Dit boek is in de eerste plaats een filosofisch werk en in de tweede plaats een economisch werk. Het is filosofisch omdat het belangrijkste punt van het boek is dat de argumenten voor een welvaartstaat (hij onderscheid 3 strekkingen; daarover direct meer) minstens dubieus en hoogstwaarschijnlijk gewoon verkeerd zijn. Het is economisch omdat hij ook nog eens (maar dit is minder zijn punt) de economische gevolgen van de welvaartstaat (in Amerika) en de problemen die daarbij zijn en zullen ontstaan aanduidt.
In het eerste hoofdstuk bespreekt hij bijvoorbeeld het nakende einde van de welvaartstaat, puur met referentie naar de cijfers dat het simpelweg niet meer betaalbaar is. (Voor de verwarde lezer: ja, ook de Verenigde Staten van Amerika heeft een (uitgebreide) welvaartstaat, op het lokale, statelijke en federale niveau.) Hij beschrijft hier ook nog de gevolgen van de welvaartstaat op armoede en toont aan, met de cijfers die hij gebruikt (dit is altijd een belangrijke qualifier) dat de welvaartstaat niet bepaald een succes is, ook niet als je het vergelijkt met de vrijwillige instituties die daarvoor bestonden.
In het tweede en derde hoofdstuk bespreekt hij (de filosofische en historische grondslagen van) een 'recht op welvaart' (vrije, maar niet accurate, vertaling van 'welfare right'.) Hij beschrijft hoe deze sociale (of 'positieve') rechten verschillen van de oude concepten van 'life, liberty and property', zonder echt een waardeoordeel te vellen. En hij beschrijft hoe de verschuiving in de redenering van rechten zich doorgezet heeft in de Amerikaanse geschiedenis. Misschien niet super relevant voor Europeanen, maar het is wel interessant om te zien. Zeker mensen die geschiedenis hebben gestudeerd, zouden geïnteresseerd kunnen zijn om parallellen te trekken met onze landen. Maar het belangrijkste deel van het boek zijn niet de eerste 3 hoofdstukken, die zijn in essentie inleidend. Het begint met het beschrijven van de crisis van de welvaartstaat, het beschrijven van wat de welvaartstaat betekent in termen van recht (en het verschil met de visie van vroeger) en hoe deze verandering is opgetreden. De essentie van het boek is echter hoofdstuk 4 tot 6, waarin hij 3 verschillende verzamelingen van argumenten bespreekt die pleiten voor de welvaarstaat.
De 3 groepen die Kelley onderscheid zijn ten eerste het argument van economische vrijheid en risico, ten tweede het argument van solidariteit en ten derde het argument van een gemeenschap (opvallend is overigens dat hij Rawls in deze derde categorie plaatst; maar de manier waarop hij Rawls leest (die zeker niet al te raar is) verklaart dit.
Het argument van economische vrijheid is het bekende verhaal van positieve vrijheden: wat ben je met het recht op eigendom als je geen eigendom hebt? En word je niet aan agressie onderworpen als je ontslagen wordt? Kelley zijn basisargument is, in essentie, het klassiek liberale verhaal van vrijwillige coöperatie en het feit dat economische vooruitgang minder risico betekent, in plaats van meer.
