maandag 19 december 2011

Tegen de hegemonie van de bastaardideologie

Tegen de hegemonie van de bastaardideologie

Een reactie op Lieven de Cauter


De tekst van de heer Lieven de Cauter - of beter gezegd: de inleiding van een uitgebreidere speech (zo leek het) - genaamd ‘Tegen de hegemonie van het neoliberalisme’ bevat goede en slechte elementen. Het is mijn doel in deze tekst om (uitgebreid) te reageren op de vele meningen die de Cauter weergeeft in die tekst. Nu; ik zal me onmiddellijk al verdacht maken door mijn achtergrond weer te geven - zodanig dat het overduidelijk is van waar de wind maakt. Ik beschouw me zelf in de brede traditie van het liberalisme. (Vandaar dat ik me ook aangesproken voel door de term ‘neoliberalisme’.) Ik denk dat - over het algemeen gezien - de historische auteurs zoals Adam Smith, David Hume, de Toqueville, Frederique Bastiat, Ludwig von Mises, Friedrich von Hayek en Milton Friedman een betere analyse hebben van de samenleving (en haar problemen) en derhalve - over het algemeen gezien - betere oplossingen hebben dan hun socialistische, communautarische of nationalistische tegenhanders. Echter; dat betekent - natuurlijk - niet dat deze laatst genoemde auteurs geen enkele waarde hebben, maar over het algemeen ga ik er mee akkoord dat een ‘liberale’ wereld normatief wenselijk is, zowel om consequentialistische als morele gronden. Ik denk dat een - grosso modo - liberale wereld ‘het meest ideaal’ is voor een welvarende, solidaire wereld met sterke gemeenschapsbanden. Als liberaal vind ik auteurs zoals Charles Taylor, Foucault, en Gramsci zeker niet oninteressant. (Alhoewel dat mijn opleiding als filosoof daar ook wel iets mee te maken zou kunnen hebben.)


Nu goed; ik heb onmiddellijk kleur bekend. Wat volgt is een uitgebreide analyse van wat de Cauter nu precies zegt. Nu; ik wil onmiddellijk al zeggen dat er ook wel speculatie van mijn kant bij te pas zal komen. De Cauter zegt veel in zijn tekst en het is niet eenvoudig om te weten waar hij altijd op toespeelt en waar hij overal naar toe wilt. Ik zal proberen deze speculaties en interpretaties van mijn kant zo expliciet mogelijk te maken.


Bent u nog mee? Dan zullen we nu beginnen met te analyseren wat de Cauter allemaal beweert.


De heer De Cauter zijn tekst begint als volgt:


Het neoliberalisme is de dominante ideologie van deze tijd, maar ook de kern van de organisatielogica van onze wereldorde op alle niveaus; kortom het neoliberalisme is ‘hegemonisch’. Hegemonie is, met dank aan Gramsci, niet overheersing door geweld, maar governance via een ideologie die alomtegenwoordig is; die door iedereen verinnerlijkt wordt, ook door haar slachtoffers, en zelfs door haar tegenstanders.

De Cauter begint derhalve dus onmiddellijk met de huidige stand van zaken te beschrijven. Het is zò. Merk op dat dit belangrijk is. Het is niet zo dat De Cauter een analyse maakt van een bepaald (theoretisch) ideaal, maar dat hij stelt ‘dit is de dominante ideologie; deze ideologie ga ik analyseren en ik noem deze stand van zaken neoliberalisme’. Dit is een analyse van de realiteit, niet van een of ander theoretisch ideaal. De reden waarom dit is, is belangrijk. Later zal hij immers trachten bepaalde auteurs te linken aan deze realiteit - mensen zoals Friedman en Hayek. Maar dat verwijst natuurlijk secundaire argumentatie; je moet immers uitleggen (1) waarom en (2) hoe dat Friedman en Hayek deze realiteit hebben ‘veroorzaakt’ of, op zijn minst, uitleggen waarom zij deze dominante ideologie zouden steunen.


Veel van zijn empirische analyses van het dominante (empirische, hegemonische) ‘neoliberalisme’ vind ik boeiend - alhoewel ik niet met allemaal akkoord zou gaan - maar dat is iets anders dan een bepaalde ideologie bekritiseren. Doch; door de term ‘liberaal’ in het woord wordt er al onmiddellijk een link gelegd met ‘liberalisme. (Die link zit hem in het ‘privatiseringsverhaal’; dus ik begrijp de link wel. Doch; ik zal later trachten uit te leggen dat het toch net iets genuanceerder is dan wat De Cauter er van maakt.)


Zijn theoretische beslommeringen van de ideologie het ‘liberalisme’. vind ik echter over het algemeen waardeloos - ik vind ze simpelweg niet de correcte analyse van wat een bepaalde (normatieve of descriptieve) theorie voorstelt.


In de hoop dat dit onderscheid - en het belang daarvan - duidelijk is, gaan we op naar het volgende.


Over zijn definitie van hegemonie heb ik op zich geen probleem. Meer zelfs; ik denk dat Gramsci daar inderdaad een heel goed inzicht heeft. En ik ga (natuurlijk) ook akkoord met De Cauter dat er iets mis is met de huidige ‘ideologie’. Misschien dat je dit zelfs ‘neoliberaal’ kan noemen, maar dan heeft dit niet zo heel veel te maken met de oude ideeën van het (Klassiek) liberalisme van Smith, Mises en Hayek.


Het basistheorema (van het ‘neoliberalisme’) vatte Foucault die al in 1979 een cursus wijdde aan het neoliberalisme - gepubliceerd als Naissance de la biopolitique - als volgt samen: de hele wereld, van ecomomische activiteiten tot culturele activiteiten, van het internationale niveau tot het buurtniveau, van staten tot gezinnen – de hele wereld wordt opgevat als een verzameling bedrijven

Alles is economisch, dus alles is een bedrijf. Of in de woorden van Foucault: ‘Het is deze vermenigvuldiging van de vorm “bedrijf” binnen het sociale weefsel, die, denk ik, de inzet vormt van het neoliberalisme. Het komt er op aan om van de markt, de concurrentie en dus van het bedrijf, wat men zou kunnen noemen de vormgevende kracht van de maatschappij te maken’

Dit ziet er inderdaad een heel problematische notie uit. Ik kan onmiddellijk zeggen dat dit niet bepaald de natte droom is van liberalen - noch impliciet, noch expliciet. Nu; het is waar dat ‘liberalen’ niets au fond hebben tegen ‘een onderneming’. (Ik wil wel opmerken dat heel veel liberalen veel problemen hebben met de huidige wetgeving inzake bedrijven. Bedrijven krijgen, vandaag de dag, bepaalde wettelijke privileges die ze, volgens de liberale analyse, niet behoren te hebben. Ik verwijs geïnteresseerde lezers naar de discussie omtrendt ‘limited liability’ en ‘corporate personhood’. Heel interessante discussies binnen de liberale beweging. Maar het is wel uniform dat ondernemingen vandaag privileges hebben die ze niet behoren te hebben.)


Ik heb nog andere problemen met deze analyse van Foucault. Is dat nu werkelijk de beste analyse of definitie van de huidige dominante hegemonische ideologie? Zit er impliciet of expliciet achter alle beleidsimplicaties een of ander idee van ‘we moeten alles een bedrijf maken!’? Ik heb daar toch mijn twijfels bij.


Nu; met de tweede (minder diepgaande) interpretatie heb ik minder problemen. Stellen dat ‘alles economisch is’ zou inderdaad een achterliggende gedachte kunnen zijn, maar dat op zich zegt niet zoveel. Als daarmee bijvoorbeeld bedoelt wordt dat er altijd schaarste is, zegt het op zich niet zoveel - en is het zelfs heel goed dat deze achterliggende gedachte is. Schaarste is een van d fundamentele condities van de mens. Daarmee is niet gezegd dat er niet ‘rijke individuen’ of ‘rijke landen’ zijn, maar zelfs iemand die rijk is, is mede geconditioneerd door de schaarste (bijvoorbeeld: door tijd). Zeker in zake beleid is dit iets dat in de gaten moet gehouden worden, daar er simpelweg niet genoeg is voor iedereen even rijk als Bill Gates te maken. Natuurlijk is daar mee niet gezegd dat er geen zaken herverdeeld zouden *kunnen* worden, maar dan moet er wel heel duidelijk gezegd worden dat sommigen minder gaan hebben en anderen meer.


Maar op zich zegt deze definitie heel weinig over de stand van zaken. ‘Alles is economisch’ zegt bitter weinig over hoe de huidige wereld functioneert. ‘Alle interacties moeten opgevat worden als een bedrijf’ is substantiëler - maar lijkt me heel betwijfelbaar dat dat de fundamentele onderliggende ideologie is. Het lijkt mij eerder dat dit een voortvloeisel is uit een dieper gegeven.

Laat ik nu even stil staan bij mijn alternatieve interpretatie van de huidige hegemonie. De huidige hegemonie is het smerige bastaardkind van de zogenaamde ‘derde weg’ gedachte, i.e. dat we het ‘beste van beide werelden moeten combineren’ of, nog anders gesteld, dat we wel een marktproces moeten hebben, maar dat we dit moeten reguleren, controleren, belasten en herverdelen (Ik weet dat mijn meer socialistische lezers nu gaan protesteren en roepen dat er geen reguleringen zijn (of toch veel te weinig); maar ik zou u toch willen vragen verder te lezen.)


Merk op dat ik niet zeg ‘er zijn bepaalde auteurs die de ideologische grondslagen hier van hebben gelegd’. Iemand als Anthony Giddens heeft inderdaad zijn boek ‘the third way’ geschreven, maar het lijkt me niet dat alle problemen van vandaag de dag in zijn schoenen geschoven moeten worden. Nu; waarom denk ik dat deze gedachte (uiteindelijk) een veel accuratere beschrijving is van de hegemonie?


Ik aanvaard perfect dat er heel vaak de retoriek van het marktproces wordt gebruikt. Alles moet ‘geprivatiseerd’ en ‘geliberaliseerd’ worden. ‘Eigendomsrechten’ moeten ‘beschermd worden’. En meer van dat fraais. Nu; ik ga er mee akkoord dat een ‘liberalisering’ beter is dan een ‘nationalisering’ maar wat ik - en de brede, ideologische, beweging van het liberalisme met mij - met die termen bedoel is iets volledig anders dan wat politici bedoelen als ze die termen gebruiken. (Zelfs als ze van een zogenaamde ‘liberale’ partij zijn. Net zoals mijn socialistische vrienden de ‘socialistische’ partij niet meer socialistisch vinden, daar zij in het huidige hegemonische ideaal zijn mee gestapt, vinden ik en mijn liberale vrienden de liberale partijen niet meer liberaal omdat ze in het huidige hegemonische ideaal zijn meegestapt. Ik ga er ook mee akkoord dat ‘eigendomsrechten’ beschermd behoren te worden, maar, alweer dezelfde opmerking, wat wij daar mee bedoelen is iets anders dan wat politici daarmee bedoelen.


