donderdag 12 juli 2012

Zesde Artikel: Deel 2: 'The big 10'

Zesde artikel: Markets Freed from Capitalism (pg. 59-82) Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover.


Leuk aan Johnson zijn post - zo leuk dat ik er een apart artikel aan wil wijden - is zijn analyse van 'the big 10', een uitbreiding van de 'big 4' van Benjamin Tucker. Deze zaken zijn de 'grootste' of 'belangrijkste' zaken die de overheid volledig gemonopoliseerd - of op zijn minst: controleert door middel van subsidies, reguleringen, privileges en dergelijke. 

  1. Land 
  2. Geld
  3. Patenten
  4. Protectionisme (tariffs)
  5. Agricultuur 
  6. Veiligheid
  7. Infrastructuur
  8. Communicatie
  9. Reguleringen 
  10. Massale criminalisering
Johnson beschrijft heel mooi hoe deze 10 zaken bepalend zijn voor onze samenleving; de monopolies, reguleringen en privileges die daar aan het werk zijn. Als je goed begrijpt hoe pervers de overheid daar aan het werk is, dan wordt het toch nog heel moeilijk om niet mee te stappen in 'markets, not capitalism', me dunkt. 


Zesde artikel: Deel 1: Markten, niet kapitalisme!

Zesde artikel: Markets Freed from Capitalism (pg. 59-82) Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover.


Het zesde artikel in onze lijst heeft als (provocerende) artikel 'Markets freed from capitalism'. Het punt van de auteur - Charles Johnson - is dat libertarisme (correct begrepen) voorstander is van 'markten', maar niet van 'kapitalisme'. Natuurlijk is het zo dat 'kapitalisme' in dit verhaal een specifieke betekenis heeft, die niet gewoon te reduceren valt naar 'vrije markten' (anders zou er geen tegenstelling zijn). 

Johnson begint met het te beschrijven van het verschil tussen 'vrijwillige interactie' (breed genomen) en interacties in de 'cash nexus' (een bepaalde categorie van de voorgaande vrijwillige interactie). Markt anarchisten zijn voorstander van vrijwillige interactie breed genomen - en zeker geen tegenstander van de 'cash nexus'. Waar zij op wijzen is dat de 'cash nexus', zoals die vandaag de dag actueel is, voor een heel groot deel bepaald wordt door de overheid. 
"we hold that many of the recognizable pat- terns of capitalist economics result from the fact that certain key markets – importantly, the labor market, housing rental market, insurance and finan- cial markets, and other key markets are rigged markets. " (pg. 66)
Het gehele systeem is zo gemanipuleerd door overheidsinterventie dat we vandaag op een uitdrukkelijk 'kapitalistische' manier in de cash nexus moeten omgaan, op zo'n manier dat we in een 'bevrijde markt' waarschijnlijk niet zouden doen. 1 voorbeeld: het feit dat we allemaal een autoverzekering moeten kopen van een serie 'goedgekeurde' bureaucratische, geprivilegieerde ondernemingen zorgt ervoor dat de overheid ervoor heeft gezorgd dat we wel een onderdeel moeten worden van de 'cash nexus', los van of we dit zelf wel zouden doen in een werkelijke vrije markt - van vrijwillige interactie. 

Kort gezegd: door de overheidsinterventie wordt er een bepaalde vorm van interpretatie (en dominatie) van de 'cash nexus' opgelegd die zij analyseren als 'onnatuurlijk'. 

Het is zeker interessant om er over na te denken. Johnson bespreekt ook 'maar hoe zit het dan met de overheid die juist kleinschaligheid subsidieert'? (Er is vb. een maatregel dat geld geeft aan kleine ondernemingen.) Wel: dat mag misschien wel zo zijn, maar als je dat vergelijkt met  de miljarden die zijn gegeven aan banken, is er een kwestie van schaal dat misschien toch wel eerder het 'grote' bevoordeeld vis a vis het kleine. 

Persoonlijk ben ik niet ongevoelig voor deze gehele redenering. Ik denk dat er zeker iets in zit dat in een vrije samenleving de bureaucratische 'cash nexus' veel kleiner zou zijn. Dat betekent natuurlijk niet dat de cash nexus irrelevant zou zijn. Maar competitie - daar waar het toegelaten wordt - is zo'n ongelooflijk krachtig middel om macht te beperken, dat ik me moeilijk kan inbeelden dat het nog altijd zo'n 'grote spelers' zou betekenen. 


woensdag 11 juli 2012

Vijfde artikel: de gevolgen van herverdeling

Vijfde artikel: Nineteen neglected consequences of government redistribution Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover. 


