woensdag 26 mei 2010

Robin Hanson over de underdogpositie

Zalige post.

Het esthetisch karakter van politiek

Het lijkt misschien raar, maar de manier waarop politiek wordt bedreven is op esthetisch vlak. Dit is heel eenvoudig te illustreren, als je kijkt naar stemtesten. Wat pleiten stemtesten? Stemtesten zijn een verzameling van 'ik vind x' en 'ik vind x niet'. Er wordt niet gevraagd naar de argumentatie van mensen, maar gewoon een simpele 'wat vindt u?' zoals we bijvoorbeeld zouden kunnen meten welk liedje we het aangenaamste eurosong liedje vinden of de mooiste jas. Natuurlijk vooronderstellen we wel dat politici ergens wel argumenten voor hun redeneringen zullen hebben, maar zelfs dan nog is het triestig gesteld; politici houden zich in de eerste plaats bezig met het kijken naar wat mensen leuk zullen vinden en dan zo een programma op te stellen.

Met deze verkiezingen is het ook duidelijk dat 'aan politiek doen', voor velen, ook een vorm van bezigheidstherapie, een cultuur waar men zich in kan zetten, een leuke sfeer, etc. Daarbij is het relatief contingent dat de idealen die ze daar vertegenwoordigen niet perfect ergens anders ook zouden kunnen verdedigd worden. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen; het zou maar raar zijn dat politieke idealen helemaal contingent zouden zijn. Zelfs mezelf; het zou perfect kunnen dat in een alternatief universum ik een Marxist was. (Alhoewel ik niet denk dat ik in *een* universum een 'gematigde' zou zijn; daarvoor heb ik al veel te lang de neiging om telkens dieper en dieper te willen graven en mij te laten leiden door de argumenten ipv praktische en politieke bezwaren.) Maar dan nog weerlegt dat niet dat voor velen politieke idealen ook maar zijn waarin we opgegroeid zijn - of tegen afgezet hebben.


zondag 23 mei 2010

Een deprimerende gedachte?

'Radicalisme' in een politieke mening is ofwel economische onzin ofwel economisch in de juiste richting. 'Gematigdheid' heeft echter sowieso de connotatie verkeerd.


vrijdag 21 mei 2010

Was Keynes een liberaal? Nee, niet echt.

In een tekst uit 1926 beschreef Keynes het einde van het laissez-faire idee. De tekst had dan ook de simpele titel ‘The End of Laissez-Faire’. Het is echter duidelijk aan de hand van de zaken die hij schrijft, dat er toch serieuze problemen zijn om Keynes een liberaal te noemen.In een tekst uit 1926 beschreef Keynes het einde van hIn een tekst uit 1926 beschreef Keynes het einde van het laissez-faire idee. De tekst had dan ook de simpele titel ‘The End of Laissez-Faire’. Het is echter duidelijk aan de hand van de zaken die hij schrijft, dat er toch serieuze problemen zijn om Keynes een liberaal te noemen.

Het aantal schijnmetaforen is groot, maar op die zaken ga ik niet expliciet in. Het eerste dat ik zou willen opmerken, is zijn schijnvoorstelling van de argumentatie waarop laissez-faire steunt.

The beauty and the simplicity of such a theory are so great that it is easy to forget that it follows not from the actual facts, but from an incomplete hypothesis introduced for the sake of simplicity. Apart from other objections to be mentioned later, the conclusion that individuals acting independently for their own advantage will produce the greatest aggregate of wealth, depends on a variety of unreal assumptions to the effect that the processes of production and consumption are in no way organic, that there exists a sufficient foreknowledge of conditions and requirements, and that there are adequate opportunities of obtaining this foreknowledge. For economists generally reserve for a later stage of their argument the complications which arise - (1) when the efficient units of production are large relatively to the units of consumption, (2) when overhead costs or joint costs are present, (3) when internal economies tend to aggregation of production, (4) when the time required for adjustments is long, (5) when ignorance prevails over knowledge and (6) when monopolies and combinations interfere with equality in bargaining - they reserve, that is to say, for a later stage their analysis of the actual facts. Moreover, many of those who recognise that the simplified hypothesis does not accurately correspond to fact conclude nevertheless that it does 'represent what is ‘natural’ and therefore ideal.
They regard the simplified hypothesis as health, and the further complications as disease.

Er zijn enkele problemen met deze visie van Keynes. Ten eerste steunt het pleidooi voor laissez-faire helemaal niet op een visie van perfecte competitie. Het is waar dat je het model van perfecte competitie eenvoudig kan afdoen als irrelevant in de werkelijke wereld, om allerlei redenen. Maar dat model is niet de basis voor laissez-faire. Het argument voor laissez-faire zit in het comperatieve voordeel van het marktproces - vrijwilligheid - versus de staat - onvrijwilligheid - in de eerste instantie door de mogelijkheid van economische calculatie op basis van prijzen in het marktproces. In het marktproces heb je prijzen om je te laten leiden in je economische beslissingen, en een motivatie om je te laten leiden daardoor. Bij de staat heb je geen enkel het politieke mechanisme om je te laten leiden bij beslissingen; een mechanisme waarbij je fundamenteel de kosten laat dragen door de rest van de samenleving (belastingsbetaler) en waarbij jij de voordelen zoveel mogelijk naar je toe tracht te trekken, gecombineerd met ideologische ondersteun waarbij, indien je fout zit, je de kosten kan externaliseren naar de rest van de samenleving. (De these van Bryan Caplan over 'Rational Irrationality'.) Merk op dat Keynes enkel aantoont dat het mechanisme niet perfect is - zoals in het overeenkomstige model - maar dat hij niet aantoont dat het alternatief comparatief beter is. Dit is natuurlijk een quod non; hoe goed of slecht je een bepaald mechanisme ook vindt, om daaruit te concluderen dat je het mag verwerpen (wat je doet als je tegen 'laissez-faire' pleit), is een quod non. Je kan dat enkel doen door aan te tonen dat een alternatief comparatief beter is.

Keynes vervolgt:

Yet besides this question of fact there are other considerations, familiar enough, which rightly bring into the calculation the cost and character of the competitive struggle itself, and the tendency for wealth to be distributed where it is not appreciated most. If we have the welfare of the giraffes at heart, we must not overlook the sufferings of the shorter necks who are starved out, or the sweet leaves which fall to the ground and are trampled underfoot in the struggle, or the overfeeding of the long-necked ones, or the evil look of anxiety or struggling greediness which overcasts the mild faces of the herd.

Hier hanteert hij 2 argumenten. (1) Dat de minderbedeelden uit de boot gaan vallen en (2) dat hebzucht gaat leiden tot onregelmatigheden in de samenleving (zo lees ik toch zijn argument). 2elfs indien dit waar is, volgt daar, natuurlijk, niet uit dat je het marktproces moet reguleren. Daaruit volgt, hoogstens, dat je de staat kan gebruiken om middelen te herverdelen naar zij die het minder hebben. Maar het is natuurlijk zo dat in elke samenleving er voor de armen/zwakkeren werd gezorgd; als het niet door de staat was, dan wel door grotere en meer vrijwilligere organisaties. Dus is het een beetje absurd omdat te gebruiken als argument. Armere samenlevingen kunnen natuurlijk minder goed voor hun zwakkeren zorgen; er is minder om te herverdelen, maar dat neemt niet weg dat je het zelfs daar ziet.