Vermits we beide in een wereld zitten waar politieke partijen zaken verkondigen die niet overeen komen met wat wij geloven, moeten we misschien gaan kijken of er niet iets is dat ‘in het midden’ van beide zaken zitten? Maar het is meer: het is niet een ‘midden’ waarbij we allebei een goed gevoel bij hebben. Liberalen zouden kunnen leven met herverdelingen - als mensen daardoor echt geholpen worden om uit de armoede te geraken, onderwijs krijgen dat hun levenskansen vermeerdert enzv. Milton Friedman en Friedrich von Hayek hebben allebei voorstellen beschreven om de welvaartsstaat te verbeteren. Of dat hun voorstellen goed of slecht waren staat los van de zaak dat ze hebben geprobeerd suggesties te doen om de staat te verbeteren, niet om ze af te schaffen. Langs de andere kant denk ik dat sommige van mijn socialistische broeders zouden kunnen leven met marktmechanismen indien ze werkelijk welvaart opleveren, gestage groei voor brede lagen van de bevolking en/of privatiseringen indien de service, kwaliteit en kost zouden verbeteren. Echter; we leven niet bepaald in een wereld waar beide idealen worden bereikt. Liberalen stellen dat de huidige welvaartsstaat helemaal niet de mooie doelstellingen van ‘self empowerment’ en dergelijke bereikt. Socialisten merken op dat de privatiseringen en liberaliseringen en ‘private eigendomsrechten’ helemaal niet de beloofde verwezenlijkingen brengen.


Daarom dat ik stel: we leven niet in een wereld die (accuraat) ‘neoliberalisme’ genoemd kan worden, maar in een wereld die als beschrijving ‘het bastaardkind van het derde weg denken’ verdient. Ik heb geen leuke benaming daarvoor; maar laten we het, doorheen deze tekst, ‘de bastaardideologie’ noemen.


Laat ik ook een argument geven over waarom dat ik denk dat van het mooie verhaal ‘van de derde’ weg uiteindelijk niet zoveel in huis is gekomen. De derde weg is expliciet een verhaal dat geen echte ideologie heeft. Het heeft geen kant en klare richtlijnen over hoe te denken. Dat is enerzijds zijn mooie kant. Doch het grote probleem daarmee is dat het ruimte laat voor politici om alle ideologisch mooi klinkende woorden te gebruiken - ‘vrijheid, ‘solidariteit’, ‘algemeen belang’, ‘eigendom’ - zonder dat hij daar iets concreet moet bedoelen. ‘We willen wel markt, maar niet veel, en eigendomsrechten, maar ook maar waar wij willen, en reguleringen, maar efficiënt en solidariteit, maar geen hangmat’. Enzovoort. Dit laat ruimte voor lobbywerk en belangengroepen ie daar op kunnen wegen. Laten we niet vergeten dat politici (door de huidige democratie) geen belang hebben om echt op lange termijn te denken. De staatsschuld vergroten is zorgen voor meer ‘welvaart’ voor de huidige bevolking - die wel stemrecht heeft - ten koste van de toekomstige bevolking - die geen stemrecht heeft. Snap je het perverse plaatje daar?

Ik wil daarom een kleine suggestie doen ter verbetering van het status quo: het overheidsbudget moet elk jaar volledig sluitend zijn, zonder dat er uitgaven zijn ‘die in de toekomst betaald moeten worden’. Als we daar allebei mee akkoord kunnen gaan - zowel socialisten als liberalen - dan kunnen bereiken dat we niet ‘ineens’ moeten ‘privatiseren’ omdat de overheid bepaalde diensten niet meer kan betalen. Het zal (hopelijk) zorgen voor een grotere rationalisering van de uitgaven - en geld uitgeven aan zij die het nodig hebben en niet aan cadeautjes aan zij die niet het niet nodig hebben. En daarmee kunnen we veilig stellen dat onze toekomstige generaties niet de prijs moeten betalen voor het huidige wanbeleid. (Dat wij, overigens en tussen haakjes, al moeten betalen voor later.) Ik zal later nog terug komen op dit voorstel.


Op het basistheorema dat alles een bedrijf is, entte zich, dixit Ricardo Petrella, een ware theologie met een heilige drievuldigheid: privatisering, deregulering, flexibilisering. Het neoliberalisme is bestand tegen de feiten en totaal ongevoelig is voor empirisch argumenten.

Indien privatisering niet werkt... privatiseer meer. Indien deregulering niet werkt: dereguleer meer. Indien flexibilisering niet werkt, flexibiliseer meer. Of iets moeilijker, maar nog juister: socialisering van de kosten, privatisering van de winsten.

Deze sectie is redelijk interessant omdat er zoveel in zit - vooral veel vooronderstellingen. Nu; ik wil gerust aanvaarden dat een deel van de retoriek inderdaad ‘privatiseren, deregulergen en flexibiliseren’ is. Langs de andere kant denk ik niet dat de ‘libertarische partij’ de overgrote meerderheid in elke overheid ter wereld haalt. Ik denk dat (zelfs) de heer De Cauter zal moeten toegeven dat het grosso modo de sociaal-democratische, liberaal-democratische, christen-democratische (en allerlei consorten) partijen zijn die overal de laatste twintig a dertig jaar het beleid hebben uitgemaakt. Dat zijn dus geen partijen die dogmatisch liberaal zijn, maar wel een bepaalde vorm van beleid hebben gevoerd die De Cauter dus ‘neoliberaal’ zou noemen. (Ik hoop dat de heer De Cauter bewust is van de vele kritken - ook uit liberale hoek - op het beleid. Begint het al wat meer en meer duidelijk te noemen waarom ik het bastaardkind het probleem vind, en niet ‘neosocialisme’ of ‘neoliberalisme’?)


Begrijp me niet verkeerd. Liberalen (grosso modo) denken inderdaad dat ‘de samenleving’ beter ‘werkt’ als de overheid niet nationaliseert (i.e. bedrijven ‘beheert’ met belastingsgeld) en niet reguleert (i.e. mensen vrij laat om zelf hun activiteiten te regelen; zowel in hun eigen zaken als in hun relaties met anderen). Voor alle duidelijkheid: dat is iets anders dan tegen regels zijn op zich. Liberalen zijn duidelijk voorstanders van bepaalde regels: ‘gij zult anderen niet schaden in hun recht’ als heel abstract format. Verder zijn ze ook geen tegenstander van interne regels - of ‘self governance’ van bepaalde groepen. Waar ze tegenstander van zijn, is de overheid en haar geweldsmonopolie eigendomsrechten verandert, gedragingen controleert (regulering is controlering) die op zich niemand schaden. Nu; we kennen deze ideologische discussies, dus daar gaan we niet op in. Het belangrije punt dat ik wil maken is dat het ergens wel ‘juist’ is door te stellen dat bepaalde ‘privatiseringen’ geen ‘tegenargument’ zijn van het idee achter ‘privatiseringen’. Laat me dat verder uitleggen op een hoger fundamenteel niveau.


De Cauter zijn verwijt dat ‘neoliberalisme bestand is tegen de feiten en totaal ongevoelig voor empirische argumenten’ is enerzijds juist en fout. Voor alle duidelijkheid: ik zal hier het liberalisme op theoretische grond verdedigen. Het gaat hier niet meer over de empirische analyse van het hegemonische status quo. (Ik zal het daar direct over hebben, doch zal ik mijn eigen gecreëerd ‘bastaardideologie’ vervangen in zijn stelling.) Nu; is het liberalisme ‘totaal ongevoelig voor empirische argumenten’? Niet echt; doch ‘empirische argumenten’ as such vooronderstellen een bepaalde kentheorie - die op zijn zachtst gezegd problematisch te noemen is. Laat ik het trachten uit te leggen met twee voorbeelden.


Stel dat ik zou zeggen: ‘Ik kan deze bal in die goal schoppen’. Waarna ik schop en de bal zit er naast. Is mijn stelling nu weerlegd? Natuurlijk niet. (Ze is, voor alle duidelijkheid, ook niet bevestigd.) Maar stel nu dat iemand zou opmerken: ‘maar Lode, je bent lam in je gehele onderlichaam...’ Gegeven dat weten we noodzakelijkerwijze dat ik (op dit moment althans) niet in staat ben die bal in de goal te trappen. We hoeven dat helemaal niet te testen of te bevestigen. Mocht ik een normale jongen zijn, met normale kracht, de goal voldoende groot voor de bal, enzv. dan weten we dat het wel degelijk mogelijk is - dat moeten we niet testen. Langs de andere kant, als er bepaalde factoren zijn (zoals verlamd in het onderlichaam of de bal is simpelweg te groot voor de goal) dan weten we dat het onmogelijk is - alweer zonder het te hoeven testen.


Het punt is dat we bepaalde zaken op basis van (zuiver) theoretische discussies kunnen ‘uitvechten’. Nu; dat betekent niet dat empirie onbelangrijk is, maar wel niet in de positivistische betekenis dat De Cauter er hier aan geeft (of lijkt te geven.) (Ik erken dat dit hier een interpretatie is van mijn kant, maar ze lijkt me redelijk gerechtvaardigd.) Als er bijvoorbeeld ‘ergens’ een privatisering is die ‘niet’ de beloofde uitkomsten geeft, dan kunnen daar verschillende reacties op komen, zonder dat deze de theorie achter de wenselijkheid van privatiseringen onderuit haalt. Zoals ‘de privatisering is niet goed gebeurd’ (er is nog steeds overheidsrol die pervers werkt) of ‘de beloften waren onrealistisch’ (vertrouw nooit een politicus). Beide kunnen perfect logisch consistent en - misschien wel belangrijker voor De Cauter zijn punt - empirisch valabel zijn. Wat dan noodzakelijk is, is een analsye van de concrete realiteit. Was er nog overheidsinterventie die perverse effecten creëert? Waren de beloften onrealistisch? Simpelweg doen alsof ‘iets’ dat een ‘privatisering’ genoemd is bepaalde onwenselijke effecten had en derhalve de theorie ‘invalideert’ lijkt me epistemologische nonsens. Ik had toch een iets rijkere wetenschapsfilosofie verwacht van de heer De Cauter. Ja, ook de normatieve wetenschappen hebben epistemologische en methodologische beslommeringen.


Nu; er kunnen bepaalde direct empirische argumenten zijn waarom een bepaalde privatisering niet werkt (en niet kan werken), net zoals ‘jij bent lam’ een direct empirische weerlegging is van ‘ik kan de bal in de goal trappen’. Ik wil een voorbeeld geven van wat zoiets zou kunnen zijn: we kunnen onmogelijk de trein privatiseren, want de trein heeft een natuurlijk monopolie en het is beter dat natuurlijke monopolies in de handen van de overheid blijft. Dat soort argumenten kan werken. Maar er op wijzen dat een (door de politiek genoemde) ‘privatisering’ niet is gelukt is geen bezwaar tegen de mogelijkheid van de privatisering van de spoorwegen. Zoals De Cauter zelf opmerkt: ‘TINA’ is een leugen; maar waarom is het dan geen leugen op dit vlak? Als er vele verschillende mogelijkheden zijn, waarom zouden er dan geen vele verschillende mogelijkheden zijn om de spoorwegen te privatiseren? (In zoverre de huidige spoorwegen ‘privaat’ en ‘geliberaliseerd’ kunnen genoemd worden - ook daar hebben liberalen heel wat kritiek op, net zoals de socialisten. Herinner je wat ik zei dat de hegemonie beter als ‘bastaardideologie’ genoemd kan worden? Begint het al wat meer en meer begrijpbaar te worden?)


Nu; is de bastaardideologie bestand ongevoelig voor empirische argumenten? Zeer zeker; want de bastaardideologie kan altijd iets anders zeggen. Als een privatisering niet lukt, dan nationaliseren we maar en vice versa. Of we reguleren en daarna herreguleren. Er is altijd ruimte voor een ander discours van de politicus en alles wat er mis is, is altijd de schuld van iemand anders - de vorige legislatuur, de werklozen, de vakbonden, de werkgevers, enzv. En de politicus: die kan maar blijven praten en reguleren en veranderen.


We komen dan bij de goede oude snede ‘socialisering van de kosten, privatisering van de winsten’. Ik snap dat het bon tant is om deze slogan te gebruiken. En in sommige gevallen is dat ook terecht - de banken; anyone? Maar het is mij volledig vreemd wat het in deze context komt te doen. Het gaat hier over privatiseringen en dereguleringen. Nu is De Cauter vast wel op de hoogte dat de liberale (niet het ‘neoliberaal’ discuours) theorie achter privatiseringen is dat een bedrijf dan winst kan maken door consumenten trachten te dienen, maar als het bedrijf verlies maakt het ook zelf dit verlies moet dragen. Als we dan blijkbaar in een wereld leven waar bedrijven private winsten mogen opstrijken maar kosten gesocialiseerd worden naar de samenleving, dan waarom is dit een ‘liberale wereld. Ik herhaal mijn vraag: is dat niet beter een wereld waarin de bastaardideologie de achterliggende (niet geëxpliceerde) assumptie is? We willen wel markt, maar bedrijven mogen nooit falen, die moeten we redden! Dat lijkt me geen consequent socialistisch of consequent liberaal verhaal...


Nu; misschien heeft De Cauter over het idee van dat een privaat bedrijf alleen maar ‘private winst’ maakt maar, als het slecht gaat (of niet goed genoeg) dat de werknemers maar ontslagen worden en dat dit ook een ‘sociale’ kost. Dat kan. Maar dan wordt de slogan in twee contexten gebruikt; een waarmee liberalen akkoord kunnen gaan dat het schandalig is. Een andere waar het minder problematisch is voor liberalen. Begrijp me niet verkeerd: ontslagen worden is nooit leuk. (Ik ben gelukkig nog maar 4 keer ontslagen geweest in mijn leven; om diverse redenen.) Maar een wereld waar in er nooit ontslag gegeven zou mogen worden is een veel problematischere wereld - volgens liberalen. Ik ga niet dieper in op die argumentatie; ik wou gewoon opmerken dat die slogan (potentieel) in twee verschillende contexten gebruikt kan worden. Een problematisch, een andere minder problematisch.


Electrabel is voor ons een schoolvoorbeeld. De Belgische belastingbetaler heeft de kerncentrales gefinancierd, die zijn dan geprivatiseerd, verkocht aan een buitenlandse holding voor een zacht prijsje en nu weigert die buitenlandse holding correcte belastingen te betalen op zijn giga-winsten. We stonden erbij en keken ernaar.

Gaat het mis? Met de banken bijvoorbeeld, socialiseer de kosten nog meer, en privatiseer de winsten nog meer. Wij moeten de banken keer op keer redden, maar de CEO’s blijven mega-weddes en bonussen opstrijken. Fortis, Dexia, KBC... dat is wat we op wereldschaal meemaken.

De Cauter geeft dan twee voorbeelden. Liberalen gaan er mee akkoord dat dit een schandalige situatie is. Maar betekent dit dan dat het liberaal verhaal van concurrentie, marktwerking, eigendom en dergelijke ‘weerlegd’ is? Dat het niet mogelijk is in enerzijds de banken en anderzijds de energie wereld? Simpelweg omdat we twee voorbeelden hebben van een hoop politieke spellen onder de terminologie van ‘markten’ en ‘privatiseringen’? (Wat zei ik alweer over dat bastaardkind?)


Laat ik iets zeggen over de bankenwereld. Ten eerste is de bankwereld geen ‘liberaal’ paradijs van dereguleringen. We moeten er maar op wijzen dat het ‘goed’ dat banken verhandelen is ‘geld’. En dat geld - in onze huidige samenleving - een onderdeel is van het overheidsmonopolie. (Ik heb het dan nog niet over alle reguleringen in de financiële wereld; hoeveel daarvan zouden het gevolg zijn van lobbygroepen al dan niet in combinatie met overheden over hoe ze het beste ‘beleid’ kunnen voeren?) Het liberale alternatief is een wereld met concurrentie in currency - of, beter gezegd, concurrentie in bankliabilities die convergeerbaar zijn naar een bepaalde ‘commodity’ (historisch doorgaans edelmetalen). Het huidige ‘samengaan’ van de belangen van banken en de politiek is niet bepaald iets waar liberalen voorstander van zijn. Het wordt wel als dusdanig verkocht, maar dat ‘maakt’ het nog niet zo. Het is een zoveelste voorbeeld van het bastaardkind: ‘overheid met markt’ combinatie dat uiteindelijk een perverse wereld heeft gecreëerd waarbij de samenleving de kost draagt en bepaalde banken en hun aandeelhouders de winst.


Het neoliberalisme is zo radicaal dat het zelfs het kapitalisme in gevaar brengt. Dat is deze crisis. Neoliberalisme staat voor een extreme vorm van kapitalisme. En laat het nu net dat neoliberalisme zijn dat sinds dertig jaar het schone weer maakt, én in de economie sinds von Hayek en Milton Friedmann, (geen economen, maar ideologen), én in de wereld van de politiek vanaf Reagan en Thatcher.

Het is een ideologie die ‘tweede natuur’ is geworden: het wordt voorgesteld als de natuurlijke, noodzakelijke gang van zaken. Dat is de betekenis van de slagzin: TINA, There is no alternative. Maar het is utopie, die drijft op leugens en illusies.

Dan begint De Cauter aan het koppelen aan een eerder theoretisch verhaal aan het voorgenoemde ‘neoliberalisme’. Het is daar dat ik als liberaal natuurlijk heel wat problemen mee heb. Ik heb hierboven al enkele malen gewezen op het feit dat er een soort van conjunctie is tussen de problemen die liberalen en mensen zoals De Cauter hebben met het status quo.


Nu; ik wil gerust geloven dat het bastaardkind al ’30 jaar bestaat’. Ik denk persoonlijk al veel langer; de gecombineerde welvaartsstaat/markt retoriek is al veel ouder dan 30 jaar. Doch, in de jaren ’80 - onder Reagan en Tatcher - kwam het ‘marktdenken’ veel meer in het licht. (Overigens; veel libertariërs in de USA vinden Carter (als ik me niet vergis) een betere president (binnnen bepaalde marges) dan Reagan omdat Carter ten minste effectief heel wat heeft gereguleerd. Reagan heeft voornamelijk de staatsschuld enorm de lucht in gejaagd - wat, zoals al gezegd, een belasting is op de kinderen. Hoe crimineel kan je zijn?


Ik moet natuurlijk ook aanstoot nemen aan het feit dat Hayek en Friedman geen economen zouden zijn. Ik erken dat Hayek en Friedman ook ‘ideologen’ waren; ze hadden beide normatieve ideeën over de wereld. Ze dachten na over hoe de wereld beter zou gemaakt kunnen worden voor iedereen. Is dat een ‘ideoloog’? Misschien; maar dan lijkt mij De Cauter ook een ideoloog. En ik ook. Maar ideoloog heeft vaak een veel negatievere connotatie - iemand die dogmatisch en wars van alles iets wenst; bijvoorbeeld. Maar dan mag De Cauter dat toch wel beargumenteren. (We gaan het zo direct over de heer Achterhuis zijn boek hebben.) Nu; de stelling dat Hayek en Friedman geen economen zouden zijn is natuurlijk al te gortig. Beide zijn nobelprijswinnaars economie - om te beginnen. Hayek zijn analyses van de business cycle, zijn theorie van ondernemerschap, calculatie en het marktproces zijn duidelijk economische bijdragen. Je hoeft daarmee niet akkoord te gaan - ik ben altijd bereid te luisteren naar de kritiek van De Cauter op Hayek zijn economische theorieën - maar dat betekent niet dat het geen economie is. Een gelijkaardig verhaal kan over Friedman gezegd worden; die 40 jaar lang economie heeft gedoceerd en geschreven.


Ik vind ook zijn beschuldiging dat de huidige hegemonie wordt voorgesteld als ‘de natuurlijke en noodzakelijke gang van zaken’. (Alweer: dat is een empirisch punt; dus niet over liberalisme as such.) Ik denk niet dat de hegemonie wordt verkocht als ‘zo is het nu eenmaal’, maar als ‘zo is het optimaal’. En ik denk dat dit past binnen de retoriek van de bastaardideologie; dat we het ‘beste van beide werelden moeten combineren’; maar niet per se dat het ‘nu eenmaal zo moet’.


Politici gebruiken al eens het excuus ‘het moet nu eenmaal’. Het is waar dat dat een keuze is - politici moeten niets: zijn zijn de beheerders van het machtsapparaat. Zij ‘moeten’ niets. Maar zij kunnen niet alles controleren - gelukkig maar, denk ik dan?


Dat het neoliberalisme een utopie is, wordt duidelijk in de utopisch boeken van Ayn Rand (the fountainhead en Atlas shrugged), waarin de maatschappij gebaseerd is op egoïstische ambities, geleid door Uebermemschen, de ondernemers. Het is een sekte met discipelen, zoals Alan Greenspan, die een leerling was van Rand. En die sektarische visie heeft via Reagan and Tatcher de wereld veroverd.



Zelfs een neoliberaal van het eerste uur, Paul de Grauwe, heeft dat begrepen en trekt nu in kranten van leer tegen “de marktfundamentalisten”. Zoals het fascisme of stalinisme als gevaarlijke utopieën zijn ontmaskerd, zo komt misschien ooit de dag dat ook het neoliberalisme beschouwd wordt als een gevaarlijke vorm van extremisme.

Dat is wat we moeten leren inzien: het neoliberalisme is een sektarische, extremistische utopie. Men leze daarover het prachtige boek van Hans Achterhuis, 'De utopie van de vrije markt' . Maar helaas het is een filosofisch boek, de effecten van het neoliberalisme staan er niet in beschreven. Daarvoor moet men andere boeken lezen, zoals Naomi Kleins boek over de opkomst van het catastrofekapitalisme, 'The shockdoctrine' . Maar men kan ook gewoon rondkijken.

Aah, de goede oude beschuldiging dat het ‘neoliberalisme’ een gevaarlijke ideologie is, gebaseerd op het fictie werk van Ayn Rand. Nu; laat ik daar heel duidelijk in zijn: Ayn Rand schreef een fictiewerk. Maar denken dat liberalen echt bezig zijn met een wereld genre Ayn Rand te bereiken - of eender wie - is simpelweg bespottelijk.


Nu; het is waar dat Greenspan onder invloed was van die sekte. Hij schreef zo ooit eens de ronduit prachtige tekst ‘Gold and Economic Freedom’, waarin hij pleite voor de stopzetting van het monetair beleid. Dat is wel iets anders dan zijn de facto beleid waarin hij de interestvoeten veel te laag heeft gehouden met artificiële buddels tot gevolg - zoals, overigens, uitgebreid bekritiseert door liberalen (of ‘libertarians’) in de USA.


Maar het linken van Greenspan aan Rand (of omgekeerd) kan ik nog ergens begrijpen. Ik vraag me echter af in welke wereld dat De Cauter leeft als hij beweert dat er ergens een neoliberale sekte is geleid door Rand die blijkbaar ‘de gehele wereld heeft veroverd’. Enfin; ik hoop dat hij dat niet letterlijk bedoeld, maar zelfs met de meest optimale interpretatie kan ik daar geen vat op krijgen. Denkt hij nu werkelijk dat de volledige Amerikaanse en Europese overheden en alle internationel instellingen vol zit met mensen die (impliciet) Randiaanse ideeën hebben; die denken dat ondernemers de übermenschen zijn en dat de staat zo weinig mogelijk moet doen? (Verklaar dan maar eens de uitgebreide welvaartsstaten en de vele oorlogen de overheidsbudgetten van om en rond 50% van het nationaal product. Rand wou een wereld waarin al het overheidsbeslag betaald kon worden met de winst die de overheid maakt op de genationaliseerde lotterij. Ja, ze was een beetje gek op dat vlak - en andere.)


Nu; dat een ideologie - indien ‘extreem’ - gevaarlijk kan zijn, is waar. En ik vind inderdaad het bastaardkind dat we vandaag hebben, gevaarlijk. Maar omdat nu uitsluitend in de handen van Rand ‘en haar disciplinen’ (die zelfs, binnen de liberale beweging in de USA, een marginale fractie is (in beide betekenissen van het woord)) te leggen is toch de eigen fantasie rijke analyses van de werkelijkheid projecteren op die voorgenoemde werkelijkheid.


Tegen die ‘analyse’ van de oorsprong van de hegemonische ideologie waarbij alles (blijkbaar) te herleiden is naar een marginale fractie van mensen die binnen zelfs mensen met gelijkaardige normatieve ideeën zwaar stiefmoerderlijk wordt behandeld, stel ik de volgende interpretatie.


Politici willen beleid voeren en stemmen winnen. Ze passen hun retoriek aan naar mate de situatie, gebruiken woorden waarmee ze alle bevolkingen kunnen aantrekken, gecombineerd met de grote massa aan denkers (journalisten tot professoren) die allemaal stellen dat ‘extremisme’ niet mag en we dus een ‘derde weg’ moeten zoeken. Lobbygroepen maken hier dankbaar gebruik van door geconcentreerde voordelen te eisen, die verkocht kunnen worden als ‘gematigd beleid’. Iedereen wint, behalve de bevolking in zijn geheel. Hoe is dat voor een analyse? Klinkt dat niet iets realitischer dan een of ander klein select groepje wereldwijde macht toeschrijven?


Maar op zich valt De Cauter - lijkt mij - door de mand. Enerzijds zegt hij ‘het is een tweede natuur’ of ‘het is impliciet in alles wat we zeggen en doen’ genre opmerkingen. Anderzijds zegt hij: het is een klein sektarisch clubje (met wereldwijde invloed - zo blijkt) dat hier doelbewust naar streeft. Maar dan vraag ik dezelfde vraag als aan Achterhuis: wie dan? Welke (liberale) auteurs steunen het huidige status quo dat ze blijkbaar hebben gecreëerd? Ik zie veel politici het verdedigen. De overtuigde liberale (of ‘libertarische’) beweging zie ik dat echter niet doen - integendeel.


Nu; over Hans Achterhuis zijn boek kunnen we kort zijn. Ik heb het gelezen en vond het bezwaarlijk een academicus waardig. Maar goed; ik wil zelfs erkennen dat sommige liberalen redelijk radicaal kunnen zijn in hun argumentatie voor een liberale wereld. Echter; de ‘beweging’ die Achterhuis schetst is toch niet de liberale beweging die ik ken. Het enige wat Achterhuis zegt is het volgende: ‘het liberalisme kan utopisch zijn’. Een stelling waar ik akkoord mee kan zijn. Daarom dat ik een niet utopisch liberalisme verdedig; iets dat Hayek en Friedman ook deden. Natuurlijk hebben Hayek en Friedman wat ambigu meningen met Chili - Hayek meer dan Friedman - maar goed; mensen maken vergissingen. De liberale beweging heeft dan ook uitgebreid het politieke beleid van Chili bekritiseert. Voor alle duidelijkheid: noch Hayek, noch Friedman hebben de moordpartijen van Pinochet goedgekeurd, goedgepraat, genuanceerd of ‘in context geplaatst’.


We kunnen natuurlijk geen tekst lezen dat het neoliberalisme bekritiseert dat de niet Shockdoctrine boven haalt. Maar de shockdoctrine is inderdaad een heel goede en terechte kritiek. Het is een enorm interessant boek dat inderdaad een heel pervers idee bekritiseert. Alleen... het is mij volkomen een raadsel waarom dat Naomi Klein dat een ‘neoliberale ideologie’ heeft genoemd, terwijl het overduidelijk een kritiek is van het ‘neoconservatisme’ - het bastaardkind, gecombineerd met een pro oorlog sentiment. Wat doet Klein? Naomi Klein beweert dat oorlogen doelbewust gecreëerd worden om ‘pro markt’ veranderingen door te voeren in de samenlevingen. Nu; het is zowel waar dat neo cons niet vies zijn van oorlog en niet vies zijn van pro markt retoriek. Maar de liberale beweging in de USA heeft dan ook de oorlogen vanaf het begin bekritiseert. Liberalen zijn tegen oorlog; zeker voor de redenen dat er oorlogen zijn begonnen in Iraq en Afghanistan. (Sommige zijn geen tegenstander van interventionisme; jammer genoeg, vind ik dat. Liberaal zijn betekent altijd en overal tegen oorlog zijn, imo.) Het neo conservatisme is een kwaad; en een problematisch kwaad. Wat dat met liberalisme te maken heeft, is mij vreemd. Een uitgebreide kritiek van Naomi Klein kan je vinden door te google’en naar Johan Norberg: the shockdotrine: rise of disaster polemics.


Na deze commentaar op deel 1, kunnen we over naar deel 2.

Dat begint als volgt:


Wat heeft de vermarkting en privatisering van alles, het merchandising van alle cultuur en het ‘vermangementen’ van alle bedrijven en instellingen, de transformatie van instellingen tot bedrijven, wat heeft kortom het neoliberalisme aangericht? Catastrofes op alle niveaus. Op alle fronten springt het in het oog: het neoliberalisme is een ramp op alle schalen.

Dit is natuurlijk een leuke retorische opening, maar het is natuurlijk geen argument. De Engelste taal heeft daar de leuke uitdrukking: ‘begging the question’ voor. Is alles ‘vermarkt’ en ‘geprivatiseerd’ (op een manier dat liberalen het correct vinden)? Is alles ‘gemerchandiseerd’ - en is dat uitsluitend de schuld van (zogenaamde) ‘liberale maatregelen? Zijn alle ‘vermangementen’ van bedrijven en instellingen gebeurd? Waarom? Hoe? Is dat echt zo’n probleem? Het is retorisch heel sterk; maar laat er geen twijfel over bestaan, hier wordt niets aangetoond.


Nu goed; het dient als opening om een heleboel voorbeelden te geven. Maar ook daar maakt De Cauter een duidelijke wijsgerige fout. Je kan enerzijds zeggen ‘x heeft problemen veroorzaakt’ en anderzijds zeggen ‘y is een probleem’. Maar daarmee heb je niet uitgelegd dat y veroorzaakt is door x. Dat is echter wel wat hij hier doet. Het is mij bijvoorbeeld niet duidelijk hoe het ‘vermangementen’ (wat is dat zelfs?) van een bedrijf de opwarming van de aarde heeft veroorzaakt. Verder vermengt hij heel de tijd theorie en praktijk, waardoor het een moeilijke boel wordt om te volgen - tenzij je al overtuigd bent door wat De Cauter zegt. Nu goed; dat is inderdaad een beetje muggenziften, dus laten we overgaan op de substantie.


Beginnen we op macro-niveau. Wat doet het neoliberalisme met de planeet? Voor de planeet is de verslaving van het neoliberalisme aan de groei levensbedreigend. Het kapitalisme berust op groei, het neoliberalisme is nog meer verslaafd aan groei, omdat door de ‘financialisering’ een speculatieve economie boven de reële economie moet draaiende gehouden worden.

Hier zit alweer zoveel (impliciet) in, maar er wordt heel weinig effectief beargumenteerd. Enfin; het aloude idee is dat de aarde maar een beperkte hoeveelheid ‘groei’ aankan. Dat is zonder enige twijfel waar - maar ik betwijfel of De Cauter door heeft wat deze limiet is. Nu; los van de discussie over groei - alweer; er is nog veel ‘groei’ mogelijk - is een belangrijker, fundamenteler punt: in de vooronderstelling dat er een ultiem ‘eindpunt’ is van groei, wat zou daaruit volgen?


Het probleem is dat De Cauter verkeerdelijk denkt dat het kapitalisme - zoals liberalen het verdedigen; hier hebben we dus weer een theoretisch punt - berust op groei, zoals een huis ‘berust’ op een fundament. Zonder een fundament zakt je huis in, zo - zo wordt soms beweerd - zonder groei stort het kapitalisme (in de zin dat liberalen daar voorstander van zijn) in. Dat is dus, alweer, een mythe, een leugen, een verkeerd begrip.


Vrije markt kapitalisme - waar liberalen voorstander van zijn; niet het ‘derde weg’ mormel dat we vandaag de dag kennen - is een systeem van economische interactie, dat, aldus, liberalen ‘optimaal’ omgaat met de schaarse middelen. (Nu is ‘optimaal’ een heel dubieuze term, waar we op zich ook ellenlange discussies over kunnen voeren.) Liberalen denken (over het algemeen) ook dat dit systeem, gegeven de schaarse middelen, de meeste welvaart voor grote lagen van de bevolking kan creëren. Daaruit volgt echter niet dat liberalen voorstander zouden zijn van het systeem omdat het altijd maar ‘groei’ nodig zou hebben. Zelfs als er geen ‘groei’ meer mogelijk zou zijn, zou het vrije markt - niet het autoritaire derde weg mormel dat we hebben - kapitalisme het meest optimale economische systeem zijn. De argumentatie is niet gebaseerd, noch vooronderstelt het, op een eeuwige en onvermijdelijke ‘groei’. Dat zijn twee aparte zaken. (Is er eigenlijk ooit iemand voorstander van een economisch systeem omdat het wijdverspreide armoede zou veroorzaken?) Voor alle duidelijkheid: liberalen menen dat het ‘vrije markt kapitalisme’ breed genomen ideaal is voor welvaart en welzijn.


Betekent dit dat er geen (potentiële) problemen kunnen zijn? Bijvoorbeeld: global warming, ontbossing, uitsterven van vissen en dergelijke? Het is zeker waar dat we deze problemen aantreffen. Liberale auteurs hebben er dan ook zowel op gewezen hoe sommige van deze fenomenen zijn veroorzaakt door een gebrek aan liberalisme of vrije markt kapitalisme en/of zouden kunnen opgelost worden door middel van vrije markt mechanismen. Misschien zijn bepaalde fenomenen wel veroorzaakt door ‘teveel kapitalisme’. Maar misschien zou het ook daardoor opgelost kunnen worden. Wie weet?


Maar terug naar het punt. Het liberalisme - en het vrije markt kapitalisme waarvoor het staat - is niet verslaafd aan ‘groei’. We denken dat het een wenselijk fenomeen is dat er ‘economische groei’ is correct begrepen. Maar het is geen fetisj op zich. Overigens; economische groei is voor ons geen ‘stijging van het GDP’. Reële goederen, reële levensomstandigheden verbetering; dat is voor ons economische groei. Reële levensomstandigheden daling is daarbij negatief - en daar is onze wereld zeker niet vrij van. Maar om nu al het slechte van de wereld ‘op het liberalisme’ te steken, is een beetje ambigu. Nu goed; het wordt ‘eigenlijk’ op het ‘neoliberalisme’ gestoken, maar dat wordt wel vaak als argument gebruikt tegen liberalen. Zie je de perversiteit van de retoriek?


Een voorbeeld: als de overheid bijvoorbeeld de bewoners uit Doel wegpest, wordt er wel gezegd ‘dit is een gevolg van het neoliberalisme’. Ik wil gerust erkennen dat dit inderdaad een gevolg is van de dominante hegemonie; maar ik zou dat eerder toch de bastaardideologie willen noemen. Immers: onder het mom van ‘de markt’ en ‘groei’ wordt de Doelse bevolking weggepest door de overheid - al dan niet in samengaan met bedrijven. (Ik ben niet volledig op de hoogte van de situatie.) Nu; liberalen hun visie is ‘fuck economische groei’; die mensen hebben recht op hun woning en eigendom. Als ‘de haven’ daar wilt uitbreiden, dan moeten ze de grond kopen van de desbetreffende mensen. En als zij niet willen; pech voor de haven. Dat is inderdaad een van de perverse effecten van het status quo: geen enkele ideologie wilt het, maar het gebeurt toch maar - in naam van ‘groei’ en ‘welvaart’.


Nu; uit De Cauter zijn opmerking moet ik vermoeden dat hij niet goed begrijpt wat speculatie doet. Hij doet immers alsof deze speculatie los zou staan van de ‘reële’ economie - alsof zo’n onderscheid gemaakt kan worden. Daarom, voor de zoveelste keer, speculatie is simpelweg het inschatten van veranderingen. Dat is positief; daar het zorgt voor prijsstabiliteit, inkomensstabiliteit en een optimale allocatie van de schaarse middelen. Het heeft niets met een ‘verslaving aan groei’ te maken of een gedetacheerdheid van ‘de reële economie’. Over speculatie is er genoeg literatuur voorhanden dat het simpelweg uitlegt, dus daar ga ik niet verder op in.


Of nog: in een economie van aandeelhouders moet er veel kunnen worden afgeroomd, dus winst en groei staan meer dan ooit centraal. De korte termijn is dominant. Terwijl de mensheid, met het oog op opwarming van de aarde zou moeten leren denken in aeonen, in eeuwen, in een geologische tijd, draait de gedigitaliseerde, speculatieve economie op microseconden.


Vervolgens gaat De Cauter dus in tussen korte- en lange termijn en het effect van winst daarop. Eerst over de ‘groei’: er moet opgemerkt worden dat ‘groei’ hier op twee verschillende manieren wordt gebruikt. (In deze en vorige paragraaf.) Op het niveau van een economie in zijn geheel betekent ‘groei’ dat er in het geheel meer goederen en diensten zijn, reële levensomstandigheden verbeteringen voor de bevolking. Op het niveau van een onderneming betekent ‘groei’ echter dat er simpelweg een grotere omzet wordt gedraaid. Nu; de ‘groei’ van een onderneming op zich hoeft niet per se te betekenen dat er betere levensomstandigheden zijn. Een extreem doch duidelijk voorbeeld: als de mafia ‘groeit’ dan zal er een deel van de bevolking zijn dat het slechter af heeft. (Zij die hun geld ‘moeten’ afstaan aan de mafia.) Maar stel dat we het over het algemeen over bedrijven hebben die op zich iets produceren dat niet slecht is - voedsel, auto’s, huizen, ijskasten en dergelijke zaken.


Heeft De Cauter een punt door het contrast te maken tussen de economie waar beslissingen op ‘microseconden’ gemaakt kunnen worden enerzijds en de lange termijn effecten van global warming anderzijds? Niet echt; daar het over twee verschillende zaken gaan die op zich perfect samen zouden kunnen gaan. Het is hetzelfde als ik zou zeggen: ‘hoe durf je nu de beslissing te nemen een pint te drinken terwijl je zou moeten kijken naar je gehele levensplan’. Het is misschien wel waar dat de relevante tijdshorizon op elk moment geïnformeerd zou moeten worden door je gehele levensplan, maar er is niets mis met op korte termijn beslissingen te nemen. Het punt is dat er inderdaad iets te zeggen valt om de lange termijn als invloedsfactor op de korte termijn te laten spelen; doch dat betekent niet dat je zomaar een contrast zou moeten maken. De Cauter tracht hier een retorische truc toe te passen door te stellen dat we ‘op lange termijn zouden moeten denken, maar de huidige status quo op korte termijn denkt, dus het status quo is verkeerd’. Alhoewel er veel negatief over het status quo te zeggen valt, is dat simpelweg een retorische truc; vermits er niet noodzakelijk een conflict is tussen beide. Economische beslissingen kunnen perfect ‘op microseconden’ gemaakt worden (enfin; waarnaar De Cauter verwijst is een bepaalde truc op de aandelen markt via allerleli mechanismen); zonder dat dit de lange termijn in de weg staat.


De interessantere vragen ‘hoe’ we dat op een optimale manier zouden kunnen doen; daar gaat De Cauter niet op in. (Ik vrees ook dat zijn latere pleidooi voor ‘activisme’ niet veel soelaas biedt: ik ben geen tegenstander van activisme, maar je moet wel weten wat je probeert te bereiken. Simpelweg ‘tegen’ iets zijn biedt niet al te veel soelaas voor (wenselijke) verandering op het niveau van de samenleving.)


Ten derde is er de privatisering van gemeengoed, van de commons. Denken we aan de patentering van zaaigoed (van granen, maïs, aardappelen), door multinationals Monsanto en BASF. De strijd voor de planetaire commons, en ook de commons van de kennis in de kenniseconomie, is een van de belangrijkste strijdpunten van de eenentwintigste eeuw.


Nu komen we bij een uiterst interessante sectie, waarmee ik volledig akkoord ga. De patentering van zaaigoed is een bastaardsideologie dogma waar we zo snel mogelijk vanaf moeten. De liberale beweging heeft altijd gehamerd op eigendomsrechten - terecht. Echter; ‘intellectuele eigendomsrechten’ zijn een heel andere zaak. Er is in ieder geval een sterke onderstroom - en sterk groeiende onderstroom - in de liberale beweging dat we volledig komaf moeten doen met patenten over de gehele lijn. Patenten zijn geen eigendom, maar gepriviligeerde monopolies. Nu; los of dat andere liberalen deze mening delen, is het wél zo dat het patenteren van zaaigoed iets is waar we allemaal tegen zijn. Het is compleet nonsensicaal dat zoiets gepatenteerd kan worden - en dus voorkomen kan worden dat mensen hun zaken gebruiken die ze, in sommige vallen, al eeuwen gebruiken. Waarom bezie ik dit als een gevolg van het bastaardkind? Wel; omdat het (alweer) iets is waar de retoriek van de markt wordt gebruikt om iets te rechtvaardigen waar voorstanders van de markt tegen zijn. Deze patentering wordt wel in onze schoenen geschoven, maar wij verwerpen dat tot in de kern. Daarom: bastaardideologie en niet ‘neoliberalisme’.


Als de heer De Cauter zegt dat dit een van de belangrijkste strijdpunten is van de eenentwintigste eeuw; dan stel ik voor dat hij samen gaat met de liberale beweging om te strijgen tegen die verwerpelijk gepriviligeerd monopolie. Het is overigens zelfs nog erger: sommige boeren in ontwikkelingslangen worden gedwongen Monsanto zaden te gebruiken (en daar een hoge prijs voor te betalen); allemaal onder de mom van ‘de markt’. Wel; als dat ‘de markt’ is, dan ben ik geen voorstander van het markproces. (Gelukkig is er geen echte reden omdat als ‘de markt’ te beschouwen, dus kan ik me nog altijd gerust een voorstander van het marktproces noemen.)


Dan is er de dualisering van de wereld: door de afbouw van de welvaartstaat en de afbouw van allerlei internationale controlemechanismen, is de tegenstelling tussen arm en rijk verscherpt. Deze logica van dualisering speelt op alle schaalniveaus, van de planetaire schaal, over de stedelijke schaal tot het bedrijfsniveau.

Helaas is de overeenkomst die ik deelde met De Cauter maar van voorbijgaande aard. In deze volgende paragraaf maakt hij enkele causale relaties die ik op zijn zachtst gezegd dubieus vind. De Cauter wilt hier fundamenteel aantonen dat er een groter wordende tegenstelling is tussen ‘arm’ en ‘rijk’. (Los van dat quasi alle delen van de wereld veel rijker zijn dan 10 jaar geleden - behalve bepaalde delen van Sub Sahara Afrika - is er natuurlijk de eeuwige vraag of zo’n grote ‘tegenstelling’ op zich wel zo’n groot probleem is. Ik denk dat er wel belangrijkere problemen zijn dan ‘sommigen worden sneller rijker dan anderen’; wat die kloof veroorzaakt.)


Het zou aangenamer zijn als De Cauter verduidelijkte ‘welke’ afbouw van enerzijds welvaartstaat en anderzijds ‘internationale controlemechanismen. Nu; ik kan me nog wel ‘iets’ voorstellen bij ‘het afbouwen van de welvaartstaat’ maar het is me volledig niet duidelijk welke internationale controlemechanismen er dan zijn afgebouwd - en hoe deze een grote dualisering hebben gecreëerd?


Nu; de afbouw van de welvaartstaat is iets dat vaak geproclameerd wordt, maar zelden onderbouwt. In reële termen is er immers nog nooit (of bijna nooit) een daling geweest van de totale sociale uitgaven door een Westers land. (Wel in verhouding tot GDP, maar nog nooit in reële termen.) Dus dan is er toch al onmiddellijk de vraag: welke afbouw van de welvaartsstaat?


Of gaat het misschien over de hervormingen? Het verlaten van de pensioenleeftijd, het trachten op te trekken van de reële pensioenleeftijd, het trachten aan het werk te krijgen van werklozen en dergelijke? Is dat correct te interpreteren als een ‘afbouw’ van de welvaartstaat of een ‘hervorming’? De welvaartstaat - u welbekend - is immers een gigantische herverdeling van middelen. Maar aan het einde van de rit moeten er ook nog wel zaken geproduceerd worden. We willen dat tegelijkertijd de lonen stijgen en de uitkeringen stijgen; en liefst nog de belastingen op arbeid dalen (maar op kapitaal stijgen). Maar ‘kapitaal’ vervult wel een bepaalde rol. Natuurlijk kan je altijd maar meer belasten, maar belasten is altijd het belasten van productieve activiteiten - met, op de marge, minder productieve activiteiten dan er anderzijds had geweest. Dat is geen eenvoudige evenwichtsoefening en je kan geen voorstander zijn van de welvaartsstaat zonder dat die evenwichtsoefening bewaart blijft. Wat sommigen ‘het afbouwen’ vinden, vinden anderen ‘het trachten te redden want er moet wel nog een productieve basis overblijven’.


Ik daag De Cauter uit om een duidelijk bewijs te geven van deze grootschalige ‘afbouw’ van de welvaartstaat; want het overheidsbeslag dat gaat naar de welvaartsstaat is quasi elk jaar voor de laatste 30 jaar in quasi elk land alleen maar gestegen - en zal nog verder blijven stijgen. Welke afbouw van de welvaartsstaat?


Dat betekent niet dat er geen groter wordende tegenstellingen tussen arm en rijk zijn. Maar dat ligt niet aan het ‘afbouwen’ van de welvaartstaat. Of, op zijn minst, moet het iets meer genuanceerd worden dan dat.


Nu; voor alle duidelijkheid: ik ben geen fan van de regulerende welvaartstaat. Ik denk dat de welvaartstaat meer armoede in stand houdt dan het verhelpt. Ik denk dat de welvaartstaat antisociaal gedrag produceert en aanmoedigt. Ik denk dat de welvaartstaat kansen ontneemt aan mensen om zich uit de armoede te werken. Ik denk dat regels zoals contractbeperkingen, minimumlonen, cao’s, verplichtingen en verbodsbapelingen een heleboel secundaire negatieve gevolgen hebben - waar economen van alle pluimage ook op wijzen. Deze secundaire gevolgen zijn: een herverdeling van arm naar rijk, het moeilijker maken dat mensen uit de armere regionen van de samenleving zich opklimmen en meer van dat soort duidelijke negatieve gevolgen. Stel even dat al deze zaken kloppen - zoals liberalen de welvaartstaat analyseren; zou het dan niet waar kunnen zijn dat de welvaartstaat zelf (deels) verantwoordelijk is voor de grotere kloof tussen arm en rijk?