Higgs is een van de meest gerespecteerde libertarische auteurs - door alle 'kringen' binnen in de libertarische beweging wordt hij de hemel ingeprezen. En terecht. In deze tekst beschrijft hij 19 (indirecte) gevolgen die politieke herverdeling (via de overheid) tot gevolg zullen hebben - en we kunnen al vermoeden dat dit niet allemaal heel positief te noemen zal zijn. We vatten ze hieronder even samen, vooraleer we er enkele bespreken: 
  1. Er wordt minder geproduceerd als er belast wordt. Ergo: samenleving wordt armer.
  2. Zij die geld krijgen worden ontmoedigt om zelf geld te verdienen - en investeren minder in eigen ontwikkeling.
  3. Mensen vergeten (of leren nooit) om 'self reliant' te worden.
  4. Mensen die geld krijgen zijn een slecht voorbeeld voor anderen; er wordt een cultuur van 'krijgen zonder werken' gecreëerd. 
  5. Mensen worden jaloers omdat sommigen meer dan anderen krijgen; er ontstaat een 'politieke clash' waar iedereen steeds meer wenst.
  6. Hetzelfde langs de 'betalende' kant: iedereen probeert de kosten maar op anderen af te wentelen.
  7. Door deze twee processen wordt de samenleving verder verdeelt.
  8. 'Self-help' instituties vallen weg; omdat mensen op de overheid vertrouwen
  9. 'Charitable' organisaties vallen ook weg; om dezelfde reden
  10. Mensen gaan meer en meer op de overheid vertrouwen als primair systeem van 'zorg'
  11. De enige 'limiet' op politieke programma's is budgettaire oppositie, niet ideologische: waarbij 'budgettaire oppositie' omzeild kan worden (vergroting staatsschuld vb.) 
  12. De bureaucratie zal altijd een deel ontvangen; waardoor deze mensen niet in echt productieve takken van de economie zitten
  13. Het creëren van bureaucratieën is het creëren van eigen politieke groepen met eigen belangen
  14. Mensen gaan proberen belastingen te ontwijken; wat ook alweer een netto verlies is vis a vis de situatie waar er geen belastingen zouden zijn
  15. Het zuiver correct betalen van je belastingen kost ook geld
  16. Mensen gaan actief proberen transfers naar hen te krijgen; alweer zaken die een netto verlies zijn voor de samenleving vis a vis zelf productief zijn
  17. Mensen die transfers willen moeten zien dat ze in orde zijn; alweer middelen verspild om te zorgen dat ze 'in orde' zijn met de reguleringen
  18. Door al deze herverdelingen wordt de overheid steeds machtiger en machtiger
  19. Negatieve rechten verminderen door de uitgebreidheid van de overheid
Sommige van deze zaken vind ik minder overtuigend dan anderen. 
(1) is bijvoorbeeld niet per se waar: er is altijd zowel een substitutie als een inkomenseffect. Soms werken mensen minder als ze minder verdienen, maar soms juist meer (omdat ze graag hetzelfde welvaartsniveau zouden bereiken.) 
(8) en (9) lijken me empirisch te kloppen; maar het is intrigerend over het 'waarom' daarvan. Onlangs een onderzoek gelezen dat stelt dat mensen die 'faire' producten komen, minder 'goed' gaan zijn op andere marges. De vraag is: waarom? Hebben mensen echt maar een beperkte goedheid in zichzelf? Het is toch raar dat mensen gaan denken 'de overheid doet het'; ook al zien ze duidelijk dat de overheid heel hard faalt? Zou het kunnen dat er echt een soort van 'hardwired' genetische 'hoeveelheid' 'empathie' is die de overheid leegzuigt waardoor er minder is voor vrijwillige organisaties? Interessant fenomeen, iig. 
(17) lijkt me ook niet super belangrijk: stel een volledig private samenleving met private charity. Waarom zouden mensen daar 'niet' incentives hebben om 'in orde' te zijn met de regels van bepaalde organisaties om te kunnen rekenen op solidariteit? Dat lijkt me dus een voorbeeld dat minder relevant/overtuigend is. 

In ieder geval; stof tot nadenken - sowieso. 

Literatuurlijst tekst 2: Spontane orde.

De tweede tekst die terug te vinden is in deze literatuurlijst heet voluit "From Smith to Menger to Hayek: Liberalism in the Spontaneous Order Tradition" van de hand van Steven Horwitz. Zoals hij in de inleiding uiteenzet en uit de titel valt af te leiden, is hij van plan de spontane orde-traditie binnen het liberalisme voor het licht te houden en aan te tonen dat de kritiek die door linkse intellectuelen geuit wordt op de traditie die is ontstaan met de Verlichting niet volledig terecht is. Zijn stelling gaat dat deze te veel gericht is op de Engelse en Franse liberale 'school', maar faalt omdat zij nalaat rekening te houden met de Schotse Verlichting. Inhoudelijk biedt de tekst een beter begrip van het concept "spontane orde(s)", hoe Smith, Menger en Hayek deze concipiëerde. Daarnaast onderzoekt de paper welke rol deze spontane orde gespeeld heeft bij het ontwikkelen van sociale instituties en, meer bepaald, hoe de Schotse liberale traditie dit zag.

Een eerdere blogpost haalde al de essentie aan; een analyse of 'conceptie' van een samenleving door een 'spontane orde'-bril erkent of gaat om met drie essentiële punten: (1) de erkenning dat menselijke kennis inherent beperkt is, (2) (al dan niet spontane?) instituties zijn er op gericht expliciete en impliciete kennis ter beschikking te stellen, (3) onderzoek naar ontwikkelingen die het ontstaan van dergelijke instituties kunnen beperken. Volgens Horwitz dienen we een "spontane orde" te begrijpen als een bottom-up proces, "products of human action but not human design" (p. 3). Een spontane orde komt tot stand als een 'unintended consequence', een a.h.w. toevallige bijkomstigheid van verschillende actoren die elk hun eigen doelen achterhalen. Zo wees Smith er op dat "self-love", eigenbelang, een mogelijke oorzaak van het ontstaan van sociale orde(s) kan uitmaken. Immers, zo gaat het argument, in een toenemende 'anonimiserende' samenleving waarin je omgaat meLinkt personen waarmee je niet bekend bent, zal je deze moeilijk(er) met emotionele argumenten kunnen overtuigen; "direct knowledge about the other is almost always unavailable". Pas indien beide partijen beroep doen op hun eigenbelang en zo een common ground vinden, bestaat er de mogelijheid dat hun acties navolging vinden in het gedrag van anderen en aldus er, onbedoeld, een 'sociale orde' gecreëerd wordt. Deze sociale orde bestaat uit "practices, rules, institutions, and so forth that have developed not because human actors rationally foresaw their likely benefits and deliberately, consciously constructed them, but rather because they are unintended consequences of various human actors’ pursuit of their own purposes and plans."

Later gaat de tekst in op een kritiek waarmee critici het liberalisme vaak mee trachten te confronteren, namelijk het verwijt dat dit gericht zou zijn op atomaire individu's die louter gericht zijn op het maximaliseren van hun eigenbelang, levend op hun eigen eilandje etc ... Een uitspraak die Boudewijn Bouckaert op een welbepaald debat tot volgende uitroep dreef, "Maar wie zijn dan in godsnaam deze atomisten? Ik ken er geen! (geparafraseerd)" Horwitz wijst erop dat dit een kritiek is die eerder toekomt aan deze politiek-economische modellen (zelf noemt hij de neoklassieke stroming) die als uitgangspunt de 'homo economicus' hanteren. Deze Schotse traditie daarentegen stelt dat "human beings are hardly atomistic, hyperrational, utility maximizers. Instead, they are products of the institutional environment in which they operate." Zij wil a.h.w. mensen erkennen als zij zijn: feilbaar, gelimiteerde kennis, als het even niet meer kan irrationeel. Naast het feit dat mensen ten gronde sociale wezens zijn, zijn het ook deze gebreken die ons er toe brengen ons te laten verstaan met anderen. 'Atomisme' sensu stricto lijkt dan ook juist tegengesteld aan de these die hier naar voor wordt gebracht.

Horwitz gaat verder en stelt onverdroten en m.i. correct het volgende: "In fact, the case for this kind of liberalism is predicated on our ignorance. Because so much of our knowledge is tentative, fragmented, and tacit, we require the use of spontaneously evolved social institutions to generate social order." Dit lijkt dan ook de essentie van het betoog uit te maken en tevens een verdoken raad; het is onze eigen intellectuele integriteit, eerlijkheid maar vooral nederigheid (het besef dat onze kennis beperkt is) gecombineerd met het streven naar ons eigenbelang (wat elke persoon zo ruim als hij wil kan invullen) dat ons samen brengt.




Openingspleidooi debat 'Staat of geen staat'

Een tijdje geleden heb ik samen met een vriend een debat gevoerd aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, aan de KU Leuven. De vraag waarover wij moesten debatteren was de vraag of er een staat al dan niet moest zijn. Hier is het openingspleidooi. Voornamelijk geschreven door ondergetekende, maar zeker niet zonder positieve feedback en constructieve kritiek van mijn debatpartner.

Thank you ladies and gentlemen for your presence and attention. Arguing for the abolition of the state is a challenging task, especially given a world where the dominant idea is a democratic, administrative welfare state. Chances of us convincing you in the next 20 minutes are slim, but if it isn’t impossible, it isn’t worth trying.  
Without further ado, we would like to present three different lines of arguments. We would like to present a moral, an institutional and something we can broadly call an ‘economic’ argument. 
The moral argument is straightforward: If we value equality before the law, a state can never be part of a just society. The state works in such a way that those people who fullfill certain functions in the state such as ‘representative of the people’ or ‘minister’ have different standings before the law relative to others. They have the right to steer the mechanism of power in society. The state is the ultimate example of the mantra: execute power, or be subjugated to it - there is no alternative. The fundamental characteristic of the modern state is control - and it will use you as a means, not as an end, to execute this control. If we truly desire a peaceful world of moral equal beings, we must evolve towards a society where there is no state. Anarchy, despite our intuitive links to chaos, is merely that all men are equal before the law and that this law is not determined by a state, but created out of the concrete problems people have.
The absence of the state - and this is our second argument - is not the absence of rules, of law, or of, something we probably all value above all things, peaceful and just, social cooperation. There will still be legal rules, evolved through a system of customary law based on a decentralized conceptions of rights. 
Anarchy is not defending chaos. It is merely defending that order emerges from bottum up, rather than enforced top down through a centralized organization. People can associate through different organizations to create the mechanisms they find relevant to help their every day life in the sponteneous order that is society.
Let’s not forget: a state can only function if there is a critical mass of people willing to support the system. An anarchy is no different. An anarchy merely has the added benefit that, unlike with the state, power is decentralized and mistakes by those who have some sort of power are limited. Let’s not forget Lord Action’s quote: Power corrupts, absolute power corrupts absolutely. And no better example as absolute power as the power to create law and taxation. 
Onwards to our third argument. We would like to defend that an anarchy can have mechanisms of wealth creation, community organizing AND of solidarity with those less fortunate.
First: wealth creation is fairly straight forward. The mechanisms of a market society - that property, entrepreneurship and freedom of contract can create wealth - is relatively well understood. Property rights create prices which can guide entrepreneurs in their decisions to make investments decisions people value in the long run. The invisible hand mechanism Adam Smith described is, properly understood, no stranger to any economist.
Community and solidarity might be harder to argue for, but it all comes down to one basic thing: people - actual human beings - rarely, if ever, create wealth for the sake of wealth. People create value to sustain their idea of the good life and most, if not all, people incorporate in their idea of the good life the welfare of others, including those less fortunate. To put it into a technical term: empathy and sympathy are endogeneous to human behavior. The current welfare state is one of the many mechanism humans can have to translate these feelings into concrete actions of providing means for the less fortunate, but - and this is key - it need not be the only way.
Given the previously mentioned power problems the state has, it is naive to think the state can out perform voluntary interaction to create a real functioning community. We only need to look at the history of the welfare state: the modern, state controlled, welfare system emerged out of the voluntary organizations people created to solve insurance problems as well as issues of solidarity with the least well of. 
People value wealth, community and solidarity. Thinking that you need a state to force people to behave in such a way is not only wrong, but also, given the inherent problems with the state, dangerous.
We hope to have shown you that the state is based fundamentally on inequality before the law and on power, not of peace and justice. It is therefore that we must go beyond the state towards a system of ordered anarchy. 
Thank you for your attention. 

"Anarchie" als robuuste politieke filosofie

"Robuuste politieke economie" (RPE) is een term die Boettke regelmatig gebruikt voor zijn eigen onderzoeksonderwerp.  Kort samengevat is dat hij zoekt naar de instituties die ervoor zorgen dat gebrekkige mensen (1) zowel in kennis als in (2) morele normen) toch op een 'gezonde' manier met elkaar kunnen coöpereren in een betekenisvolle samenleving. Stel dat mensen door en door slecht en onwetend zijn (of slecht en juist heel intelligent of heel goed maar heel dom); wat voor soort instituties zou je dan wensen? Het is geen verrassing dat Boettke antwoord dat dit grosso modo de 'liberale' instituties behoren te zijn van markt coöperatie en beperkte overheid; dit soort instituties is veel robuuster om om te gaan met het menselijke falen. Anders gezegd: vergelijk 'worst case liberalisme' met 'worst case socialisme' en 'best case socialisme' met 'best case liberalisme'; welke van deze werelden ziet er over het algemeen het beste uit, volgens jou? (Als ik even een vuile vergelijking mag geven: vergelijk het ergste 'liberale' regime (Pinochet?) met het 'ergste' socialistische regime (Mao? Stalin?) en wie 'wint' er dan?)

Op gelijkaardige grond heb ik mijn eigen onderzoeksproject: Robuuste politieke filosofie. Het gehele punt is breder (imo) dan dat van RPE. Het gaat over het geheel van alle relevante onderzoeksdomeinen - politieke analyse, economische, morele argumentatie, sociologie, psychologie, enzv. Een normatieve filosofie moet niet alleen 'filosofisch' kloppen; het moet relevant zijn in de wereld waarin we leven, i.e. het moet mogelijk zijn. 

Het mag niemand verbazen dat ik (ondertussen) grosso modo tot de conclusie ben gekomen dat het systeem dat ik 'als winnaar' uit de bus zie komen als 'anarchie' omschreven kan worden. Is dit dogmatisch? Moeten we de boeken toe doen; en staat de conclusie al vast? 

Zij die dat reageren - en het is zeker een begrijpelijke reactie - mispakken zich echter aan wat ik tracht te doen. Politieke filosofie (voor mij althans) is zoveel rijker dan de vraag 'staat of niet'. Meer zelfs; de vraag 'staat of geen staat' is voor mij een relatief eenvoudige vraag; waarna de echte interessante vragen beginnen. Wat is de rol van natuurrecht? Wat is de rol van 'justice' in een samenleving?   Dat zijn voor mij interessantere vragen dan 'staat of geen staat'; wat voor mij relatief eenvoudig is. 

Ik begrijp dat voor velen dit de centrale focus van het debat is - hoeveel debatten in mijn oude studentenvereniging niet gingen over 'staat of geen staat'; en dat is ergens begrijpbaar, gegeven de dominantie van dat instituut vandaag de dag. Maar als het puntje bij paaltje komt is dat maar een ondergeschikte vraag van de politieke filosofie. 


Literatuurlijst 4: Anarchie als onderzoeksonderwerp

Vierde artikel: Anarchism as a progressive research program Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover. 


Het punt van deze vierde tekst is om het concept 'anarchie' voor te stellen; niet als een normatief ideaal as such (alhoewel dat het dat zeker ook is), maar als een programma van onderzoek. Dit onderzoeksproject begon in moderne tijden bij Rothbard en (David) Friedman; maar werden snel beantwoord door James Buchanan en Robert Nozick hun argumenten voor de staat. Buchanan een soort van Hobbesiaans alternatief, Nozick een soort van 'onzichtbare hand verklaring van de staat'; i.e. indien we Rothbardiaanse anarchie vooronderstellen, is de kans groot dat we uiteindelijk terug een staat gaan hebben. Door deze beide auteurs was er (tijdelijk) een gat in het onderzoeksparadigma van 'analytisch anarchisme'. 


Boettke beschrijft ook even de toestand van politieke economie, wat wel interessant is. Hij merkt op dat er een drie stadium evolutie is van:


  • 'getting the prices right'
  • 'getting the institutions right'
  • 'getting the culture right'
Hiermee wordt er bedoeld dat het falen van het socialistisch systeem men er toe heeft aangezet om het concept van 'prijzen' serieus te nemen. (We herinneren onze post over 'economische calculatie' dat al behandeld is.) Maar om 'prijzen' te hebben, moet je de correcte instituties hebben. Maar instituties zijn geen ex nihilo systeem; maar een functie van de cultuur. Hence; het gaat 'uiteindelijk' over de cultuur.

Quoting Boettke: 
In order for a market economy to operate, the rules providing security to market participants must be instantiated. The transformation discussion moved to a focus on getting the institutions right. Institutions were defined as both the de facto and de jure rules and their enforcement. But since the de jure rules are much easier to identify and manipulate, the focus in the literature was mainly on the official sector such as the judicial system or the regulatory apparatus. This was unfortunate because in practice the acceptance of the de jure rules is constrained by the de facto norms and conventions that govern everyday life in any given society. The difficulty of getting institutions to ‘stick’ in the transforming societies proved to be much more difficult than merely manipulating formal institutions of governance. For rules to stick they must be to a considerable extent self-enforcing. Thus, we have entered the current stage of discussion in transition analysis, where the focus is on getting the culture right. (pg. 210)
Dat is dan de huidige toestand van 'politieke economie': een onderzoeksproject naar hoe je de 'cultuur' van een land 'goed kan krijgen'. (Het vuile antwoord is dat dit nagenoeg onmogelijk is om dit exogeen te doen.) 

Het hele punt van analytisch anarchisme - of van een positive politieke economie van anarchie - is om (1) de feitelijke werkelijkheid van 'anarchistische' situaties te onderzoeken en (2) te kijken hoe - theoretisch - we coöperatie kunnen hebben tussen totale vreemden (zonder exogeen instituut om deze interactie te garanderen/waarborgen of beschermen. 

Historisch heb je dan het werk van Bruce Benson, maar ook van anderen, over bijvoorbeeld de Law Merchant. Heden ten dage heb je dan Edward Stringham over internationale financiële instituten, van Peter Leeson over stammen in Afrika en Chris Coyne over post-oorlog situaties en de letterlijke chaos/anarchie die zich daar bevindt. 

Ik zou graag willen afsluiten met een deel van de conclusie van Boettke zelf - omdat hij het zo mooi omschrijft: 

I have argued that political economy was born out of a mystery and a puzzle. The mystery is, how did a complex division of labor among socially distant individuals emerge and serve as the basis of the wealth of modern civilization? In exploring this mystery economists came to highlight the mutual benefits of voluntary exchange and its self-reinforcing nature. However, this raised a serious puzzle for economists. There was a presumption toward voluntarism in human affairs, but in recognition that our nature is divided between a cooperative nature and an opportunistic nature we must figure out a way to curb our opportunistic side if we hope to realize the fruits of our cooperative side. (...)  Thus was born the argument for limited, but effective, government that was the core of classical liberal thought from John Locke, David Hume and Adam Smith to more contemporary writers such as Frank Knight, Ludwig von Mises, F.A. Hayek, Milton Friedman and James Buchanan. This solution, I have argued, must be found wanting for a variety of reasons. Instead, the sort of explorations in this book must be encouraged by scholars who understand the central mystery of economic life and are more optimistic that the puzzle of governance can be solved in a voluntaristic manner, rather than by the coercive nature of the state. Work along these lines in not only valuable at a fundamental theoretical level, but also of practical significance as well, as we attempt to wrestle with the great social transformations of our era.
En dat is precies mijn onderzoek - maar dan op het niveau van filosofie. En daarover meer in een latere post. 



zondag 8 juli 2012

Literatuurlijst tekst 1: Economic Calculation

De eerste tekst die terug te vinden valt in deze literatuurlijst heet voluit "Economic Calculation: the Austrian Contribution to Political Economy", van de hand van P. J. Boettke.

Voor mensen die nog geen kennis hebben gemaakt met de Oostenrijkse School heeft deze tekst zowel voor- als nadelen. Ik beschouw mijzelf als deel van "die mensen" - afgezien van een eerste paar schuchtere hoofdstukken uit G. Callahan's Economics for Real People - die slechts op een afstand al eens van deze vreemdsoortige theoretici hebben gehoord. Wat ik dan dacht als nadeel te (onder)vinden was een tekst van een niveau dat moeilijk bereikbaar is voor een leek. In zekere mate lijkt die vrees terecht aangezien het gaat om een paper van toch wel academisch niveau. Desalniettemin schrijft Boettke heel erg helder en precies, wat er voor zorgt dat je zelden het gevoel hebt dat er werkelijk té veel over je hoofd heen gaat.

Het voordeel van de tekst zit er hem dan ook in dat het onderwerp van de tekst, het concept "economic calculation", duidelijk wordt uitgelegd en gesitueerd. In de inleiding maakt Boettke duidelijk dat het zijn opzet is economic calculation als analytisch concept weer te geven, dit vervolgens te contrasteren met wat hij "socialist calculation" dubt en vervolgens weer te geven waar de verschillen en gelijkenissen tussen Mises enerzijds en Hayek anderzijds zich bevinden in dit debat. Wat ik zal proberen te doen in wat hierna volgt is enkele punten uit de tekst die ik zelf het interessantst vond even highlighten.

Op het einde van de inleiding haalt Boettke kort een verschil aan tussen Mises en Hayek, meer bepaald gaat het om het publiek dat zij elk respectievelijk beoogden te bereiken met hun werk. Hoewel buiten kijf mag staan dat wel een zekere mate van "intellectuele capaciteit" vereist is om hun werk te vatten, meent Boettke dat zij wel degelijk beiden een verschillend publiek trachten te bereiken. Daar waar "Mises wrote to a wider audience and for the ages, Hayek wrote for a particular time and place and to a narrow specialist audience." (p. 134) Dit heeft al los te maken met een punt wat ik later zal trachten te maken, meer bepaald de contextuele gebondenheid van het werk van beide auteurs. Hoewel het slechts een kleine nuance uitmaakt, lijkt het mij dat we deze gedachte in ons achterhoofd moeten houden wanneer we het werk van Mises dan wel Hayek lezen: de tijdsgeest binnen dewelke zij schreven én hun op-dat-ogenblik beoogde doelgroep.

De essentie van de tekst, zoals hier al eerder aangehaald, is aan te tonen dat om aan economische calculatie te doen, prijzen een noodzakelijkheid zijn. Mises wijst ons er hier op dat private eigendom daarvoor de basis vormen. De argumentatie, die uit drie stappen bestaat, gaat als volgt: (1) als men geen productiemiddelen in (private) eigendom kan hebben, is het onmogelijk een markt voor deze productiemiddelen te ontwikkelen. De ratio hier van ligt eerder voor de hand: ruil (bezoldigd of niet) kan pas rechtmatig gebeuren indien de goederen die geruild worden eigendom van de respectievelijke partijen zijn - zoniet is er sprake van diefstal. (2) Deze markt is noodzakelijk om de (markt)prijzen van deze productiemiddelen vast te stellen. (3) Indien er geen prijzen zijn om de relatieve schaarste van deze productiemiddelen weer te geven, dan zijn economische actoren niet in staat om op rationele wijze na te gaan wat valabele alternatieve zouden kunnen zijn. Anders gezegd, zij zouden niet in staat zijn om een keuze te maken tussen verschillende productiegoederen of kosten in te schatten.

"Economic calculation" is met het proces waarbij een actor ofwel de uitkomst van een "future action" tracht te achterhalen of de uitkomst, het effect van een "past action" tracht vast te stellen. Prijzen en a fortiori private eigendom zijn hiervoor, zoals gezien, noodzakelijk, daar zij de maatstaf zijn aan de hand waarvan de actor kan nagaan ("calculeren") of hij zijn middelen efficiënt heeft gealloceerd.

Het tweede deel van de tekst tracht "economic calculation" in zekere mate te positioneren of contrasteren met "socialist calculation". Het meest interessant hier lijkt mij het eerste van de twee antwoorden die socialisten gaven aan Mises' theorie. Dit antwoord hield in dat zij de kritiek van Mises erkennen, m.a.w. inzien dat een socialistische economie een inboeting aan efficiëntie (i.e. van allocatie van middelen) betekent. Immers, aangezien bepaalde of alle productiemiddelen zich niet langer in private eigendom bevinden, maakt dit een aanzienlijke aantasting van het oordeelsvermogen van actoren op de markt uit. Echter, zo argumenteren de socialisten, vinden zij dit verlies aan efficiëntie en bijgevolg ook welvaart aanvaardbaar in het licht van een meer "just distribution of income". De vraag die je je daarbij kan stellen is dubbel: (1) wie bepaalt in dat geval wat een 'rechtvaardige' inkomensverdeling zal zijn en (2) wat maakt dat een vrije en dus onbelemmerde markt niet rechtvaardig is? In het laatste geval lijkt (een) rechtvaardig(e inkomensverdeling) dan ook in termen van efficiëntie en allocatie van middelen uitgedrukt te zijn. Dit betekent, marktprijzen weerspiegelen welke consumptiegoederen het meest 'gewenst' zijn door de consument - rechtvaardigheid bestaat er in dat geval dan mogelijks in dat de vraag van de consument zo goed als mogelijk weerspiegeld wordt in prijzen, wat een onbelemmerde markt vereist. Economische calculatie als middel om (economische) rechtvaardigheid te bewerkstelligen?

In dezelfde eerdere blogpost is er al op gewezen dat één van de bijdragen van Hayek is geweest om aan te tonen kennis een belangrijke rol speelt binnen het marktproces en meer bepaald dat prijzen niet enkel een manier zijn om kennis over te dragen, maar ook kennis a.h.w. genereren.


Het is wat moeilijk een eind aan deze post te breien aangezien deze vooral uit wat losse gedachten (noem het een slechte samenvatting) bestaat die ik had bij het lezen van deze tekst. Zoals ik bij in het begin zei is dit een uitdagende tekst, maar juist daarom leerzaam.



Contributie

Daar waar de eerste blogpost vaak één van de moeilijkere is, kan hetzelfde gezegd worden van de post waarmee een nieuweling zich een plaatsje tracht te ellebogen. De komende paar weken is het mijn doel om zo goed of zo slecht als mogelijk deel te nemen aan de bespreking van de vakantieliteratuurlijst. Het ziet er naar uit dat een aantal van de teksten een behoorlijke uitdaging betekenen, maar dat is juist wat het leuk maakt, niet?


Groet,

Waffles

vrijdag 6 juli 2012

Literatuurlijst deel 3: Wanneer is rechtvaardigheid belangrijk?

Derde Artikel: When Justice Matters - David SchmidtzDeze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover. 


In deze tekst verdedigt Schmidtz zijn (iets of wat) alternatieve visie van recht(vaardigheid), waar ik me ergens wel toe aangetrokken voel - maar langs de andere kant ook weer niet. Schmidtz verdedigt een soort van rechtvaardigheidspluralisme, waarbij we op het niveau van theorie alleen maar verschillende principes van rechtvaardigheid kunnen beargumenteren, die we moeten gebruiken om bepaalde, concrete gebeurtenissen te interpreteren. Hij gebruikt de metafoor van een (geografische) kaart: verschillende kaarten benadrukken verschillende zaken en maken volledig abstractie van andere zaken: geen enkele kaart maakt op exact dezelfde manier abstractie en alle soorten kaarten hebben op verschillende momenten hun nut. Op dezelfde manier, aldus Schmidtz, heeft het recht verschillende principes en komt het erop neer om te zien wanneer welk principe belangrijk is.

My answer: theories are not arguments. They are maps. Like maps, theories are not reality. They are at best serviceable representations. They cannot be more than that (but they can be less; some maps are useless). No map represents the only reasonable way of seeing the terrain. We would be astounded if two cartography students independently assigned to map the same terrain came up with identical maps. It would not happen. Likewise, theorists working independently inevitably construct different theories. The terrain underdetermines choices they make about how to map it. Not noticing this, they infer from other theorists choosing differently that one of them is mistaken and that differences must be resolved.
Zeker geen oninteressant idee - maar het botst (precies) wel met mijn typisch natuurrechtelijk discours, dat ik geleerd heb van Nozick en Van Dun.

Schmidtz bespreekt dan het boek over social justice van een zekere Brian Barry, een egalitarist. Dit stukje is niet super boeiend. Maar hij gaat dan over te bespreken wanneer hij (Schmidtz) vindt dat theorieën van 'need', 'desert', 'merit' en 'equality' relevant kunnen zijn; in context specifieke situaties. 

De algemene methode die hij daar steeds toepast is het analyseren van deze principes in bepaalde contexten, door deze contexten verder te verfijnen. Bijvoorbeeld: de vraag 'wat heeft mijn kind nodig' is (o.a.) een afgeleide van de vraag 'wat zijn de mogelijkheden van mijn kind, hoe oud is mijn kind' etc. Een standaard antwoord kan op die manier verfijnd worden (door middel van de analytische methode). 

Het is een uitdagend project om 'justice' om deze manier te bespreken. En ik ben er nog altijd niet goed achter of ik wel akkoord ben. Hier is een mogelijke reactie: het is inderdaad waar dat er op een bepaald niveau een pluralisme aan rechtvaardigheid kan zijn - maar de eigendom-homesteading-vrijwillige overdracht theorie is op een hoger niveau belangrijker. Om de analogie van Schmidtz verder te zetten: de eigendomstheorie is de gehele kunst van kaarten maken, die de limieten van kaarten bepaalt. Of moeten we toch denken dat de eigendomstheorie op gelijkaardig niveau staat als alle andere kaarten? Het is een interessant onderwerp om over na te denken - en ik wou dat ik er meer zinnige zaken over kon zeggen dan ik op dit moment kan. 


dinsdag 3 juli 2012

Literatuurlijst deel 2: Liberalisme in de Spontane Orde Traditie

Tweede artikel: From Smith to Menger to Hayek: Liberalism in the Spontaneous Order Tradition Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover. 

In deze tweede tekst beschrijft professor Horwitz de 'spontane orde' traditie van het liberalisme. Horwitz beschrijft de spontane orde traditie als zowel (1) een onderzoeksproject als een (2) normatief idee - natuurlijk waarbij er een wederzijdse invloed is. Interessant is echter het volgende: 


(Spontaneous Order(s)) comprise practices, rules, institutions, and so forth that have developed not because human actors rationally foresaw their likely benefits and deliberately, consciously constructed them, but rather because they are unintended consequences of various human actors’ pursuit of their own purposes and plans. 
 Dit wordt vaak verkeerd begrepen. Natuurlijk wordt er niet bedoeld dat mensen willekeurig handelen, maar dat de overkoepelende orde een zekere graad van 'ongeplandheid' heeft. Zelfs de USSR had een 'spontane orde'; maar een redelijk negatief, gebaseerd op wantrouwen en manipulatie. Het interessante is dus niet zozeer 'is er een spontane orde'; maar 'welke instituties creëert positieve orde - en welke negatieve'. Te vaak zie ik liberalen spontane orde gelijkstellen met een positieve spontane orde - maar dit lijkt me verkeerd. Iets dat 'spontaan' ontstaat, kan ook negatief zijn - afhankelijk van de incentives en dergelijke die de individuele actoren hadden bij die orde.

Horwitz beschrijft het spontane orde project als volgt:
As their work shows, a spontaneous-order approach to the study of human action leads to a focus on three issues: (1) the limits of human reason arising from the inarticulate nature of much human knowledge; (2) the institutional arrangements that evolve to enable humans to make use of dispersed and tacit knowledge; and (3) the processes that hamper or foster the evolution of such institutions.
Dit lijkt me een goede beschrijving. Merk - alweer - op dat dit ook het geval is in 'negatieve' spontane ordes: ook daar gaat het over de limieten van menselijke kennis (vb. om uit de negatieve spiraal te geraken), de instituties die gebruik maken van 'beperkte kennis' - maar vb. wel uitgebreide macht over mensen hebben en processen die de tot standkoming van deze ordes promoten en belemmeren. Waarwij het dus positief is dat negatieve spontane ordes voorkomen worden - en vice versa! 

Horwitz vervolgt met het beschrijven van de bijdragen van Smith, Menger en Hayek. Het fundamentele punt bij alle drie is dat ze

(1) bestudeerden hoe instituties beperkt altruïstische motieven toch kunnen vertalen naar uitkomsten die de algemene samenleving dienen - doorgaans samengevat als de instituties van de marktsamenleving.
(2) het analyseren van het concrete proces dat aanleiding geeft tot het ontstaan van deze instituties (subjectieve voorkeuren gecombineerd met al bepaalde normen, die leiden tot macro uitkomsten)
(3) de beperkte kennis van individuele actoren; waardoor dat mechanismen ontstaan die daar mee om kunnen gaan; economische competitie - de uitkomst er van iig - is zo'n proces.

Een functionele omschrijving van instituties, kan de volgende zijn:
Institutions limit what we need to know in order to act successfully; they allow us to form more accurate expectations about the behavior of others without detailed knowledge of them.
Gegeven deze definitie: kunnen er dan negatieve instituties zijn, zoals de USSR? Ik zou zeggen: ook de politieke context van de USSR 'minimaliseerde' op de kennis die ze nodig hadden om te handelen maar minimaliseerde op de verkeerde manier, met alle gevolgen van dien. Het lijkt me interessant om te denken over samenlevingen zoals de USSR als 'instituties die economiseren op informatie op de verkeerde manier' - los van eventuele machtsproblemen die er ook waren. Het marktproces, daarentegen, economiseert (om redenen die we in de vorige tekst hebben gezien) op de correcte informatie.

Wat denk jij van de spontane orde traditie?





maandag 2 juli 2012

Quotes Worth Thinking

"A person's life is an unfolding narrative in which choices are continuously confronted, choices that may determine both subsequent constraints and subsequent preferences." 
James Buchanan - The Relatively Absolute Absolute's

zondag 1 juli 2012

Literatuurlijst deel 1: Economic Calculation

Eerste artikel: Economic Calculation as the Austrian Contribution Deze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover. 

In dit artikel tracht Pete Boettke het belang van Economische Calculatie uit te leggen; volgens hem de belangrijkste bijdrage van de Oostenrijkse school. Persoonlijk ga ik daar mee akkoord: alle inzichten in de Oostenrijkse school leiden naar en vertrekken uit het belang van economische calculatie. 

De essentie van het argument is dat je prijzen nodig hebt om aan economische calculatie te doen. Prijzen vooronderstellen eigendom, ruil en (in een geavanceerde economie) geld. Een socialistische economie - per definitie, volgens Mises - heeft geen private eigendom, daar het de verabsolutering is van publieke eigendom. Er is maar 1 economische actor, die niet kan ruilen. Derhalve zijn er geen prijzen en is economische calculatie onmogelijk. 

Echter; economische calculatie - aldus Mises en Hayek - is noodzakelijk om iets of wat van een rationele economie te hebben: zonder economische calculatie is er enkel chaos op een fundamenteel niveau. Laten we dus trachten te begrijpen wat deze chaos is. 

De kernvraag is: op elk gegeven moment hebben we allemaal technologische mogelijkheden. Maar hoe weten we welk van deze technologische mogelijkheden ook economisch efficient is: gebruiken we goud of koper voor elektriciteitskabels? Goud is 'technisch' beter, maar koper is 'economisch' beter; want een lagere opportuniteitskost in de ogen van de consumenten. Boettke beschrijft dit heel uitvoerig en ik kan alleen maar aanraden zijn beschrijving goed te bestuderen.

De essentie van het idee kan je nalezen in het artikel. Waar ik me op zou willen focussen is het idee dat hij beschrijft op pagina 8 van de pdf (pg. 145) 
"In addition to the complexity argument that most scholars read in Hayek, there is an argument (...) that the knowledge required for economic calculation is available only within the market process itself. Outside of that context and this knowledge does not exist." 
Het punt is dus werkelijk - op een fundamenteel niveau - een ontologisch probleem. De kennis bestaat niet buiten het process om. Het process genereert de kennis dat we nodig hebben om aan economische calculatie te doen. Het is dus niet simpelweg een manier om bestaande kennis te vinden; maar een manier om kennis te creëren dat betekenisvol is. 

De reden waarom dit is (en dit is mijn interpretatie ervan) is omdat een 'prijs' een betekenisvol aggregaat is van mensen die marginale beslissingen nemen over goederen en diensten. Ik kies of ik iets wens of niet. Dit is het hele fenomeen van 'demonstrated preferences'; ik bewijs dat ik echt iets wil/verkies door te handelen op basis van verwachte kosten en verwachte baten. Maar buiten het marktproces om - als mijn keuze niet 'oprecht' kan zijn, dan bestaat deze kennis niet. Het is als een volledige economie draaien op hypothesen: 'stel dat je x moet opgeven en y verkrijgt; zou je het doen'? Dit soort vragen zijn leuk als intellectuele spielerei; maar zeggen niets fundamenteel over wat jij wilt en niet. Als we een gehele economie op dit fenomeen laten functioneren; dan hebben we niet de kennis gegenereerd die we nodig hebben; enkel de uitkom van een verzameling raadsels die mensen vrijblijvend oplosten.

Het marktproces echter 'dwingt' mensen van deze keuzes te maken, waardoor de informatie oprecht is. 

Dat lijkt mij het fundamentele belang van economische calculatie: niet dat het kennis verwerft, maar dat het überhaupt de kennis creëert die nodig is voor betekenisvolle economische handelingen. 

Wat denkt u? En zijn er andere dingen in het artikel die u zou willen opmerken?