Het argument van 'solidariteit' countert Kelley met de benadering dat 'altruïsme' niet de enige soort van deugd is (en zeker niet de meest dominante) die mensen behoren te hebben. (Kelley heeft een verleden als een Randiaans-objectivisit, maar - gelukkig - is zijn discours hier genuanceerder dan sommige andere Randianen die ik al heb ontmoet. Ik vind dat hij soms nog iets te los over altruïsme heengaat. Iemand die bekend is met de Randiaanse visie begrijpt dat Kelley iets anders bedoelt met altruïsme dan wat mensen daar doorgaans onder verstaan, maar potentiele lezers zouden toch afgeschrikt kunnen worden.) Kelley benadrukt de noodzaak aan verantwoordelijkheid bij mensen die steun krijgen, de onmogelijkheid van de overheid om te kunnen onderscheiden tussen mensen die pech hebben en mensen die doorhun eigen keuzes in de armoede zitten. Kelley hanteert ook (impliciet) het argument dat mensen die door hun eigen keuzes (i.e. herhaaldelijk onverantwoordelijk gedrag) in de armoede zitten, niet (of nauwelijks) een claim kunnen hebben op 'recht op hulp'. Ik ben niet zeker of iedereen met deze morele claim akkoord zal gaan. Goed is dat Kelley (terecht) beargumenteert dat private voorzieningen diverser kunnen zijn en meer toegespitsts op een gever-krijger relatie (en dus meer verantwoordelijkheid zou benadrukken). Heel goed is dat Kelley ook het aantal private donaties die nu nog buiten de welvaarstaat gelden, aanhaalt (en deze cijfers zijn redelijk groot). Uitstekend is dat hij ook (terecht) aanklaagt hoe de huidige welvaartstaat (in Amerika) door collectivisering van een groot stuk van de solidariteit de opties van mensen in nood beperkt en strenge, privacy invaserende regels oplegt. Natuurlijk hebben de mensen die steun krijgen nog keuzes, maar deze worden door de overheid sterk beperkt (met de onderdanigheid die daarmee gepaard gaat). Kelley is ook geen utopist: hij wijst er terecht op dat private solidariteit ook zal werken met regels (en deze kunnen ook streng zijn), maar een privaat systeem zou veel diverser zijn, met veel meer keuzes om te geven en om te krijgen, waar iedereen alleen maar zal bij winnen.
De laatste groep aan argumenten die Kelley aanvalt is het concept van 'de gemeenschap', i.e. de communautarians. Zij beweren dat de overheid - en de welvaartstaat - in essentie een 'gemeenschap' betekent, waarbij solidariteit (via de staat) essentieel is. Net zoals je niet elke euro telt die naar je ouders gaat (of vice versa) zo is solidariteit via de staat ook ok. We zijn opegegroeid in een samenleving, dus zijn we ook iets schuldig aan die samenleving. Kelley wijst hier terecht op dat het een non sequitur is om uit het feit dat wij geholpen worden door onze ouders, opgroeien samen met vrienden, leven in een wereld gevormd door genieën als Newton en Edison, het daaruit volgt dat mensen aan de andere kant van de stad/staat/land zomaar een welvaartsclaim hebben op onze middelen. (Ik zou hier zelfs aan toevoegen: zij hebben ook die erfenis: waarom zou ik niet bij hen mogen aankloppen? Simpelweg omdat zij armer zijn en ik rijker, betekent toch niet dat zij bij mij mogen aankloppen? Puur op basis van het argument van 'gemeenschap' kan je dat niet beargumenteren; je hebt daar bijkomende argumenten voor nodig.) Tegenover dit concept van gemeenschap plaats Kelley de 'contract-samenleving', i.e. de samenleving van private eigendom en vrijwillige associatie. (Ik zou zelf niet voor de term 'contractsamenleving' gekozen hebben; met de meeste mensen waarmee ik associeer heb ik geen 'contract'; maar dat is een minder relevant punt.)
David Kelley heeft een uitstekend boek geschreven. Zoals op de flap van het boek staat: "Anyone interested in the moral legitimacy of the welfare state must deal with the arguments in this book." Ik ken maar weinig boeken die op dergelijke wijze de morele funderingen van het concept de welvaartstaat onderuit haalt. Ik ben hier niet uitgebreid op al zijn argumenten ingegaan, maar ik kan verzekeren dat hij een breed waaier aan argumenten voor de welvaartstaat bespreekt.
Natuurlijk is afstappen van de welvaartstaatfetisj niet eenvoudig: we zijn er mee opgegroeid, mensen die de politiek in willen gaan niet populair worden met hiertegen te pleiten (en het zou het afstaan zijn van macht als ze daarvoor pleiten) en meer van dat fraais. Maar het boek is een uitstekend intellectueel geheel en mensen die de welvaartstaat verdedigen behoren op deze argumenten in te gaan. Natuurlijk is het utopisch om te verwachten dat ze dit zullen doen, maar Kelley heeft in ieder geval zijn taak met verve volbracht. Ik kan het boek aan iedereen aanraden, zeker nu ook de crisis bij ons in de welvaartstaat problematisch wordt.