Begrijp me niet verkeerd. Ik ben niet tegen solidariteit. Ik denk echter wel dat de welvaartstaat een volledig en totaal verkeerde uitdrukking van de waarde van solidariteit. Solidariteit afhankelijk maken van politieke besluitvorming; waar lobbygroepen op los kunnen? Lijkt mij geen goed idee. Het idee van mutualiteiten - voor hun band met de overheid - was een zalig idee. Ik zou liever terug meer naar zo’n systeem evolueren dan het gedrocht van een welvaartstaat. Waar mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk waren en in de tweede plaats op solidariteit konden rekenen van hun gelijken; geholpen werden afhankelijk van hun noden maar ook aangemoedigd werden om terug productief te worden. Misschien ben ik op dat vlak een beetje conservatief, maar ik denk dat het een goede manier is om mensen controle te laten krijgen over hun eigen leven in plaats van een speelbal te zijn van een bureaucratie, zoals het nu is.


Op planetaire schaal is er de tegenstelling tussen Noorden en Zuiden, bijvoorbeeld tussen Europa en Afrika. Deze wordt zichtbaar op pijnpunten als de muur van Ceuta, een muur die een scheidingslijn trekt met het hoogste verschil in welstand ter wereld.


Ceuta is een welvarende Spaanse stad op Marokkaans grondgebied en de dorpjes aan de overkant zijn slums. Maar die tegenstelling is ook doorgedrongen in onze steden: de daklozen, de migranten, de mensen zonder papieren, de verborgen armoede. En ook in onze bedrijven is de spreidstand van de weddes, tussen zeg maar de poetsvrouw en de CEO, exponentieel toegenomen. Hoelang zullen we dit nog aanvaarden?

Ik kende het voorval van Ceuta niet, maar het is zonder enige twijfel een schrijnende zaak. Ik vind het jammer dat De Cauter niet begint over de schrijnende gevolgen van immigratie beperkingen: een wettelijk verbod op vreedzame mensen om met andere vreedzame mensen om te gaan op een bepaald grondgebied. Dat lijkt mij in ieder geval een oorzaak van de groeiende spreidstand tussen ‘rijke’ en ‘arme’ landen.


Voor de rest beschrijft De Cauter vooral wat vaststellingen, zonder oorzakelijk verband, dus daar hoeven we verder niet op in te gaan.


Op midden-niveau: management is een ramp. Denk aan de spoorwegen. Je kan aan een kind uitleggen dat wanneer sporen, treinen en gebouwen onder drie aparte holdings vallen, het wel mis moet lopen. En de overhead van drie kaders maakt het geheel zo topzwaar dat het op zich al een verkwisting is.

Privatisering was een ramp voor het Engelse spoor, een ramp voor het Nederlandse (ik schat dat NS één op vijf treinen gewoon improviserend aflast, dat was vroeger ondenkbaar), maar toch gaan we ermee door. Waarom? Omdat ... het neoliberalisme hegemoniaal is. Omdat het bestand is tegen empirie, mislukkingen zijn geen tegenargumenten.

De Cauter heeft zeker en vast gelijk dat het onderverdelen in drie aparte holdings niemand ten goede komt. Maar in plaats van dit in de handen van de dogmatische liberalen te steken - je weet wel; die ene sekte van Ayn Rand - laten we toch eens verder kijken naar de theorie erachter. Ik zal de clue van het komende al vertellen: het is het gevolg van de hegemonie van het bastaardkind en niet dat van een zuiver dogmatisch liberalisme.


Waarom is dat zo? Wel; de standaardtheorie zegt ‘bedrijven die privaat zijn, zijn beter dan overheidsbedrijven’. Langs de andere kant, zegt de theorie ook, ‘overheidscontrole en regulering kunnen de situatie verbeteren, zeker in het geval van een publiek monopolie met een natuurlijk monopolie’. Dat is dan ook het idee achter de splitsing van de NMBS in drie holdings; om te zorgen dat er geen echt monopolie is. (Enfin; daar valt op zich veel problematische zaken over te zeggen, maar goed.) En dan heb je, natuurlijk, nog de politieke banden van de beheerders. En, nog leuker, het feit dat ongeveer 80% van het inkomen van de NMBS nog altijd komt via subsidies van de staat. Lijkt mij inderdaad het kenmerk van een privaat bedrijf, niet waar?

Een bedrijf dat ‘geprivatiseerd’ wordt maar nog steeds functioneert onder zware overheidssubsidies en reguleringen. Klinkt dat niet eerder als een bastaardkind van het goed bedoelde idee van ‘het beste van beide wereld creëren’ maar dat, uiteindelijk, zorgt voor een inefficiënt bedrijf met grote sociale kosten en private winsten; met een hoop postjes voor vriendjes en overhead op de koop toe?


Nu; over de Engelse en Nederlandse spoorwegen valt veel te zeggen, maar dat het een ‘ramp’ zou zijn, lijkt mij niet correct. Nu; ook de Engelse en Nederlandse spoorwegen zijn een gevolg van het bastaardkind; om de simpele reden dat ook daar er een heleboel overheid en prive vermenging was. Zo pervers is die ideologie.


Nog op het meso-niveau heerst een concurrentie van iedereen tegen iedereen, collega’s zijn mededingers voor lonen, onderzoeksgelden, subsidies, carrièremogelijkheden... Niemand heeft nog medestanders, solidariteit wordt onmogelijk. Mensen hebben allemaal verschillende weddes, verschillende trajecten (de flexibilisering van het onderwijs is daar een voorbeeld van: studenten hebben geen studiegenoten meer en doen dus langer over hun curriculum).

Misschien ben ik al te ver geïndoctrineerd door de liberale ideologie, maar het ‘verwijt’ van de heer De Cauter lijkt mij gewoon absurd - in een wereld van schaarste. Stel dat mensen niet zouden concurreren naar ‘lonen’, ‘onderzoeksgelden, ‘subsidies’ en ‘carriëremogelijkhedeb’. Dat al deze zaken in meer dan voldoende voorraad aanwezig was voor iedereen die het begeerde. Dat is inderdaad zeker en vast een wenselijke wereld; maar dat lijkt mij toch bezwaarlijk realistisch in een wereld van schaarste. Tenzij dat de heer De Cauter ergens onbeperkte welvaart op overschot heeft, lijkt he goed dat er een bepaald mechanisme is om deze zaken te alloceren. En dan lijkt het mechanisme van concurrentie - dat de ‘beste’ personen de middelen krijgen voor een bepaalde taak - me toch beter dan elk ander allocatie mechanisme. Ik ken er toch geen ander. (Daarmee heb ik niet gezegd dat concurrentie zaligmakend is, maar het helpt wel om zo goed mogelijk trachten te zijn om fondsen binnen te werven. Wat is daar mis mee?)


Daarmee zeg ik niet dat concurrentie alles moet bepalen; maar het heeft zijn plaats. Verder snap ik ook niet goed waarom dat dit solidariteit onmogelijk zou maken. Ik concurreer met mijn mede filosofie studenten om een doctoraar aan de KUL en ik zal met andere mensen concurerren voor een beurs. Kunnen we daarom niet solidair zijn met elkaar? Ik snap echt De Cauter zijn verwijt hier niet.


Het is toch een eenvoudig principe: op het niveau van geld verdienen is het, over het algemeen, wenselijk dat er concurrentie is. Dat mensen trachten hun beste beentje voor te zetten in her verwerven van fondsen. Op het niveau van het geld uitgeven dat mensen hebben verdiend kunnen mensen perfect solidair zijn. Maar ook op het niveau van geld verdienen kan je perfect solidair zijn: bij mij op het werk zijn de uren flexibel, waardoor collega’s elkaar wel eens uren geven als de andere in geldnood is. Ik snap echt niet waar De Cauter haalt dat het ‘onmogelijk’ zou zijn om solidair te zijn.


De grote paradox is dat de zogenaamde ‘kwaliteitscontrole’ alleen op basis van kwantitatieve parameters gebeurt (bezoekersaantallen, ledenaantallen en aantallen voorstellingen, aantal publicaties etc). De consultancy-bedrijven, die voor het overgrote deel gebakken lucht verkopen, komen aan de lopende band met nieuwe business plans en organigrammen aandraven.


Dit is (alweer) zo’n interessant gevolg van het bastaardkind - eerder dan van het ‘liberalisme’ dat gepredikt zou worden door Rand en consorten. Het tweede deel van deze tekst lijkt mij simpelweg een goedkope slogan die, bij een bepaald publiek, goed klinkt. Het lijkt mij niet bepaald een analyse van een bepaald fundamenteel probleem in de samenleving. De eerste zin daarentegen lijkt mij wel redelijk problematisch om verschillende redenen.


Ten eerste is het zonder enige twijfel een probleem dat de kwaliteitscontrole van de overheid (om fondsen te alloceren) op kwantitatieve parameters gebeurt. Laten we alweer kijken naar hoe dit in verband staat met de bastaardideologie. Wat zegt de bastaardideologie? Deze zegt dat onderwijs belangrijk is. Dat de overheid onderwijs moet regelen (vanaf de leeftijd van 3 jaar tot de leeftijd van 25 jaar); maar ondertussen moet de financiering van het onderwijs wel ‘gerationaliseerd’ worden (daar is dat ‘markt’ en ‘management’ denken weer).


Nu; als de overheid het onderwijs regelt (en quasi uitsluitend financieert) dan lijkt het me niet onlogisch dat de overheid iets in de pap te brokken heeft over wat er met het geld gebeurt en, ook, dat de overheid ‘een’ bepaald mechanisme voorziet om het geld te regelen. Maar het is zeker en vast geen goed idee om het uitsluitend te regelen via kwantitatieve output en niet via kwalitatieve meetkunst; alleen kan de overheid zo’n zaken heel moeilijk kwalitatief regelen.


Hier is een suggestie: laat scholen en universiteiten veel meer afhankelijk zijn van wat leerlingen daarvoor betalen. Hoe beter dat scholen en universiteiten zijn, hoe meer dat leerlingen bereid gaan zijn daar voor te betalen - wat dus een investering is in het uitbreiden van je eigen menselijk kapitaal. Daardoor worden professoren en universiteiten meer verplicht om kwaliteit te bieden met zij voor wie het uiteindelijk te doen is als maatstaf: de studenten. (De overheid zou eventueel nog die studenten kunnen helpen door beursen, maar het principe lijkt me wel duidelijk.) Hoe zit het dan met academische bijdragen zoals publicaties en boeken? Wel; daarvoor kunnen we dan weer andere mechanismen verzinnen. Een zou zijn dat professoren betaald werden door mensen die hun onderzoek interessant vinden. Professor De Cauter zijn analyses kunnen betaald worden door de lezers van de wereld morgen - bijvoorbeeld. Maar goed; als je niet zo radicaal wilt gaan, kan daar de overheid eventueel nog een rol spelen. Maar dat zou wel een liberale oplossing zijn in plaats van het huidige status quo bastaardkind.


Ten slotte, nog altijd op het het midden-niveau, zijn ook culturele instellingen, universiteiten en musea, en zelfs sociaal-cultureel organisaties bedrijven geworden, die onderworpen worden aan een doorgedreven management- en marketinglogica (dat zal vandaag uitgebreid aan bod komen).

Nu; ook op het vlak van al deze overheidsinstellingen is het duidelijk wat de invloed is van het bastaardkind. Stel dat alle deze zaken ‘privaat’ zouden zijn, zouden het dan geen bedrijven zijn? Misschien, maar misschien ook niet. Dat hangt af van de manier waarop de mensen die dat beheren het willen beheren. Als vakbonden, de wereld morgen, greenpeace en al deze zaken musea, sociaal-culturele organisaties en dergelijke willen uitbaten kan ik dat alleen maar toejuichen. En als zij dat niet als een ‘bedrijf’ willen doen, dan hoeft dat natuurlijk niet.


De relatie met het bastaardkind is duidelijk: de overheid vereist een ‘bedrijfsstructuur’ vooraleer het subsidies geeft. (En langs de andere kant vereist het dat ook om het te kunnen taxeren.) Maar een ‘private onderneming’ as such kan volledig zelf haar interne structuur kiezen.


Het komt er echter op aan om de culturele instellingen en plekken te denken buiten de economische sfeer, als heterotopieën, andere plekken. Plekken van andersheid, die samen een derde sfeer vormen. De sfeer van het spel en het ritueel, van de esthetische dimensie, van de scholè de vrije tijd, tegenover de sfeer van het werk, de privé-sfeer en - sector van de economie, en de publieke sfeer van het handelen - de politiek. Het is deze heterotopie, deze derde sfeer die vandaag de dag met hand en tand moet verdedigd worden tegen de ‘economisering’ van alles.



Hier kan ik volledig mee akkoord gaan. Al deze sferen hebben hun eigen identiteit en het zou wenselijk zijn als deze identiteit bewaard blijft. Alleen is het mij niet duidelijk waarom deze sferen zouden beschermd moeten worden tegen economisering (zonder aanhalingstekens). Economiseren betekent ‘schaarse middelen niet verspillen’. Het zou mij verbazen als De Cauter wel zou willen dat schaarse middelen verspilt wordt. Alle organisaties trachten (met hun eigen middelen) om te gaan op een zo goed mogelijke manier - afhankelijk van hun eigen doelen.

We nemen hier een stap terug naar het begin van de analyse. Daar werd het ‘neoliberalisme’ verweten dat het de gehele wereld zou zien als een ‘bedrijf’. Ik heb - hopelijk - al duidelijk gemaakt dat het liberalen werkelijk geen lor kan schelen hoe een bepaalde organisatie gestructureerd is. Als een bedrijf? Goed. Als een coöperatieve? Goed. Als een vereniging? Goed. Geen enkel probleem. Allemaal geen enkel probleem.


Het is het bastaardkind dat daar wel problemen mee heeft. Dat wilt zaken taxeren, subsidieren, reguleren; kortom: controleren. Het is de bastaardideologie die het excuus geeft om uitgebreide takken van mensen hun leven te controleren - en daar moeten we ons tegen verzetten. Daar geef ik de heer De Cauter volledig gelijk in. Maar dat kunnen we niet door binnen het kader te denken waarbij het wenselijk zou zijn dat de overheid een rol heeft in het gemeenschapsleven, het culturele leven, het sociale leven, enzv. De overheid moet daar uit gebannen worden; om te zorgen dat ze niet met haar geld (subsidies) ook haar verderfelijke controlerende invloed mee brengt.


Dat is immers - lijkt mij - een van de fundamentele problemen. We hebben ons culturele en sociaal leven verkocht aan de staat en haar subsidies en langzaamerhand toegelaten dat ze ons uitgebreid gaat controleren. Dat lijkt me een proces dat we zo snel mogelijk moeten omdraaien.


Gelukkig begint het verzet te komen. Zoals tegen de neoliberalisering van de academische wereld een slow science movement aan het ontstaan is, zo moet er ook in de culturele wereld openlijk verzet komen tegen de neoliberalisering. Dat zal niet gemakkelijk zijn, immers...


Hier is een praktische suggestie: datgene dat niet door de overheid gecontroleerd wordt, kan op zijn eigen tempo academische werk verrichten. (Natuurlijk moet hij of zij op andere manieren aan fondsen geraken; maar dat kan bezwaarlijk een probleem zijn. Of denken we nu werkelijk dat mensen niet geïnteresseerd zijn in interessante academische ideeën?) Op hetzelfde manier is het zo in de culturele wereld: zij die afhankelijk zijn van subsidies verliezen meer en meer de vrijheid hun eigen ding te doen. Zoek andere manieren van geld, wordt niet afhankelijk van 1 bepaalde inkomsten bron en creëer vrijheid voor je eigen manier van cultuur beleving.


Op het micro-niveau hebben we het ondernemerschap verinnerlijkt als maatschappelijk ideaal. Er zijn winners en loosers. And the winner takes all. Dat is ook duidelijk de structuur van onze media, van onze reality tv bijvoorbeeld. Iedereen is een firma, en we zijn onszelf als bedrijfje gaan beschouwen. Rudi Laermans noemde dit: 'the enterpreneurial self', het ondernemende zelf. Onze denktrant is wezenlijk neoliberaal.

Dit vind ik een moeilijk stukje om te becommentariëren, maar toch dit. Is het werkelijk zo erg gesteld dat we allemaal de samenleving zien in termen van ‘winners en loosers’? Enfin; ik kan natuurlijk niet voor anderen spreken, maar ik meen toch te denken dat er net iets meer categorieën zijn dan dat. Ik denk niet dat deze twee categorieën afwezig zijn in het basisdiscours, maar om te stellen dat we over het algemeen al de gehele wereld al zo bekijken? Nu; ik heb ook niet veel problemen met ‘een goede ondernemer’ zijn als een maatschappelijk ideaal. Net zoals een goede vakman zijn, een goed academicus, een goed entertainer enzv. allemaal wenselijke idealen zijn op het niveau van de samenleving; waarbij iedereen zijn eigen plek heeft. Denkt De Cauter nu werkelijk dat de samenleving zo problematisch is geëvolueerd dat we allemaal al zo denken? Ik hoop van niet.


Maar ik denk dat de heer De Cauter tracht te impliceren dat er iets mis is met ondernemen zelf - maar ik zou verkeerd kunnen zijn: dit is maar een interpretatie. Dat er iets mis zou zijn met ‘the entrepreunerial self’. Maar het is me niet volledig duidelijk wat: wat zou er dan mis zijn met ondernemen?


Conclusie van onze panoramic shot, van onze snelle inventaris? Het neoliberalisme is een utopisch, extremistisch virus dat heel ons maatschappelijk weefsel heeft aangetast, van de grote macro-economische structuren en mechanismen tot in de kleinste cellen van onze denkpatronen.


Daarom zal het moeilijk te overwinnen zijn. Het neoliberalisme is zo tot in de poriën van onze maatschappij, ook in onze geesten, doorgedrongen, dat we het niet meer zien. Of we beschouwen dat alles als noodzakelijk, als de gang van de wereld. TINA, There is no alternative.

Dat is de macht van een ideologie die overheersend wordt: ze wordt tweede natuur. Maar deze orde is gemaakt, niet geschapen. Ze is zorgvuldig in de steigers gezet, door Von Hayek en Milton Friedmann, door Reagan en Tatcher, etc, en is dan een optocht begonnen door alle aspecten van het leven, alle lagen en strata van de wereld.

Het zal niemand verbazen dat ik deze conclusie dan ook redelijk kort door de bocht vind - alhoewel dat ik zelf het bastaardkind de oorzaak vind van vele, perverse veranderingen op het niveau van de samenleving; lijkt het me niet van die aard dat we het in dit soort (populistische) termen moeten uitdrukken.


Ik kan het niet nalaten om toch nog even te glimlachen bij het idee dat Hayek, Friedman, Reagan en Tatcher stiekem een wereld ideologie hebben uitgedokterd en dit dan in alle lagen van de bevolking heeft kunnen laten doordringen. Dat alle regeringen in het Westen allemaal dezelfde (op basis van Rand, Hayek en Friedman) ideeën zouden hebben uitgevoerd.


Ik kan de heer De Cauter alleen maar eens ‘Free to Choose’ (Friedman) en het derde deel van ‘Constitution of Liberty’ (Hayek) lezen. Beide staan vol van normatieve beleidsuggesties - en de argumentaties daarvoor - om de wereld te verbeteren. Vergelijk dan eens de wereld die Hayek en Friedman daar schetsen met de huidige wereld. En durf dan nog eens te beweren dat we leven in een wereld bekokstooft door Hayek en Friedman. Iedereen die effectief Hayek en Friedman heeft gelezen kan niet anders dan concluderen dat we niet in een wereld leven waarin dat bereikt is. Als de heer De Cauter overtuigd is van het tweede deel, wil ik gerust met hem eens beide boeken overlopen.


Zowel sociaal, psychologisch, en ecologisch, maar ook economisch is de neoliberale wereldorde onhoudbaar. Op alle schaal niveaus, van het kosmologische schaal tot onze hersencellen, is het neoliberalisme een bedreiging voor de maatschappij en de wereld. Het neoliberalisme is failliet.


Dit is een voorbeeld van waar De Cauter zijn argumenten te boven gaat. We hebben hierboven redelijk kritische opmerkingen gezien - maar weinig analyse. (Alweer; het zou kunnen dat dit gebeurt in de rest van zijn speech.) Doch; wat hij hier stelt volgt niet uit zijn voorafgaande verwijten. (Sommige die ik deel.) Maar uit al die zaken volgt niet dat het ‘onhoudbaar’ zou zijn. Stellen dat iets problematisch is, is niet hetzelfde als aantonen dat het ‘onhoudbaar’ is - en al zeker niet op al deze niveaus. De Cauter stelt dit, maar heeft daar niet echt een argumentatie voor (in deze tekst). Ik begrijp dat speeches voor eigen volk altijd leuk zijn, maar ik verwacht toch net iets meer van een filosoof.


Zelfs als we akkoord gaan met zijn definitie van ‘neoliberalisme’; dat we alles in de wereld als een ‘bedrijf’ zouden zijn, is het niet duidelijk waarom dat dit op al die vlakken ‘onhoudbaar’ zou zijn. ‘Bewijs het, of trek uw stelling is’ is een van mijn favoriete stellingen in het debat; ook hier weer van toepassing.


En zo komen we bij deel drie; waar er een pleidooi komt voor activisme.


De hegemonie van het neoliberalisme moet dringend worden doorbroken, het neoliberalisme moet op alle fronten en telkens opnieuw ontmaskerd worden. Want er kan geen verzet zijn tegen het neoliberalisme zolang de mensen erin geloven, zolang ze die ideologie, die georganiseerde leugen niet hebben doorzien.

Het leuke van deze paragraaf is dat de paragraaf enorm leuk wordt om te lezen als je het woord ‘het neoliberalisme’ in deze paragraaf vervangt door ‘de bastaardideologie’. (En daarmee wordt ineens aangetoond dat hier heel weinig substantieel wordt gezegd. Moving on.)


En toch is er nog een lange weg te gaan, want ook als het neoliberalisme als ideologie eindelijk zou worden doorzien en ontmaskerd, dan nog staat het overeind als organisatiestructuur van het wereldsysteem.
We moeten het neoliberalisme niet alleen bevechten door het gemeengoed, de commons, te verdedigen tegenover de restloze privatisering. Niet alleen de deregulering die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de bankencrisis, en de flexibilisering die aan de basis ligt van de afbraak van de solidariteit.

Deze eerste paragraaf heeft (alweer) hetzelfde probleem als hiervoor. Vervang gewoon ‘het neoliberalisme’ door ‘de bastaardideologie’ en je hebt exact hetzelfde punt, alleen met een andere ‘vijand’. (Een die, volgens mij, veel accurater is als werkelijk probleem vandaag de dag. Misschien dat sommigen het liberalisme dat ik verdedig ook problematisch vind - maar zeggen dat het vandaag het status quo is, is ridicuul.)


