiedenis van de Westerse juridische ontwikkeling is er een van competitieve legale structuren – vaak op dezelfde locatie en op dezelfde tijd. Dat er, vanuit ons hedendaags perspectief, zaken gebeurd zijn waar we niet mee akkoord kunnen gaan; is zeker waar. Maar indien de argumenten tegen anarchisme waar zijn, dan hadden we nooit de (relatief) stabiele orde kunnen bereiken die we vandaag de dag hebben. De Westerse samenleving zou altijd een totaal gedesintegreerde samenleving moeten zijn – er was immers geen staat die de samenleving beheerde! De waarheid is dat het gros van de rechtstructuren endogene voorkeuren uit de samenleving vertegenwoordigde; goedschiks en kwaadschiks. Ook het principieel en breed genomen anarchisme waar ik voor pleit kan rechtsregels hebben waar ik problemen mee heb. Maar anarchisme betekent fundamenteel dat er geen organisaties zijn die principieel maar kunnen werken door middel van de constante dreiging van geweld. Het is alleen in die sfeer dat het liberalisme een oprechte ideologie kan zijn: een ideologie van menselijke vrijheid, coöperatieve orde en de morele waardigheid die daar mee gepaard gaat. Ik dank u voor uw aandacht.


zaterdag 15 november 2008

Consequentalisme, utilitarisme & Natuurrecht

Vandaag zou ik graag een woordje willen plaatsen over het verschil tussen 3 belangrijke begrippen in de politieke filosofie, zijnde 'consequentialisme', 'utilitarisme' en 'natuurrecht'. De reden daarvan is dat deze zaken regelmatig worden aangehaald als zijnde niet echt compatibel, maar ik denk daar toch anders over.

Het begrip 'consequentialisme' duidt op het feit dat een bepaald argument een argument is niet vanuit een bepaalde principe, maar vanuit een situatie die de andere persoon wenselijk acht. 'Indien u middel x bereikt, zult u wenselijk doel y bereiken'. Dit zegt niets over de doelen of middelen. Je kan dit gebruiken tegen een seriemoordenaar: 'als je een hamer gebruikt, is de kans groter dat niemand je hoort'. Dit is een consequentialistisch argument ten voordele van het gebruik van een hamer, er vanuitgaande dat de seriemoordenaar niet gehoord wilt worden.

'Utilitarisme' duidt op het het feit dat er een redenering wordt gemaakt ten voordele van zoiets als 'het algemeen belang'. Dit is echter een heel leeg begrip: een econoom zal private eigendom eerder geneigd zijn te zien als het 'algemeen belang', terwijl een socioloog 'herverdeling' misschien eerder zal zien als het algemeen belang.

'Natuurrecht' geldt - in de libertarische traditie - als het concept dat er iets essentieel natuurlijk is aan de mens dat fundamenteel zuiver is & dat, indien met dit schendt, per definitie onrecht begaat. Er is iets in de natuur van de mens waardoor hij een bepalad recht heeft.

Het is mijn mening dat 'utilitarisme' en 'natuurrecht' niet compatibel zijn, om de simpele reden dat uitgaan van een bepaald absoluut recht niet toelaat dat je 'bedenkingen' maakt over zoiets als 'het algemeen' belang, in abstracte redeneringen. Het is echter wel logisch dat er voor het natuurrecht consequentialistische argumenten gegeven kunnen worden, om de simpele reden dat het niet zo onlogisch is dat 'de natuur van de mens' en 'de filosofie volgen die overeenkomt met de natuur van de mens' wel eens positieve gevolgen zal hebben voor die mens.

Private eigendom is ons recht - omdat we dat nodig hebben & een wezenlijk onderdeel is van ons bestaan. Daarom is het logisch dat consequentialistische argumenten kunnen gelden. Maar je moet daar ook mee oppassen: dat werkt maar in zover als je allebei akkoord gaat over een bepaald doel. Iemand die meer welvaart wilt, kan je uitleggen dat private eigendom, rule of law & beperkte (of geen) overheid het beste is - dat is een zuiver economische analyse. Als je echter chaos, geweld & wat weet ik nog allemaal wil, dan zullen consequentialistiche argumenten natuurlijk minder gelden. Het is dus belangrijk voor libertariërs dat ze erkennen dat consequentialistische argumenten gemaakt kunnen worden, maar dat niet alles een consequentie is. Het zal bijvoorbeeld moeilijk te beargumenteren zijn dat er totale inkomensgelijkheid zal zijn in 'het libertarisme', dus dat argument kan je niet maken als iemand dat als absoluut doel vooropstelt.