Het tweede argument - het hebzucht argument - is ook raar. Ten eerste is het raar dat 'hebzucht' een argument zou zijn dat anderen niet zoveel zouden mogen verdienen. 'Hey, ik kan jaloers worden, dus werk eens niet zoveel.' Ten tweede is het ook niet duidelijk hoe je dat kan verbeteren door belastingen te heffen of te reguleren; dan verander je gewoon de setting waarin hebzucht kan teren; het fundamenteel uitdoven doe je niet. En het is ook natuurlijk niet gezegd dat je daardoor fundamenteel meer gelijkheid hebt; er zijn allerlei mechanismen actief in de moderne welvaartstaat die herverdelen van rijk naar arm, zoals onderwijs en arbeidsregulering.

En hij gaat verder:

Let us clear from the ground the metaphysical or general principles upon which, from time to time, laissez-faire has been founded. It is not true that individuals possess a prescriptive ‘natural liberty’ in their economic activities. There is no ‘compact’ conferring perpetual rights on those who Have or on those who Acquire. The world is not so governed from above that private and social interest always coincide. It is not so managed here below that in practice they coincide. It is not a correct deduction from the principles of economics that enlightened self-interest always operates in the public interest. Nor is it true that self-interest generally is enlightened; more often individuals acting separately to promote their own ends are too ignorant or too weak to attain even these. Experience does not show that individuals, when they make up a social unit, are always less clear-sighted than when they act separately.

Ik citeer dit om te illusteren: hoeveel argumenten tel je hier? De vraag stellen is ze voor 1 keer door de lezer laten beoordelen.

Ook grappig:

(1) I believe that in many cases the ideal size for the unit of control and organisation lies somewhere between the individual and the modern State. I suggest, therefore, that progress lies in the growth and the recognition of semi-autonomous bodies within the State-bodies whose criterion of action within their own field is solely the public good as they understand it, and from whose deliberations motives of private advantage are excluded, though some place it may still be necessary to leave, until the ambit of men's altruism grows wider, to the separate advantage of particular groups, classes, or faculties - bodies which in the ordinary course of affairs are mainly autonomous within their prescribed limitations, but are subject in the last resort to the sovereignty of the democracy expressed through Parliament.
I propose a return, it may be said, towards medieval conceptions of separate autonomies. But, in England at any rate, corporations are a mode of government which has never ceased to be important and is sympathetic to our institutions. It is easy to give examples, from what already exists, of separate autonomies which have attained or are approaching the mode I designate - the universities, the Bank of England, the Port of London Authority, even perhaps the railway companies. In Germany there are doubtless analogous instances.

De essentie van zijn politieke denken is het creëren van semi-autonome organisaties, gecontroleerd door de overheid, die taken vervullen voor het 'algemeen belang'. 'k kan er niet aan doen, maar de term christen-democratie schiet hierdoor mijn hoofd. Zonder dat natuurlijk Keynes een Christen was - verre van, zover ik mij herinner - maar de conclusie is wel opvallend gelijkaardig.
Keynes over grote ondernemingen:
One of the most interesting and unnoticed developments of recent decades has been the tendency of big enterprise to socialise itself. A point arrives in the growth of a big institution - particularly a big railway or big public utility enterprise, but also a big bank or a big insurance company - at which the owners of the capital, i.e. its shareholders, are almost entirely dissociated from the management, with the result that the direct personal interest of the latter in the making of great profit becomes quite secondary. When this stage is reached, the general stability and reputation of the institution are the more considered by the management than the maximum of profit for the shareholders.
Het is natuurlijk altijd leuk om Mises nog eens boven te halen. Zo schrijft Mises in Human Action:

The illusion that management is the totality of entrepreneurial activities and that management is a perfect substitute for entrepreneurship is the outgrowth of a misinterpretation of the conditions of the corporations, the typical form of present-day business. It is as- serted that the corporation is operated by the salaried managers, while the shareholders are merely passive spectators. All the powers are concentrated in the hands of hired employees. The shareholders are idle and useless; they harvest what the managers have sown.

This doctrine disregards entireIy the role that the capital and money market, the stock and bond exchange, which a pertinent idiom simply calls the "market," plays in the direction of corporate business. The dealings of this market are branded by popular anti- capitalistic bias as a hazardous game, as mere gambling. In fact, the changes in the prices of common and preferred stock and of corporate bonds are the means applied by the capitalists for the supreme control of the flow of capital. The price structure as determined by the speculations on the capital and money markets and on the big comnodity exchanges not only decides how much capital is available for the conduct of each corporation's business; it creates a state of affairs to which the managers must adjust their operations in detail.

Eenvoudig gezegd: Keynes is fout. Het blijft logisch en evident dat ondernemers de ondernemingen, uiteindelijk blijven sturen.

Dan, tegen het einde, komt de grote climax. Eerst komt hij met een redelijk liberaal te interpreteren quote:
The most important Agenda of the State relate not to those activities which private individuals are already fulfilling, but to those functions which fall outside the sphere of the individual, to those decisions which are made by no one if the State does not make them. The important thing for government is not to do things which individuals are doing already, and to do them a little better or a little worse; but to do those things which at present are not done at all.
Klinkt nog redelijk goed, he? De staat moet enkel doen wat 'the individuals' in het algemeen niet doen, 'do those things which are not done at all'. Heel mooi, maar waarmee illustreert hij dat?

Het eerste voorbeeld:
Many of the greatest economic evils of our time are the fruits of risk, uncertainty, and ignorance. It is because particular individuals, fortunate in situation or in abilities, are able to take advantage of uncertainty and ignorance, and also because for the same reason big business is often a lottery, that great inequalities of wealth come about; and these same factors are also the cause of the unemployment of labour, or the disappointment of reasonable business expectations, and of the impairment of efficiency and production. Yet the cure lies outside the operations of individuals; it may even be to the interest of individuals to aggravate the disease. I believe that the cure for these things is partly to be sought in the deliberate control of the currency and of credit by a central institution, and partly in the collection and dissemination on a great scale of data relating to the business situation, including the full publicity, by law if necessary, of all business facts which it is useful to know. These measures would involve society in exercising directive intelligence through some appropriate organ of action over many of the inner intricacies of private business, yet it would leave private initiative and enterprise unhindered. Even if these measures prove insufficient, nevertheless, they will furnish us with better knowledge than we have now for taking the next step.
Dus omdat er onzekerheid is, moeten we (1) de overheid 'deliberate control' over de 'currency' en 'credit' moet hebben en (2) 'collection and dissemination on a great scale of data'. Dus we kunnen de economie oplossen - de staat heeft een functie want 'the individuals' kunnen dit niet zelf - door het doelbewust controlen van het geld en krediet. Maar hoe los je daarmee het probleem van onzekerheid op? Je hebt toch niet 'meer' of 'minder' onzekerheid als je de controle over het geld aan een economische instelling geeft?

Het tweede - het verzamelen van statistieken - is fout om 2 zaken. Ten eerste zijn het verzamelen van historische data relatief onbelangrijk voor toekomstige zaken. Ten tweede is de massa aan data een onoverzichtelijk geheel; ondernemingen weten beter dan de massa data in zijn geheel bij de staat welk data voor hen relevant(er) is en welke niet. De gedecentraliseerde beslissingen en de zoektocht naar de informatie daar is derhalve comparatief beter dan het centraliseren van 'alle' data. Er wordt natuurlijk niet uitgelegd hoe deze 2 zaken zouden kunnen leiden tot de oplossing van het probleem.
My second example relates to savings and investment. I believe that some coordinated act of intelligent judgement is required as to the scale on which it is desirable that the community as a whole should save, the scale on which these savings should go abroad in the form of foreign investments, and whether the present organisation of the investment market distributes savings along the most nationally productive channels. I do not think that these matters should be left entirely to the chances of private judgement and private profits, as they are at present.
De overheid moet bepalen (1) hoeveel er gespaard wordt, (2) hoeveel er naar het buitenland gaat en (3) of de huidige investeringen wel in de meest productieve sectoren gaan. Op basis van welke criteria, hoe en waarom dit beter is, wordt niet gestipuleerd.

En, tot slot:

My third example concerns population. The time has already come when each country needs a considered national policy about what size of population, whether larger or smaller than at present or the same, is most expedient. And having settled this policy, we must take steps to carry it into operation. The time may arrive a little later when the community as a whole must pay attention to the innate quality as well as to the mere numbers of its future members.
Er moet aan bevolkingsplanning gedaan worden. Ook, natuurlijk, heel liberaal.

De USA is uit Irak!

Enfin, of zou Obama liegen bij zijn verkiezingsbeloftes?


donderdag 20 mei 2010

Robin Hanson over regulering

Hier (Ht: Bryan Caplan)

Look, in any area where we let humans do things, every once in a while therewill be a big screwup; that is the sort of creatures humans are. And if you won’t decrease regulation without a screwup but will increase it with a screwup, then you have a regulation ratchet: it only moves one way. So if you don’t think a long period without a big disaster calls for weaker regulations, but you do think a particular big disaster calls for stronger regulation, well then you might as well just strengthen regulations lots more right now, even without a disaster. Because that is where your regulation ratchet is heading.



dinsdag 18 mei 2010

Gastbijdrage: Van mij, van ons of van niemand


Tekst door Thomas Vanthournout.

VAN MIJ, VAN ONS OF VAN NIEMAND

Een rechtseconomische kijk op het eigendomsrecht


Just as man can't exist without his body, so no rights can exist without the right to translate one's rights into reality, to think, to work and keep the results, which means: the right of property. Ayn Rand



Het eigendomsrecht is het fundament van de markteconomie. Zolang goederen niet schaars zijn, heeft men geen behoefte aan eigendom of eigendomsrechten. Niet-schaarse goederen zijn immers in zodanige mate aanwezig dat zij in ieders behoeftes kunnen voorzien. Logisch. Anderen uitsluiten van het gebruik van een niet-schaars goed is bijgevolg niet nodig. Evenmin is het nodig te voorzien in een mogelijkheid om niet-schaarse goederen over te dragen. Ook logisch. Anders is het geval bij schaarse goederen. Als er dan geen eigendomsrechten erkend worden, zal dit op korte termijn leiden tot roofbouw. Door de bescherming van eigendom zal men in staat zijn tot ruilen, wat de welvaart van de betrokken partijen zal doen toenemen. In de rechtseconomie onderscheidt men drie soorten eigendomsregimes: private eigendom, open access en gemene eigendom. Soms wordt daar nog een vierde regime aan toegevoegd, zijnde overheidseigendom. Deze tekst poogt echter op een zeer eenvoudige en heldere wijze aan te tonen waarom private eigendom te verkiezen valt boven open access en gemene eigendom. De stijl is opzettelijk droog en helder gehouden om de leesbaarheid en verstaanbaarheid te verhogen.


DE INEFFICIËNTIE VAN OPEN ACCESS AREAS


Het open access regime is een regime van eigendomsloosheid. Dit betekent geenszins een collectieve eigendomsvorm, maar werkelijk de afwezigheid van eigendom. Wanneer een stam het gebruik van jachtterreinen controleert, dan is er sprake van eigendomsrechten, meer bepaald van gemene of collectieve eigendom. Open access is daarentegen de toestand waarin geen enkele instantie (groep, persoon of instelling) effectief kan bepalen wie van een schaars goed gebruik kan maken. Open access leidt altijd tot inefficiëntie en wel omwille van drie redenen.



Overgebruik


Een eerste reden is dat eigendomloosheid leidt tot overgebruik. Als voorbeeld kunnen we de overbekende case aanhalen van de grazende schapen op een weide waarvan niemand eigenaar is. Op het stuk weidegrond grazen melkkoeien, die toebehoren aan verschillende boeren. Elke boer wil zo veel mogelijk verdienen aan zijn melkvee. Als hij een koe toevoegt aan zijn kudde, heeft dat twee economische effecten. Het positieve gevolg is dat de kudde van de boer met een extra koe in totaal meer melk geeft, welke meeropbrengst volledig ten goede komt aan de eigenaar. Het negatieve gevolg is dat de koe gras eet van de eigendomsloze weide, waardoor per koe minder gras beschikbaar zal zijn (overbegrazing). Minder grasconsumptie betekent minder melk en dus minder opbrengst. Dit nadeel wordt echter verdeeld over alle koeien, en dus over alle veehouders. Een boer ontvangt dus de volledige opbrengst van een nieuwe koe, terwijl de kosten worden gedeeld. Het is voor een boer dus lucratief om een nieuwe koe toe te voegen zolang zijn deel van de kosten lager is dan de opbrengst. Omdat de totale opbrengst slechts groter hoeft te zijn dan één gedeelte van de kosten, komt er een moment dat er een koe wordt toegevoegd die de overige boeren meer kost dan zij de eigenaar oplevert. Aangezien de weide niet toebehoort aan de boeren, zullen zij de kosten van de invloed op de waarde van het land niet in hun afweging betrekken. De boeren zullen zich nooit uit eigen initiatief aan een beperking van het aantal schapen houden, om de eenvoudige reden dat zij zullen denken dat wanneer zij minder schapen op de weide plaatsen, de andere boeren dit zullen compenseren door er meer schapen op te plaatsen.


Suboptimale timing


Een tweede reden bestaat erin dat eigendomloosheid leidt suboptimale timing. Opnieuw kunnen we dit illustreren aan de hand van een bekend voorbeeld. Er is een bos waarvan niemand eigenaar is waarin alle bomen gelijktijdig werden aangeplant. Omdat de bomen geleidelijk aan dikker worden, stijgt tot op een bepaald punt de opbrengst van de houthak. Na een bepaalde periode zal de opbrengst opnieuw dalen, omdat de bomen door zure regen of ziekte worden aangetast, verouderen of omvallen. Merk op dat het uitstellen van bomen om te hakken ook kosten met zich meebrengt aangezien men door te wachten een fysiek kapitaal laat staan, dat rente zou opleveren indien men het in financieel kapitaal zou omzetten. Indien het bos eigendom zou zijn van een instantie zou men op het optimale moment overgaan tot het omhakken van de bomen. In een open access regime zal men echter reeds beginnen hakken op het moment dat de opbrengsten van de houthak hoger worden dan de kosten van de houthak en de kosten van uitstel. Problematisch is dat dit moment in de tijd vroeger ligt dan het moment waarop de opbrengst het hoogst ligt. De omwonenden zullen niet wachten tot het optimale moment omdat zij schrik hebben dat de anderen toch vervroegd tot de houthak zullen overgaan. Door de afwezigheid van eigendom zal er aldus een suboptimale timing zijn.


Onderinvestering


Een derde reden is dat het open access regime tot onderinvestering zal leiden. Wanneer iemand investeert in een open access goed, dan kunnen andere medegebruikers van dit goed meeprofiteren van deze investering. Stel dat een boer investeert in een eigendomsloze weide door deze weide te bemesten, dan zullen de andere omwonenden meegenieten van het hogere rendement van het bemeste stuk grond. Door de afwezigheid van eigendomsrechten kan de investeerder de anderen niet uitsluiten van het gebruik. Aangezien iedereen of althans het merendeel erop zal speculeren dat de anderen wel zullen investeren, waardoor zij gratis en voor niks kunnen meegenieten, wordt er uiteindelijk niets of in ieder geval niet optimaal geïnvesteerd.


De case van de olifantenpopulatie


Deze theoretische inzichten kunnen we toetsen aan een empirisch vaststelbaar voorbeeld. In Kenia is de jacht op olifanten verboden terwijl het in Zimbabwe wel toegelaten is om te jagen op olifanten. Enigszins verbazend kunnen we vaststellen dat net in Zimbabwe de populatie olifanten groeit, terwijl in Kenia het aantal olifanten drastisch gedaald is. Waar in Kenia in 1979 nog 65 000 olifanten rondliepen, blijkt dit aantal in 1989 gedaald te zijn tot amper 19 000 olifanten. In Zimbabwe, waar de jacht is toegelaten, waren er in 1979 ongeveer 30 000 olifanten en in 1989 zowat 52 000. In 1994 waren het er zelfs al 82 000. De reden is te vinden in het eigendomsregime. In Kenia bestaat namelijk een open access regime. Doordat de olifanten op de grond aan niemand toebehoren zal de bevolking geen enkele incentive hebben deze dieren te beschermen. Integendeel, want de olifanten drinken van hun water en vertrappelen vaak de oogst. In Zimbabwe, waar geen jachtverbod geldt, zijn er wel eigendomsrechten. De bevolking staat tegen betaling jachtrechten toe aan olifantenjagers. Maar deze jachtrechten worden slechts in beperkte mate toegekend, zodat de populatie niet verdwijnt. De bevolking heeft immers een degelijke incentive om de populatie in stand te houden; zo kan men op lange termijn jachtrechten verkopen en blijvend inkomsten verwerven.


DE PROBLEMATIEK VAN GEMENE EIGENDOM


Meestal hoeft de grens tussen private en gemene eigendom geen zwart-wit verhaal te zijn. Men kan enerzijds een eigendom poolen, wat betekent meer collectief maken. Anderzijds kan men eigendom meer fragmenteren, wat betekent opdelen in meer stukken. Bij een rechtseconomische analyse zal men nagaan welke kosten stijgen of dalen door eigendom te poolen enerzijds of eigendom te fragmenteren anderzijds. Bij gemene of collectieve eigendom stelt zich onvermijdelijk de problematiek van de reguleringskosten en de uitsluitingskosten.


Reguleringskosten


Hoe meer men eigendom zal poolen, hoe hoger noodzakelijkerwijs de reguleringskosten zullen zijn. Bij collectieve eigendom zijn meerdere individuen op eenzelfde moment ‘eigenaar’ van een bepaald goed. Indien zij gebruik willen maken van dit goed, zal dit onvermijdelijk leiden tot dezelfde inefficiënte als bij open acces goederen. Ook hier zal er sprake zijn van overgebruik, suboptimale timing en onderinvestering. Om dit te vermijden zullen de ‘eigenaars’ van het gemene goed reguleringen afspreken. Deze regulatie is echter alles behalve kosteloos. Vooreerst zijn er informatiekosten die gemaakt moeten worden om tot de optimale regulering te komen. Ten tweede steken onderhandelingskosten de kop op, doordat men onderling overeenstemming moet bereiken over de voorgenomen regulering. Tot slot zal men ervoor moeten zorgen dat de regulering nageleefd wordt, wat toezichts– en afdwingingskosten met zich meebrengt. Hoe meer men poolt, hoe meer deze kosten zullen stijgen. Bij zuiver individuele eigendom zijn deze kosten nihil, omdat elke eigenaar spontaan het optimale gebruiksniveau zal benutten.


Uitsluitingkosten


Een tweede probleem wordt gevormd door de uitsluitingskosten. Zowel bij private individuele eigendom als bij collectieve eigendom zullen deze kosten gemaakt moeten worden. De kosten zijn intrinsiek aanwezig in een systeem waarin eigendomsrechten erkend worden. Uitsluitingskosten omvatten ten eerste de afbakening van de eigendom, zowel fysiek als geografisch. Fysieke afbakening gebeurt door het plaatsen van muren, prikkeldraad of hagen. Geografische afbakening vindt plaats door landmeters en het kadaster. Ook het opzetten van een registratiesysteem, dat dient voor de identificatie van de eigenaar, brengt kosten met zich mee. Als kritiek op private individuele eigendom wordt vaak het verlies van schaalvoordelen aangehaald. Deze kritiek is terecht, maar niet onoverkomelijk. Schaalvoordelen kunnen eenvoudig worden gerealiseerd door een overeenkomst tussen de verschillende eigenaars. Nuance hierbij is dat ook hier transactiekosten moeten meegerekend worden. Het optimum tussen collectiviteit en individualisering ligt op het punt waar de soms van de reguleringskosten en uitsluitingskosten en verlies aan schaalvoordelen het laagst is.


SLOTBEMERKINGEN


Door het omschakelen naar private eigendom, wordt de individuele vrijheid van de eigenaar gewaarborgd. Deze vrijheid impliceert verantwoordelijkheid over het goed. Aangezien in een systeem van private eigendom de kosten geïnternaliseerd worden, zal de eigenaar er alle belang bij hebben zijn eigendom in stand te houden en te verzorgen. Maar ook de baten worden geïnternaliseerd. Harde werkers zullen de baten kunnen opstrijken en hoeven geen schrik te hebben deze te moeten delen met free riders. Competitie en initiatief wordt beloond in een systeem van private eigendom. Met deze eenvoudige rechtseconomische analyse van eigendomsrechten werd getracht de onhoudbaarheid van de alternatieven voor private eigendom bloot te leggen. Private eigendom kent zeker zijn nadelen, maar deze wegen noch ideologisch noch economisch op tegen regimes van open acces of collectieve eigendom.



Thomas Vanthournout


'Sociaal contract' als argument van de staat

Waarom is het zo vaak dat 'sociaal contract' ten beargumentering voor de staat gelijk is aan 'de staat mag bepalen wat er 'sociaal' afgesproken is. Waarom is het nooit het individu dat dat mag?

Zelfs als er zoiets zou zijn als een 'sociaal contract' dan betekent nog niet dat 'de meerderheid' daar de invulling aan mag geven, tenzij je de betekenis van het woord 'contract' verstoord. Het woord contract staat op een neergeschreven relatie die bepaalde verplichtingen vastligt. 'We mogen unilateraal vanalles bepalen' is niet bepaald een contract te noemen. En het zou raar - en zelfs nutteloos zijn - omdat in een contract te leggen. En het zou al helemaal debiel zijn om daarmee 'akkoord' te gaan, zelfs als was het achter een veil of ignorance of whatever.

'k blijf het een rare theorie vinden, als je het stript naar zijn essentie.

Het kan misschien dienen om een bepaald aantal 'legitieme' taken te onderscheiden van de 'illegitieme' - helaas wordt dat zelden zo gebruikt.

Anarchie en sektes

Er is een nieuwe (working) paper op Analytical Anarchism met de volgende titel Anarchy, Preferences and Robust Political Economy, met de volgende abstract:


Abstract:
We consider the relative robustness of libertarian anarchy and liberal democracy to meddlesome preferences. Specifically, we examine how the liberty of those wishing to engage in externally harmless activities is affected by people who wish to prevent them from doing so. We show that intense, concentrated meddlesome preferences are more likely to produce illiberal law in anarchy while weak, dispersed meddlesome preferences are more likely to do so in democracy. Using insights from the economics of religion, we argue that anarchy is more likely than democracy to produce small groups with intense meddlesome preferences. Absent government provision of public goods, voluntary groups will emerge to fill the gap. Strict religious groups - 'sects' - are more able to overcome collective action problems and will therefore be more prevalent in an anarchic society. These sects are apt to instil intense meddlesome preferences in their members and have the ability to enforce them: anarchy produces the situation to which it is most fragile. Our argument reveals unresolved questions in the conventional understanding of institutional robustness.

De essentie, van hun artikel - na enkel de abstract gelezen te hebben - is dat sektes een probleem zullen worden in anarchie. Interessant voor de meer anarchistische lezers van de blog, denk ik. Als'k het zelf heb gelezen, ga ik zeker nog iets laten weten.

Edit: Een probleem dat ik zie, is met het volgende:

There needn’t be a majority of busybodies for an anarchist society to become illiberal: a minority of zealous anti-smokers could outweigh a smaller minority of smokers if the majority of non-smokers were indifferent to smoking or the rights of smokers. As long as the willingness to pay for the indulgence of meddlesome preferences exceeds the willingness to pay for protection of liberties, an efficient market will produce an illiberal society.

Het probleem dat ik zie, is dat de anti-rokers substantieel meer gaan moeten betalen. Bijvoorbeeld: het kost meer om alle huizen te surveilleren om te zien of daar mensen drugs gebruiken, dan het zou kosten om mensen zichzelf te verdedigen tegen surveillanten, vooral omdat zorgen dat er niemand binnenkomt een relatieve 'standaard' beveiliging zou zijn, terwijl het opspeuren van drugs toch relatief minder zou zijn. Zie ook de onmacht nu bij het afdwingen van drugswetten, dat voornamelijk voortkomt uit het feit dat het substantieel meer kost om drugs op te sporen dan om drugs te gebruiken.

'k zou op later moment de gehele tekst nog eens zuiver moet lezen, maar in't algemeen heb ik een gevoel dat hij nogal snelt de 'moeilijkheid' om preferenties af te dwingen gelijk stelt. Het lijkt mij dat er altijd een presumptie - los van ideologische achtergrond - is naar vrijheid = eenvoudiger en onvrijheid = moeilijker. Het is moeilijker om alle mensen op te sporen en te zorgen dat ze geen drugs gebruiken, dan het voor een individu is om drugs toch door de mazen van het net te krijgen. Dit wordt eenvoudiger door een monopolie op geweld, maar zelfs daar lukt het niet altijd, tenzij als de staat werkelijk totalitair wordt. Maar dan nog faalt het in het doelgericht opspeuren van zaken die 'tegen' de staat ingaan. Zelfs bekeken vanuit een Nazistisch of Stalinistisch systeem: hoeveel 'onschuldigen' zijn er wel niet vervolgd?

Dus neen; 'k ben - op dit moment - niet overtuigd van de relevantie van hun kritiek.

Ondertussen bij Cato-Unbound...

... een discussie over 'The Dead End of Contemporary Liberalism'.

Naar aanleiding van een zekere Philip Blond, die blijkbaar dit heeft geschreven:
liberalism has promoted a radical individualism which, in trashing the supposed despotism of custom and tradition concerning the nature of true human flourishing, has produced a vacated, empty self that believes in no common values or inherited creeds. But in creating this purely subjective being, liberalism has also created a new and wholly terrifying tyranny. For, in order to strip people of their cultural legacy and eliminate the idea that people should enjoy degrees of prestige according to their nature and capacity for virtue, and by making everyone instead the same sort of individual with basic needs and rights, an excess of centralized authority is required. The rule of the virtuous person is displaced by the explicit control of the centralized state.
wordt Blond bekritiseert in de hierboven beschreven link. Blond zal binnen een paar dagen zelf reageren. 'k ben curieus.

Het is evident dat het bovenstaande illustratie van 'liberalisme' volkomen onzinnig is. Het is niet het liberalisme dat een bevrijdende theorie wilt zijn. Het liberalisme is een theorie van vrijheid, maar een vrijheid die met een verantwoordelijkheid mee komt. Een verantwoordelijk dat je zelf verantwoordelijk bent voor je daden en handelingen. En dat het perfect oke is om asociaal te zijn, als je daar de gevolgen voor draagt, bijvoorbeeld.

De rol van traditie in het liberalisme is duidelijk. Traditie mag - en misschien wel moet - er zijn, maar het kan niet bovengeschikt zijn aan het individuele zelfbeschikkingsrecht van mensen over hun eigendom en lichaam. Maar heel veel tradities, normen en gewoonten zijn daarmee compatibel, en dus zou het maar raar zijn dat het liberalise traditie op zich als doelwit zou nemen.


Een kleine noot over 'Libertarian Paternalism'

In de blogospheer - en de Amerikaanse libertarische, intellectuele wereld - was er recentelijk een heel debat over 'Libertarian Paternalism'. 'k ga niet beweren dat ik het geheel uitstekend heb gevolgd, maar 2 waardevolle links zijn de volgende.

(1) The Knowledge Problem of the New Paternalism en Little Brother is Watching you: New Paternalism on the Slippery Slopes zijn 2 papers door (o.a.) Mario Rizzo dat de new Paternalism uitstekend bekritiseren.

(2) Cato-Unbound discussie tussen verschillen voor- en tegenstanders over de New Paternalism.

In het algemeen ben ik niet ongevoelig voor het argument van de Libertarian Paternalists, i.e. trachten de situatie te verbeteren van mensen zoals geoordeeld vanuit hun eigen preferenties. Bijvoorbeeld: als iemand dreigt omvergereden te worden, dan is het 'libertarian paternalistisch' om hem weg te duwen, ook al gebruik je op die moment 'dwang' of 'geweld'. Het fundamentele probleem met de New Paternalism is echter dat het fundamenteel om een beleidsmaatregel gaat, waardoor alle mensen gelijk behandeld worden onder een bepaald systeem. De mogelijkheid tot individuele 'nudges' vervalt daarmee en blijft een collectivistische vorm van het benaderen van de samenleving, zonder respect te hebben voor individuen.

Er is niets op tegen om mensen uit de weg te duwen voor rijdende vrachtauto's, of mensen te dwingen een ontwenningskuur te laten volgen voor een bepaalde drugs. Maar dat is een individuele context, door vrienden en familie, dus met gebruik van gedecentraliseerde beslissingen, door mensen waar de persoon in kwestie (doorgaans) vrijwillig mee omgaat, die kennis hebben van de achtergrond en mogelijkheden (en mss zelfs wensen) van het individu. Niet te verwarren dus met een staatsoplossing, ook al is deze misschien beter dan gewoonweg zaken verbieden.

Art Carden zijn 'Common Objections to Capitalism'

Een van de meer talentrijke sprekers ten voordele van het Kapitalisme is Art Carden. Klik de link voor zijn presentatie 'Common Objections to Capitalism' op VIMEO - uitstekende kwaliteit. Geschikt voor tegenstanders die een goede inleiding willen en voorstanders die nog wat extra hulp wensen bij een aantal argumenten.

Democractie, globalisering en de natiestaat: kies er 1

William Easterly becommentarieert de these van een opkomend boek.

Democracy, globalization, the nation state are not mutually compatible, you can only pick 2 out of 3.

I look forward to the book for the detailed logic and evidence. Of course, skepticism is allowed already, since Dani’s already put it out there and since the burden of proof is on the proponent of a new hypothesis. So far I have 2 big reasons for skepticism:

(1) exaggerating the constraints of globalization.

Dani has a much more respectable version of this than Tom Friedman’s ridiculous “golden strait jacket,” but the reason for doubt are the same: we do observe a lot of diversity of policies in the rich globalized economies, and they became rich all the same.

(2) over predicting the demise of either democracy or good economics

There’s a long history of arguments about why democracy is incompatible with good economics that benefits everyone. Either the masses will vote to expropriate the capitalists, or the capitalists will use their wealth to buy votes to get power to exploit the masses. Neither happened in capitalist democracies (maybe the two threats cancel each other out).


Lijkt me iets waar een LVSV-afdeling eens over kan debatteren, niet waar?
In ieder geval ben ik ook wel geïnteresseerd naar het boek. Als ik er meer over hoor, laat ik het zeker weten.

Herbert Spender over het 'klagen als je meer krijgt'

Zie deze oude blogpost van Bryan Caplan.

When life was poor, nasty, solitary, brutish, and short, no one wrote essays complaining about it. They just accepted barbarism as a fact of life. In the modern world, where we see progress all around us, complaining never stops (not even now - see, I'm complaining!). That's what Simon said in the 20th-century, and given the great strides humanity made in the 19th, perhaps I should not be so surprised that Spencer said the same.

Spencer's examples:

1. Democracy.

In days when the people were without any political power, their subjection was rarely complained of; but after free institutions had so far advanced in England that our political arrangements were envied by continental peoples, the denunciations of aristocratic rule grew gradually stronger, until there came a great widening of the franchise, soon followed by complaints that things were going wrong for want of still further widening.

2. Women's rights.

If we trace up the treatment of women from the days of savagedom, when they bore all the burdens and after the men had eaten received such food as remained... to our own day when throughout our social arrangements the claims of women are always put first, we see that along with the worst treatment there went the least apparent consciousness that the treatment was bad; while now that they are better treated than ever before, the proclaiming of their grievances daily strengthens: the loudest outcries coming from 'the paradise of women,' America.
3. Alcoholism.
A century ago, when scarcely a man could be found who was not occasionally intoxicated, and when inability to take one or two bottles of wine brought contempt, no agitation arose against the vice of drunkenness; but now that, in the course of fifty years, the voluntary efforts of temperance societies, joined with more general causes, have produced comparative sobriety, there are vociferous demands for laws to prevent the ruinous effects of the liquor traffic.

4. Illiteracy.

A few generations back, ability to read and write was practically limited to the upper and middle classes, and the suggestion that the rudiments of culture should be given to labourers was never made, or, if made, ridiculed; but when, in the days of our grandfathers, the Sunday-school system, initiated by a few philanthropists, began to spread and was followed by the establishment of day-schools, with the result that among the masses those who could read and write were no longer the exceptions... there began the cry that the people were perishing for lack of knowledge, and that the State must not simply educate them but must force education upon them.

5. And of course, poverty.

Any one who can look back sixty years, when the amount of pauperism was far greater than now and beggars abundant, is struck by the comparative size and finish of the new houses occupied by operatives...Yet while elevation, mental and physical, of the masses is going on far more rapidly than ever before—while the lowering of the death-rate proves that the average life is less trying, there swells louder and louder the cry that the evils are so great that nothing short of a social revolution can cure them.
Toch wel redelijk briljant te noemen, niet waar?


zaterdag 15 mei 2010

Radio Klara over Hans Achterhuis zijn nieuwe boek...

Je vindt het hier.

Jean-Pierre Rondas praat met de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis over diens nieuwste boek, over De utopie van de vrije markt (Lemniscaat). Achterhuis begon aan dit boek toen duidelijk werd dat de bankiers geen lessen wensten te trekken uit het debacle van de financiële crisis waaruit de belastingbetalers hen wereldwijd hadden moeten redden. Voordien had hij in zijn studies over de erfenis van de utopie alleen de maatschappelijke en technische utopieën erkend en bekritiseerd. nu komt daar dus de neoliberale utopie bij. En omdat een utopie, wil ze herkenbaar en bestudeerbaar zijn, ook ergens een narratieve neerslag moet hebben gekend, neemt Achterhuis de roman Atlas in staking van de Amerikaanse kapitalistische goeroe Ayn Rand als focus. Niet alleen was deze sekteleidster een volgelinge van Von Mises en Friedrich von Hayek; zijzelf kweekte op haar beurt adepten die luisteren naar de namen van Milton Friedman en Alan Greenspan...

Zucht. Eigenlijk nog wel interessant; maar het aantal fouten is, natuurlijk, wel irritant.

Hayek zou gezegd hebben dat er geen samenleving is... Hij bewijst dit door te zeggen dat Hayek zei naar de individuen moesten kijken. Zoek de fout?
Ach, ja.

vrijdag 14 mei 2010

Volkswijsheid

"Het ongebreideld kapitalisme heeft toegelaten dat het land (Griekenland) jaren boven zijn stand kon leven."

Juist, ja.

donderdag 6 mei 2010

Auto'vrij' leven

De Wereld Morgen - de nieuwe, en zo lijkt het toch, nog linksere opvolger van Indymedia - zegt op haar facebookpagina: '

Lieve Jacobs bewijst met haar gezin dat het zonder auto ook kan, zelfs met twee opgroeiende kinderen en onregelmatige werkuren. Vanuit hun huis in Strombeek-Bever verplaatsen ze zich met de fiets, tram, bus (pre-)metro en trein en alle mogelijke combinaties. Een auto-vrij leven is niet zo moeilijk als het misschien lijkt en biedt veel (onverwachte) voordelen.
en linkt daarbij naar het volgende filmpje.

Het is natuurlijk heel mooi dat die dame daarin slaagt - wij thuis hebben ook al 5-6 jaar geen auto meer, trouwens - maar daar volgt natuurlijk niets uit. Als haar particuliere omstandigheden, voorkeuren, en mogelijkheden het mogelijk (en wenselijk) maken om zonder auto te leven, is dat heel mooi. Maar daar uit volgt niet - en zo lees ik het bericht erbij toch - dat het voor iedereen zo zou zijn. De reden waarom ik het zo lees, is omdat ze geen gebruik maken van woorden zoals 'kan' of 'het is mogelijk' dat, maar van 'is' en 'het biedt', zonder voorwaardelijke prefixen. Dat is natuurlijk echter complete onzin.

Wat er mis is met John Locke zijn theorie over Civil Government

Gisteren kwam op de discussie avond van LVSV Antwerpen, waar ik actief ben, de discussie op wat er mis was met John Locke zijn beargumentering van Civil Government. Op de moment is er, naar mijn gevoel, echter niet substantieel geantwoord op deze vraag; deels doordat het niet duidelijk was wat John Locke nu juist zijn beargumentering was voor Civil Government. Ondertussen heb ik de oorspronkelijke tekst van Locke zijn Two Treatises on Government er bij genomen, en kan ik het volgende zeggen. In ieder geval is de beste kritiek op John Locke zijn beargumentering voor een overheid, nog steeds - op filosofisch niveau - het Fundamenteel Rechtsbeginsel, van Frank van Dun en, meer praktisch-anarchistisch: Market Anarchism as a Constitutionalism, van Roderik Long. In ieder geval, als we de tekst van Locke er zelf bijhalen, maakt hij toch enkele foutjes.