De leukste quote die ik me herinner vind je op pagina 60:
Ik zou graag nog en plus even 2 reviews (de enige 2 die negatief waren) op amazon wensen te bespreken - die ik typisch vind.
De eerste review (integraal):
Ten tweede: wijzen op het feit dat er 'armen' zijn, is geen weerlegging van het boek. Het boek beargumenteert onder andere (op basis van logica en cijfers) dat de welvaartstaat vaak armoede verergert, i.e. dat het onbedoelde effecten heeft die waarschijnlijk geen onderdeel waren van het oorspronkelijke plan.
Ten derde: erop wijzen dat Kelley het goed heeft, is geen enkel tegenargument tegen de teneur van het boek. (Overigens: zoals al vaak aangewezen, is 'welvaart' nauwelijks een indicator van politieke voorkeur.
Ten vierde: de term 'de armen' is 'demeaning'? Dus de volgende keer dat Obama pleit om 'de armen' te helpen, is hij demeaning? Ik zie niets problematisch aan het erkennen dat sommigen het minder hebben dan anderen. Dat is een feit, geen waardeoordeel.
Enfin; als dit de teneur is van de 'kritiek' op Kelley, dan denk ik dat de intellectueel verantwoorde steun voor de welvaartstaat dubieus is.
In het eerste hoofdstuk bespreekt hij bijvoorbeeld het nakende einde van de welvaartstaat, puur met referentie naar de cijfers dat het simpelweg niet meer betaalbaar is. (Voor de verwarde lezer: ja, ook de Verenigde Staten van Amerika heeft een (uitgebreide) welvaartstaat, op het lokale, statelijke en federale niveau.) Hij beschrijft hier ook nog de gevolgen van de welvaartstaat op armoede en toont aan, met de cijfers die hij gebruikt (dit is altijd een belangrijke qualifier) dat de welvaartstaat niet bepaald een succes is, ook niet als je het vergelijkt met de vrijwillige instituties die daarvoor bestonden.
In het tweede en derde hoofdstuk bespreekt hij (de filosofische en historische grondslagen van) een 'recht op welvaart' (vrije, maar niet accurate, vertaling van 'welfare right'.) Hij beschrijft hoe deze sociale (of 'positieve') rechten verschillen van de oude concepten van 'life, liberty and property', zonder echt een waardeoordeel te vellen. En hij beschrijft hoe de verschuiving in de redenering van rechten zich doorgezet heeft in de Amerikaanse geschiedenis. Misschien niet super relevant voor Europeanen, maar het is wel interessant om te zien. Zeker mensen die geschiedenis hebben gestudeerd, zouden geïnteresseerd kunnen zijn om parallellen te trekken met onze landen. Maar het belangrijkste deel van het boek zijn niet de eerste 3 hoofdstukken, die zijn in essentie inleidend. Het begint met het beschrijven van de crisis van de welvaartstaat, het beschrijven van wat de welvaartstaat betekent in termen van recht (en het verschil met de visie van vroeger) en hoe deze verandering is opgetreden. De essentie van het boek is echter hoofdstuk 4 tot 6, waarin hij 3 verschillende verzamelingen van argumenten bespreekt die pleiten voor de welvaarstaat.
De 3 groepen die Kelley onderscheid zijn ten eerste het argument van economische vrijheid en risico, ten tweede het argument van solidariteit en ten derde het argument van een gemeenschap (opvallend is overigens dat hij Rawls in deze derde categorie plaatst; maar de manier waarop hij Rawls leest (die zeker niet al te raar is) verklaart dit.
Het argument van economische vrijheid is het bekende verhaal van positieve vrijheden: wat ben je met het recht op eigendom als je geen eigendom hebt? En word je niet aan agressie onderworpen als je ontslagen wordt? Kelley zijn basisargument is, in essentie, het klassiek liberale verhaal van vrijwillige coöperatie en het feit dat economische vooruitgang minder risico betekent, in plaats van meer.