De tweede alinea is iets substantiëler en derhalve interessanter. Ik ga zeker met de heer De Cauter akkoord dat we zaken zoals de verdere patentering van zaden moeten tegenhouden. (Meer zelfs; ik denk dat we alle vormen van ‘intellectuele eigendom’ moeten bestrijgen; alle mogelijke vormen van patenten en copyright.) Daar heeft de heer De Cauter een punt waar ik hem volledig in volg.


Maar hij heeft het hier eerder over commons te verdedigen tegen ‘privatiseringen’. Ik hoop dat de heer De Cauter daarmee niet bedoeld dat zaken zoals ‘treinen’, ‘bussen’ en dergelijke niet zouden geprivatiseerd mogen worden (in principe). Dat zijn immers geen commons - zoals die term traditioneel gebruikt wordt. Dat zijn overheidsbedrijven - vaak van sectoren die vroeger privaat waren en dan genationaliseerd zijn (zoals spoorwegen).


Commons, vandaag de dag, zijn vaak, overigens ‘privaat’. Als je kijkt naar het razend interessante werk van Elinor Ostrom over ‘the commons’ en hoe deze zaken collectief doch privaat geregeld worden is zalig om te lezen.


Nu; of we de treinen en bussen en consorten moeten privatiseren is een discussie op zich. Maar ik zie niet goed in waarom we dat per se zouden moeten bestrijden. Waarom zou er massaal veel belastingsgeld moeten gaan naar ‘de lijn’ en ‘de nmbs’? Vanwaar deze noodzaak van mensen om dat soort instanties in leven te houden? Als je kijkt naar arme derde wereld landen heb je daar massaal veel privaat openbaar vervoer; omdat er geen overheidsalternatief is. Als je vrijheid en creativiteit toelaat, kan zo’n systeem van goedkoop privaat openbaar vervoer ontstaan - dat niet plat gesubsidieerd moet worden met belastingsgeld. Maar dan moet je het wel toelaten en niet ‘privatiseren’ om dan een geprivilegeerd monopolie (met subsidies) in private handen te geven. Dat is de bastaardvisie op privatisering en heeft niets te maken met het liberale idee achter privatisering en - vooral - liberalisering.


Vervolgens herhaalt De Cauter het eeuwige mantra dat ‘dereguleringen’ de bankencrisis heeft veroorzaakt. Maar daarmee negeert De Cauter natuurlijk de uitgebreide academische analyses dat ‘de bankencrisis’ wel een grootschalige combinatie is van allerlei handelingen binnen een bepaald wettelijk kader en de vele liberale auteurs die hadden gewaarschuwd voor de perverse reguleringen van het bankwezen. Alweer: het bastaardkind. Het idee was dat banken ‘vrij’ moesten gelaten worden, maar dat er ‘gereguleerd’ moest worden. Maar de welbepaalde reguleringen hebben er voor gezorgd dat het interessant was om als bank perverse risicio’s te nemen. De gevolgen zijn bekend.


Het laatste is iets dat ik ook wel vaker hoor, maar nog altijd niet begrijp. Waarom zou ‘flexibilisering’ de solidariteit afbreken? Nu; flexibilisering (van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld) is simpelweg het herstellen van contractuele vrijheid, i.e. dat mensen enkel gebonden zijn aan waar ze vrijwillig mee akkoord gegaan zijn. Een onflexibele arbeidsmarkt veroorzaakt overigens hoge werkloosheid bij de zwakkeren in de arbeidsmarkt: ouderen, jongeren, vrouwen, immigranten, enzv. Iedereen die voorstander is van een grote regulering van de arbeidsmarkt zegt derhalve dat hij voorstander is dat deze mensen moeilijk aan een baan geraken. Daarmee dat ik tegenstander ben van een ‘niet flexibele arbeidsmarkt’.


Maar goed; er zou (zogezegd) een vergaande flexibilisering zijn. Maar hoe tast dit de solidariteit aan? Kan De Cauter moeilijk solidair zijn als hij zijn baan eenvoudiger zou kunnen verliezen dan daarvoor? Leg mij nu eens uit hoe een flexibele arbeidsmarkt zou zorgen dat mensen niet meer solidair zouden kunnen zijn? Wat voor een pervers mensbeeld moet daar wel niet uit volgen? Ik begrijp dat werkelijk niet, maar ik sta open voor een argumentatie.



We moeten ook, en vooral, het basistheorema van het neoliberalisme aanvechten en radicaal verwerpen: niet alles is een bedrijf. Een persoon is geen bedrijf (zoals een bedrijf geen persoon is), een gezin is geen bedrijf, een universiteit is geen bedrijf, een culturele instelling is geen bedrijf, een sociale organisatie is geen bedrijf. Dat is fundamenteel. We moeten deze noodlottige misvatting en misvorming radicaal afwijzen.

Er wordt (eindelijk) nog eens terug gekoppeld naar hert zogenaamde ‘basistheorema’ van het neoliberalisme. (U weet wel: dat clubje opgericht door Rand en consorten, maar ook dan weer ontworpen door Hayek, Friedman, Reagan en Tatcher. Het was hun bedoeling om alles te zien als een bedrijf - en zijn hebben ervoor gezorgd dat de gehele Westerse wereld alles is gaan zien als een bedrijf. Dat is het basistheorema van deze ideologie!


Los van dat ik echt niet kan inzien hoe iemand zoiets als basis analyse kan gebruiken van de laatste 30 jaar, is het wel waar dat er zo’n tendens is - niet als ‘basistheorema’ en zeker niet als enige of meest fundamentele probleem. En die tendens is zeker niet wenselijk. Maar in plaats van een groep mensen een politieke macht toe te schrijven die ze simpel niet hebben, wat vind je van dit analyse kader?

De bastaardideologie zorgt voor een problematische vermenging van de staat in het economische, sociale en culturele leven. De staat is geen neutrale speler van belangengroepen, maar een actieve oorlog van allen tegen allen voor de subsidies, reguleringen, controle van groepen door andere groepen. De mogelijkheid van vreedzaam interageren en naast elkaar leven wordt principieel opgeheven; maar in plaats van het in de straten uit te vechten, doen we het op het niveau van de staat via achterkamers politiek waar ‘democratie’ weinig relevantie heeft.


Daar is er gekozen voor een beleid van subsidies, reguleringen en taxaties; kortom controle. Deze controle zorgt ervoor dat de staat zaken moet kunnen controleren. Laat het nu zijn dat de structuur van een bedrijf het eenvoudiger maakt voor de staat om de samenleving te controleren. Uw inkomsten en uitgaven moeten ingevuld worden, jaarlijks. Als u subsidies wenst, moet u een volledig plan voorleggen. En als u ook maar iets wilt doen, moet u aan de relevante reguleringen voldoen en kunnen voorleggen dat u daar aan moet doen. Al deze zaken veroorzaken de infiltratie van het politiek-economische in alle aspecten van ons leven, waardoor er op een zuiver economische logica wordt ‘gerationaliseerd’. Een universiteit is geen bedrijf, maar als de universiteit afhankelijk is van subsidies dan zal ze ook gecontroleerd worden door die overheid. En die overheid heeft alleen maar kwantitatieve mechanismen om te controleren. Als ik een boek mag aanraden: ‘seeing it like a state’ door James Scott; het beschrijft haarfijn hoe staten moeten kwantificeren om te kunnen controleren. Wie afhankelijk wilt worden van de staat, die zal met zijn controle moeten kunnen omgaan.


Het is de bastaardideologie die voor deze situatie heeft gezorgd. Een perverse combinatie van ‘staat’ met ‘markt’ heeft gezorgd voor een autoritaire staat die wilt dat zaken ‘gerationaliseerd’ worden, terwijl ze misschien beter niet op die manier werken. Maar er is geen andere keuze; tenzij men ijvert voor zuiver zakken geld te geven vanuit de staat aan de relevante organisaties - maar dat lijkt mij bezwaarlijk een oplossing. Derhalve dat het tijd wordt om de band tussen staat en samenleving los te knippen; wij willen vrij zijn. Vrij van de controle die de staat ons wilt opdringen. Daar moeten we wel de subsidies ook opgeven; maar dat lijkt mij een kleine prijs te betalen. Er zijn belangrijkere zaken in het leven dan geld; en mochten we toch geld nodig hebben, dan zorgen we wel op andere manieren daarvoor. Solidariteit, bijvoorbeeld.


Maar nu is er een tegenvertoog. En er is ook protest. Eindelijk. De Indignados, Occupy Wall Street! Wij zijn de 99%. Dus: er is hoop dat de mensen wakker worden en dat er aan de hegemonie van het neoliberalisme een einde komt. Het is aan ons, aan ons allemaal om deze strijd aan te gaan.


Het bestrijden van het neoliberalisme is een van de grote en dringende uitdagingen van deze eenentwintigste eeuw. Als wij deze neoliberale ideologie in ons denken overwinnen, dan zijn we al halverwege. Maar we moeten ook daadwerkelijk opstaan. Het is tijd voor activisme, voor academisch activisme, cultureel activisme, activisme op alle fronten!

En zo komen we (eindelijk) dan bij het einde van het verhaal. Het protest. Nu; onmiddellijk moet ik al opmerken dat het mij bezwaarlijk zo lijkt dat de indignados en de occupy beweging echt opkomen tegen het invoeren van de bedrijfstructuur in alle aspecten van ons leven. Verder is het ook jammer dat professor De Cauter in de ’99%’ retoriek val trapt; alsof de wereld zo eenvoudig te conceptualiseren is als dat. Maar goed; qua retoriek kan het natuurlijk wel tellen; en laten we onthouden dat de speech vooral bedoeld was als een retorisch populistische praat voor eigen publiek en niet als een zuivere analyse van het probleem.


Ik ga in ieder geval akkoord dat er activisme moet staan. Het bastaardkind heeft lang genoeg als achterliggede hegemonisch idee geleefd. Het is een bastaardkind omdat het gebaseerd is op het gebrek aan ene idee. Het is een excuus voor intellectuele luiheid en de beste garantie dat politici - en de lobbygroepen zoals de vakbonden en de werkgeversorganisaties - de samenleving kunnen gebruiken als een speelbal voor hun ‘beleid’. Genoeg daarvan.


Het is ook nodig dat we het idee achter ons laten. Het is onlogisch te verwachten dat we een staat kunnen hebben die subsidieert zonder te controleert. Als je geld vraagt van de staat, zal haar controle onvermijdelijk komen. Deze controle zal veroorzaken dat we in een logica gedwongen worden waar we geen deel van willen zijn. Stop met de staat te vragen; ga voor burgerlijke ongehoorzaamheid. Wij willen u niet; noch uw geld, noch uw controle. En de staat en haar perversiteiten zal op de duur ophouden te bestaan. Dat was de mooie boodschap van Etienne de la Boetie. De slavernij van de controle aan de staat is uiteindelijk berust op burgerlijke gehoorzaamheid. De keizer heeft geen kleren; maar tracht je wel om te kopen met geld. Aanvaard het niet; verzet u tegen dit vergiftigd geschenk. Er zijn belangrijkere zaken in het leven dan subsidie geld; die je alleen maar kan bereiken als je de controle afketst en weigert.


Het wordt tijd voor activisme. Tijd voor solidariteit. Tijd voor vrijheid. En weg met de bastaard en de staat die haar nodig heeft.


met vriendelijke groet,


Lode Cossaer

mPhil Ethics and Social & Political Philosophy