But because no political society can be, nor subsist, without having in itself the power to preserve the property, and in order thereunto, punish the offences of all those of that society; there, and there only is political society, where every one of the members hath quitted this natural power, resigned it up into the hands of the community in all cases that exclude him not from appealing for protection to the law established by it. And thus all private judgment of every particular member being excluded, the community comes to be umpire, by settled standing rules, indifferent, and the same to all parties; and by men having authority from the community, for the execution of those rules, decides all the differences that may happen between any members of that society concerning any matter of right; and punishes those offences which any member hath committed against the society, with such penalties as the law has established: whereby it is easy to discern, who are, and who are not, in political society together. (Bold toegevoegd.)

Locke maakt hier echter een drogreden; het is waar dat een samenleving instituties nodig heeft om eigendom te beschermen - en zij te straffen die hier tegen in gaan - maar daaruit volgt niet dat iedereen aan dezelfde organisatie zijn 'natural power' moet afstaan. Iedereen heeft een vader, maar niet iedereen heeft dezelfde vader. Alle conflicten hebben een rechter nodig, maar niet alle conflicten hebben eenzelfde rechter nodig.




zondag 2 mei 2010

Review: 'De stille dood van het neoliberalisme'

Er is (alweer) een zoveelste andersglobalistisch manifest op de (vrije) markt uitgebracht, i.e. 'de stille dood van het neoliberalisme' door John Vandaele, een journalist van Mo*. Nu wil ik direct er aan toevoegen dat ik enkelen van zijn kritieken deel. Het gehele tweede deel van het boek gaat over een zekere hypocrisie van de internationale instellingen, zoals de Wereldbank en het IMF en de inefficiëntie waarmee deze instellingen werken, en daar kan ik volledig mee akkoord gaan. Waar de auteur, zoals zovelen, echter redelijk de bal misslaat, is door deze instellingen (en hun beleid) gelijk stellen met een of andere ideologische stroming, die we het 'neoliberalisme' zouden kunnen noemen. Zoals zo vaak in socialistische - pardon: 'andersglobalistische'- kringen, wordt het neoliberalisme niet gedefinieerd of systematisch geanalyseerd, maar wordt het status quo van de laatste paar decennia qua beleid gelijkgesteld met de term 'neoliberalisme', die op zijn beurt gelijkgesteld wordt met 'laissez-faire' en 'verzwak de staat' maar. Dit is natuurlijk complete onzin; in zoverre dat je zou kunnen spreken van een coherente visie op het 'neoliberalisme', is het inderdaad zo dat er een groter vertrouwen is dan het oude Keynesiaanse paradigma, maar het is zeker geen anarchistisch paradigma en ook helemaal geen 'verzwak de staat maar'. Stellen dat de overheid zich zou moeten beperken tot enkele taken, is niet hetzelfde als de staat (per se) wensen te verzwakken. Echter; dit wordt, door de auteur, doorheen het boek op 1 lijn gelijksteld, net zoals dat blijkbaar alles wat het IMF, de WTO, de Wereldbank en de Westerse landen willen en doen hetzelfde is als 'het neoliberalisme'. Ofwel maak je een theoretische analyse van de theorie van het 'neoliberalisme' - en dan mag je zelf nog kiezen welke auteur(s) je als exemplarisch voor het neoliberalisme neemt. (Enkele suggesties zijn hierbij Hayek, Friedman of zelfs Rand, tegenwoordig.) Ofwel analyseer je het status quo en de fouten die je daar zelf in ziet - eventueel door te stellen dat bepaalde zaken terug te koppelen vallen aan een bepaalde ideologische vooronderstelling. Maar wat je niet kan doen - maar wat helaas wel gebeurt - is stellen 'het status quo = die ideologie' en dan een mengeling van beide bekritiseren, zonder duidelijk te maken wat je nu concreet bekritiseert. Dat is intellectueel oneerlijk, maar helaas een populaire techniek in dit soort literatuur. Het doet immers alsof 'de neoliberalen' - whoever that may be - compleet akkoord zijn met het gehele status quo; met de landbouwsubsidies, de regelgeving van de WTO, patenten, etc. Natuurlijk is dat niet zo; maar door deze gelijkstelling negeer je echter deze kritiek en kan je de 'neoliberalen' voorstellen als mensen die alles van het status quo ondersteunen - wat natuurlijk niet waar is.

Alweer: veel kritieken die hij geeft, vooral in het tweede deel van het boek, op de WTO en de rest van die internationale organisaties, zouden 'neoliberalen' zeker kunnen delen. Het feit dat zij hypocriet zijn in de mate waarin ze de vrije markt voorstellen, het feit dat ze werken voornamelijk om belangen te dienen, het feit dat ze een compleet verkeerde interpretatie van 'markten' en 'vrijwillige interactie' trachten te implanteren in andere samenlevingen, etc. is allemaal waar. De auteur negeert echter deze kritieken vanuit de voorstanders van meer vrije markt; en kan dus daardoor doen alsof alle voorstanders van de vrije markt, hier voorstander van zijn.

Dit is in een notendop mijn grote problemen met dit boek - maar a fortiori met veel kritieken uit die hoek. Hieronder zal ik substantiëler op bepaalde aspecten van het boek. Scan er eens door; want het merendeel zijn gekende argumenten uit de andersglobaliseringsbeweging, en een meer vrijheidsgericht perspectief kan misschien enige soelaas bieden.

Over het aspect van toplonen

Vaak werden die hoge lonen betaald in bedrijven waar de gewone werknemers meer moesten werken voor hetzelfde geld, of zelfs voor lagere lonen. Ander contrast is dat precies de managers die (s)preken over de nood aan flexibele arbeidsmarkten - lees: de absolute noodzaak om mensen gemakkelijk te kunnen ontslaan - zichzelf tegen ontslag indekken met ontslagpremies ter waarde van een aantal riante villa's in de betere wijken rond Brussel of Amsterdam.
Ik kan er niet aan doen, maar de grote overtuigingskracht komt hier van een soort van emotioneel 'oh mijn God. Die klootzakken!' terwijl er helemaal niet echt uitgelegd wordt waarom dit ook effectief zo'n probleem zou zijn. Als we zelfs nog even negeren of het wel zo waar is of dat 'dezelfde managers' zouden zijn die spreken voor flexibele arbeidsmarkten, die ontslagpremies nemen, is het natuurlijk zo dat er wel degelijk redenen zijn - en redenen genre 'het algemeen belang' - om voorstander te zijn van flexibele arbeidsmarkten en ook, tegelijkertijd, hoge ontslagpremies. Beide zijn immers een potentieel gevolg van vrijwillige interactie en contractuele vrijheid. Het aspect van 'flexibele arbeidsmarkt' kan mogelijkerwijze resulteren in 'eenvoudiger ontslaan' - dat hangt af van wat er contractueel bepaald is, maar zal wel sowieso uitmonden in het eenvoudiger aannemen van werknemers, wat meer mogelijkheden betekent voor alle (potentiële) werknemers: zowel zij die op dit moment aan het werk zijn, als zij die werkloos zijn. De reden is nogal eenvoudig: stel bijvoorbeeld dat je zou moeten trouwen met de eerste persoon waarmee je op een afspraak gaat. De 'markt' voor 'daten' zou nogal sterk rigide zijn; mensen zouden heel erg voorzichtig zijn als ze met iemand uitgaan - je moet er immers direct mee trouwen. Als er echter geen noodzakelijke, wettelijke verplichtingen zijn, dan zullen mensen waarschijnlijk veel meer daten, en zo trachten de goede partner te vinden (of gewoon een leuke tijd hebben). Hetzelfde met de arbeidsmarkt; als je het moeilijker maakt, door middel van wettelijke beperkingen, om mensen te ontslaan, dan zijn misschien de mensen die op dat moment een baan hebben (een beetje) beschermd, maar zij die geen baan hebben of zouden willen veranderen van een baan, worden hierdoor benadeeld. Door deze wettelijke barriëre, wordt het minder aantrekkelijk voor iemand om een personeelslid in dienst te nemen, ook al zou deze (tijdelijk) een loon kunnen krijgen en van waarde zijn.