Het argument van 'solidariteit' countert Kelley met de benadering dat 'altruïsme' niet de enige soort van deugd is (en zeker niet de meest dominante) die mensen behoren te hebben. (Kelley heeft een verleden als een Randiaans-objectivisit, maar - gelukkig - is zijn discours hier genuanceerder dan sommige andere Randianen die ik al heb ontmoet. Ik vind dat hij soms nog iets te los over altruïsme heengaat. Iemand die bekend is met de Randiaanse visie begrijpt dat Kelley iets anders bedoelt met altruïsme dan wat mensen daar doorgaans onder verstaan, maar potentiele lezers zouden toch afgeschrikt kunnen worden.) Kelley benadrukt de noodzaak aan verantwoordelijkheid bij mensen die steun krijgen, de onmogelijkheid van de overheid om te kunnen onderscheiden tussen mensen die pech hebben en mensen die doorhun eigen keuzes in de armoede zitten. Kelley hanteert ook (impliciet) het argument dat mensen die door hun eigen keuzes (i.e. herhaaldelijk onverantwoordelijk gedrag) in de armoede zitten, niet (of nauwelijks) een claim kunnen hebben op 'recht op hulp'. Ik ben niet zeker of iedereen met deze morele claim akkoord zal gaan. Goed is dat Kelley (terecht) beargumenteert dat private voorzieningen diverser kunnen zijn en meer toegespitsts op een gever-krijger relatie (en dus meer verantwoordelijkheid zou benadrukken). Heel goed is dat Kelley ook het aantal private donaties die nu nog buiten de welvaarstaat gelden, aanhaalt (en deze cijfers zijn redelijk groot). Uitstekend is dat hij ook (terecht) aanklaagt hoe de huidige welvaartstaat (in Amerika) door collectivisering van een groot stuk van de solidariteit de opties van mensen in nood beperkt en strenge, privacy invaserende regels oplegt. Natuurlijk hebben de mensen die steun krijgen nog keuzes, maar deze worden door de overheid sterk beperkt (met de onderdanigheid die daarmee gepaard gaat). Kelley is ook geen utopist: hij wijst er terecht op dat private solidariteit ook zal werken met regels (en deze kunnen ook streng zijn), maar een privaat systeem zou veel diverser zijn, met veel meer keuzes om te geven en om te krijgen, waar iedereen alleen maar zal bij winnen.
De laatste groep aan argumenten die Kelley aanvalt is het concept van 'de gemeenschap', i.e. de communautarians. Zij beweren dat de overheid - en de welvaartstaat - in essentie een 'gemeenschap' betekent, waarbij solidariteit (via de staat) essentieel is. Net zoals je niet elke euro telt die naar je ouders gaat (of vice versa) zo is solidariteit via de staat ook ok. We zijn opegegroeid in een samenleving, dus zijn we ook iets schuldig aan die samenleving. Kelley wijst hier terecht op dat het een non sequitur is om uit het feit dat wij geholpen worden door onze ouders, opgroeien samen met vrienden, leven in een wereld gevormd door genieën als Newton en Edison, het daaruit volgt dat mensen aan de andere kant van de stad/staat/land zomaar een welvaartsclaim hebben op onze middelen. (Ik zou hier zelfs aan toevoegen: zij hebben ook die erfenis: waarom zou ik niet bij hen mogen aankloppen? Simpelweg omdat zij armer zijn en ik rijker, betekent toch niet dat zij bij mij mogen aankloppen? Puur op basis van het argument van 'gemeenschap' kan je dat niet beargumenteren; je hebt daar bijkomende argumenten voor nodig.) Tegenover dit concept van gemeenschap plaats Kelley de 'contract-samenleving', i.e. de samenleving van private eigendom en vrijwillige associatie. (Ik zou zelf niet voor de term 'contractsamenleving' gekozen hebben; met de meeste mensen waarmee ik associeer heb ik geen 'contract'; maar dat is een minder relevant punt.)
David Kelley heeft een uitstekend boek geschreven. Zoals op de flap van het boek staat: "Anyone interested in the moral legitimacy of the welfare state must deal with the arguments in this book." Ik ken maar weinig boeken die op dergelijke wijze de morele funderingen van het concept de welvaartstaat onderuit haalt. Ik ben hier niet uitgebreid op al zijn argumenten ingegaan, maar ik kan verzekeren dat hij een breed waaier aan argumenten voor de welvaartstaat bespreekt.