Omgekeerd; hoge ontslagpremies zijn een gevolg van de mogelijkheid die managers kunnen afdwingen, door het feit dat ze potentieel veel waarde kunnen zijn. Verder werkt het ook als een vorm van worteleffect; indien er niet (exuberant) hogere lonen 'aan de top zijn', werkt het voor velen minder innoverend om zichzelf in te zetten om de top te bereiken. Verder; het staat de aandeelhouders vrij om dit bedrag niet contractueel vast te leggen. Het feit dat ze dat echter wel doen, betekent echter dat ze wel degelijk denken dat deze manager het waard is - wie zijn wij als buitenstaander om te denken dat wij beter zouden oordelen over de feiten (waar we veel minder van kennen) dan zij wiens eigen fondsen op het spel staan?

Er is simpelweg geen echte contradictie tussen enerzijds vragen om meer contractuele vrijheid voor alle werknemers, en tegelijkertijd pleiten dat hoge ontslagpremies mogelijk moeten zijn; integendeel, het is een onderdeel van 1 en dezelfde theorie: vrijheid doet het comparatief beter dan regulering en centrale controle van wat wel en niet mag. Dat de auteur niet doorheeft dat beide een gevolg zijn van dezelfde redenering, is spijtig.

Over de 'macht' van het mondiaal kapitalisme
"In een mondiaal kapitalisme kan het kapitaal een land en een bepaalde arbeidersklasse die te veeleisend is, makkelijker de rug toekeren, of ermee dreigen dat te doen."
Het probleem is, natuurlijk, dat 'de arbeidersklasse' as such nooit 'teveel' kan eisen, net zoals het 'kapitaal' niet kan veranderen, want deze agreggaten zijn concepten, maar hebben geen relevantie in de werkelijke wereld. Er is geen 'arbeidersklasse' die 1 en homogeen is, dus die als geheel niet 'teveel' kan eisen, net zoals er geen 'het kapitaal' is, maar een geheel van kapitaalbezitters - vaak de 'arbeidersklasse' zelf, via banken, pensioenplansparen, en verzekeringssystemen. Verder is het niet waar dat het 'eenvoudiger' is nu. Men tracht altijd te investeren op zo'n manier dat het meeste zal opbrengen en als het niet genoeg opbrengt - of mag opbrengen - zal men niet investeren. Het enige wat globalisering eenvoudiger maakt, is om je kapitaal te gebruiken om in een ander land te investeren, maar een land 'de rug toekeren' is niet systematisch eenvoudiger; dat ging daarvoor ook. Alleen kon je dan niet (zo eenvoudig) investeren ergens anders. De vraag is, alweer, wat hier mis mee is: investeringen in 'andere' landen, betekent hogere inkomensmogelijkheden in die landen dan dat er op dit moment is; wat is het probleem voor deze socialist nu juist?

"Die niewe werknemers van het kapitalisme hebben niet zoveel geld of kapitaal meebgeracht en dus is de verhouding tussen arbeid en kapitaal ten gronde veranderd. Arbeid, vooral laaggeschoolde arbeid, is er nu in overvloed terwijl kapitaal relatief schaarser is geworden. Anders gezegd: het aanbod van arbeid is veel sterker toegenomen dan dat van het kapitaal. En hoe groter het aanbod, hoe lager de prijs. De prijs van arbeid, de lonen, zal de komende decennia dan ook onder druk staan in deze mondialisering, zeker die voor lager geschoolde arbeid in de rijker landen."
Het probleem met dit punt is divers. Ten eerste negeert de auteur het evidente concept van comparatieve voordelen. Kort gezegd: zelfs bij gelijke 'kapitaalshoeveelheid' is het voordelig om meer mensen in de arbeidsdeling te hebben, i.e. een grotere output en dus grotere mogelijke lonen voor iedereen. Er is niet zoiets als een 'verhouding' tussen 'kapitaal' en 'arbeid' en als er meer 'arbeiders' bijkomen, dat die dan 'minder' zullen verdienen; door de arbeidsdeling is het mogelijk om met gelijk kapitaal, nog steeds een grotere output en dus hogere lonen voor iedereen te garanderen. Verder is er op zich niet zoiets als een 'overschot' aan arbeid; zolang de lonen vrij zijn. Dat er in onze wereld de lonen niet vrij zijn - bejubeld door de auteur... - zorgt ervoor dat er minimumlonen zijn, waardoor er inderdaad een reservearbeidsmassa ontstaat, waardoor er inderdaad een neerwaartse druk op de lonen is, zeker bij zij in minder arbeidscapaciteiten hebben. Dat is de ironie van het minimumloon; het zorgt voor een minimumloon, maar het creëert tegelijkertijd een druk zodanig dat het moeilijker is om boven dat minimumloon uit te stijgen qua loon, met meer armoede voor iedereen, vooral voor de zwakkeren in de samenleving. De fout die de auteur maakt is simpelweg 'kapitaal' en 'arbeid' als grote homogene entiteiten te zien, waar het 'kapitaal' geld biedt voor 'het arbeid' en als 'het arbeid' in aanbod stijgt, dan daalt 'de prijs'. Echter; zo werkt het natuurlijk niet; arbeid en kapitaal zijn een harmonieus geheel die zorgen voor output en méér van een bepaalde factor zorgt voor een grotere output, i.e. mogelijkheid tot hogere lonen.

"Zijn er in België en in andere landen signalen dat de vermogenden rijker worden en de gewone werkmens eerder ter plekke trappelt?
Die zijn er inderdaad. Het meest evidente signaa is dat werk letterlijk een kleiner deel van de koek oplevert dan pakweg 20 jaar geleden, in België en zowat in alle rijke landen. Het BNI is de som van alle inkomens van alle Belgen: hun inkomens uit arbeid maar ook hun inkomens uit allerlei vormen van vermogen (rente, huur, winsten, verkochte meerwaarden, ...). Welnu, de som van alle inkomens uit arbeid - het arbeidsaandeel van het BNI - is de voorbije jaren teruggelopen."
Het probleem met deze - vaak gehoorde - redenering is, in navolging van het vorige stukje, eenvoudig. Het 'inkomen' uit arbeid en het 'inkomen uit kapitaal' hebben totaal andere oorzaken. En het is dus niet omdat de ene 'omlaag' gaat, dat dit 'ten koste' van de andere gaat; het zijn niet meer dan statistische verbanden, geen causale. 'Inkomen uit kapitaal' wordt veroorzaakt door risico's en tijdspreferentie, inkomen uit arbeid door de ingeschatte toegevoegde waarde, gedisconteerd over de tijd heen. Verschillende zaken; dus is het nogal onzinnig om te insinueren dat 'arbeid' minder krijgt, omdat het in deze aggregaten statistiek omlaag gaat.

Enzovoort en zoverder.