Natuurlijk is afstappen van de welvaartstaatfetisj niet eenvoudig: we zijn er mee opgegroeid, mensen die de politiek in willen gaan niet populair worden met hiertegen te pleiten (en het zou het afstaan zijn van macht als ze daarvoor pleiten) en meer van dat fraais. Maar het boek is een uitstekend intellectueel geheel en mensen die de welvaartstaat verdedigen behoren op deze argumenten in te gaan. Natuurlijk is het utopisch om te verwachten dat ze dit zullen doen, maar Kelley heeft in ieder geval zijn taak met verve volbracht. Ik kan het boek aan iedereen aanraden, zeker nu ook de crisis bij ons in de welvaartstaat problematisch wordt.
De leukste quote die ik me herinner vind je op pagina 60:
The Welfare state is a set of institutions that emerged at a specific point in history, the response to a particular situation by thinkers and activists operating on a particular set of assumptions. There was nothing inevitable about it.
Ik zou graag nog en plus even 2 reviews (de enige 2 die negatief waren) op amazon wensen te bespreken - die ik typisch vind.
De eerste review (integraal):
I couldn't even finish this book. The only thing about it worse than the rigor mortis prose style was the innanity of the view expressed. According to Kelley, society will be magically transformed into Utopia once we start acting selfishly. Hmmmm. And I suppose elephants fly and the moon is made of cheese, too. This book's argument, such as it is, would be downright comic if it weren't so pathetically boring.De auteur maakt, overduidelijk, een stropop van het boek. Kelley geeft herhaaldelijk toe dat het geen panacee is waar hij voor pleit, maar dat de economische analyse een comperatieve is. Het gaat hem ook vooral over de morele argumenten voor de welvaartstaat; die hij verkeerd vindt (en de redenen waarom). De auteur van deze review verwerpt het punt. Hij kan daar, waarschijnlijk, om emotionele redenen niet mee leven, vandaar deze reactie. Maar hij geeft er geen tegenargumenten voor. Over emotionaliteit gesproken, is de 2de review nog erger (ook integraal geciteerd):
How dare David Kelly attack welfare? Using demeaning terms like, poor people, Kelly becomes an imcompasionate fool. The majority of us don't know about poverty. But, then it is our to use it to help people is evil. This book ignores the needs of welfare and even says it responsibilty to help- in terms of welfare or other social programs. Somebody has the power help. Pretending they don't so they don't need encourages "perverse" actions. David Kelly, I'm sure an acomplished author and financially secure, has no right to make a judegemnt of this type. He doesn't need to worry about the bare essentials. For those who would like a true, harsh, and raw persepctive from, as Kelly puts it, the poor, please read "Amazing Grace" by Jonathan Kozol. I would like to see how Kelly would respond after being in the shoes of the people in the slums and ghettos.Ten eerste: Kelley valt de welvaartstaat aan en de filosofische onderbouwingen van 'welvaartsrechten'. Hij ontkent nergens dat sommige mensen problemen hebben en hij stelt terecht dat mensen goed zijn als ze deze helpen. Maar dat is iets anders van voorstander zijn van dit systeem te monopoliseren.Kelly may not be evil, but his intentions are wrong and only in his self interest.
Ten tweede: wijzen op het feit dat er 'armen' zijn, is geen weerlegging van het boek. Het boek beargumenteert onder andere (op basis van logica en cijfers) dat de welvaartstaat vaak armoede verergert, i.e. dat het onbedoelde effecten heeft die waarschijnlijk geen onderdeel waren van het oorspronkelijke plan.
Ten derde: erop wijzen dat Kelley het goed heeft, is geen enkel tegenargument tegen de teneur van het boek. (Overigens: zoals al vaak aangewezen, is 'welvaart' nauwelijks een indicator van politieke voorkeur.
Ten vierde: de term 'de armen' is 'demeaning'? Dus de volgende keer dat Obama pleit om 'de armen' te helpen, is hij demeaning? Ik zie niets problematisch aan het erkennen dat sommigen het minder hebben dan anderen. Dat is een feit, geen waardeoordeel.
Enfin; als dit de teneur is van de 'kritiek' op Kelley, dan denk ik dat de intellectueel verantwoorde steun voor de welvaartstaat dubieus is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten