Thinking About Social Thinking: The Philosophy of the Social Sciences ~ Anthony Flew
De eerste review gaat over het (kleine) boekje 'Thinking about social Thinking'. In een kleine 224 pagina's schrijft Flew over hoe er gedacht wordt (en hoe er gedacht behoort te worden) in de humane wetenschappen - en doet dit met verve.
Het leuke - maar ook irritante - aan het boekje is de gigantische hoeveelheid verschillende zaken die er behandeld worden. (Er is, gelukkig, altijd wel een rode draad.)
Enkele leuke voorbeelden. Hij beschrijft hoe linguïstisch onderzoek men tot de conclusie is gekomen dat, in essentie, alle talen even 'goed' zijn. Of deze conclusie juist is of niet; laat hij in het midden. Maar hij wijst erop dat iemand die zoiets zegt ook aan een waardenbepaling doet - van gelijkaardige aard als iemand die zou zeggen dat een bepaalde taal beter is dan een andere.
Een ander leuk voorbeeld is hoe hij sociologen die over opvoeding schrijven bespreekt. Hij wijst er bijvoorbeeld op dat (enkele dominante zogenaamde autoriteiten) ongelijkheid van kansen bewijzen uit het feit dat sommigen betere resultaten halen dan anderen: "Boudon defines 'inequality of educational oppurtunity' as 'differences in the level of educational attainment according to social background'. Het probleem dat Boudon maakt, is het confliceren van 2 verschillende noties: 'he is failing to distinguish: on the one hand, the question whether contestatns were treated fairly - whether, that is, they were all accorded the chance to compete on equal terms; and on the other hand, the question of who, even given such ideally fair competitive conditions, was in fact most likely to win.' Daaraan voegt Flew ineens iets enorm belangrijk aan toe: 'the actual chance of succes will be equal for all contestants only if and where those contestants all happen to be in all relevant respects equall well endowed and equall wel disposed.'
De vraag is: is dat wel mogelijk en, misschien belangrijker, wenselijk als politiek doel?
Een favoriet doelwit van Flew is Marx, Engels en de hele beweging van het wetenschappelijk socialisme. Nu moet er wel, eerlijkheidshalve, opgemerkt worden dat Flew zelf eerder in libertarische kringen bevindt - en bijvoorbeeld al een prijs heeft gekregen van het Amerikaanse Ludwig von Mises Institute - maar dit mag bezwaarlijk een argument zijn om de argumenten die Flew formuleert tegen het wetenschappelijk socialisme/Marxisme a priori te niet te doen. Ook moet er opgemerkt worden dat Flew soms zelfs met instemming uit het verzameld werk van Marx en Engels citeert - een instemming die ik, zover ik me herinner, doorgaans wel kon delen.
Een leuk voorbeeld van hoe hij het bekritiseert, is als hij eerst Marx citeert die zegt: 'no social order is ever destroyed before all the productive forces for which it is sufficient have been developed, and new superior relations of production never replace older ones before the material conditions for their existence have matured within the framework of the old society'. Lenin stelt daarentegen: 'Russia has not attained the level of development of productive froces that makes socialism possible', but countering it by asking: 'if a definite level of culture is required for the building of socialism... why cannot we begin by first creating the prerequisites for that definite level of culture in a revolutionary way, and then ... proceed to overtake the other nations?" Flew antwoordt: 'no reason, perhaps no reason at all - except that by making your revolution in one of the least advanced capitalist contries and thereafter building socialism you are bound to falsify (to show to be false, that is) the scientific pretensions of your own so-called scientific socialism.' Ik moest toch even grinniken bij deze formulering - alhoewel ze strikt genomen niet per se waar moet zijn. Lenin zou kunnen zeggen dat Marx simpelweg fout zat met zijn eerste stelling (alleen; in welke mate zou dan de gehele 'wetten van de geschiedenis'-doctrine op losse schroeven komen te staan?
Ook interessant is dat hij een Marxistische auteur bespreekt die het een heel boek heeft over de problemen van het monopoliekapitalisme en racisme - logischerwijze inherent aan het kapitalisme - maar wel geen enkel voorbeeld kan geven van een monopoliebedrijf of een voorbeeld van een racistisch individu. Op dat laatste haalt hij - net zoals Thomas Sowell zo vaak heeft gedaan - aan dat er een grote drogreden zit in de redenering dat vermits een bepaalde bevolkingsgroep x procent van de bevolking vertegenwoordigd, ze wel gediscrimineerd moet zijn (positief of negatief) indien ze niet x procent van elke willekeurige subgroep vertegenwoordigd. Bijvoorbeeld; als er 10% homoseksuelen zijn, dan zou 10% van elke zwemmeester, politicus, bedrijfsleider, dokter, ... ook een homoseksueel 'moeten' zijn; anders wordt er wel gediscrimineerd. De drogreden is dat dit niet meer is dan een assumptie: het zou met even veel recht en reden kunnen dat er andere redenen zijn - cultureel, sociaal, psychologisch, historisch, etc. -die niets met discriminatie te maken hebben, die er voor zorgen dat een welbepaalde groep over- of ondervertegenwoordigd is.
Meer fundamenteel, in antwoord op het Marxistische 'de staat zal afsterven', stelt hij - terecht, in mijn ogen - 'But, if anything ever has been utopian rather than scientific, it is the assertion that organisations with monopolies on military and police power are bound, once they are fulfilling no functions to outsiders, to wither away.'
Dit zijn maar enkele anekdotes die ik het onthouden uit het boek. De auteur bespreekt een hele waaier van sociologische onderzoeken, (vaak gemaakte) denkfouten en meer van dat soort zaken. Hij legt een grote nadruk op handelingen, de gevolgen van handelingen in een wijdverspreide context (hij bespreekt ook Adam Smith's zijn invisible hand idee), de mogelijkheden tot kennis in de humane wetenschappen, de relatie tussen feiten en ideeën, de verhouding tussen feiten en waarden (de value-free controversy in de wetenschappen), objectiviteit, subjectiviteit, relatieve en absolute waarheden, en het gedrag van mensen bij het vergaren van (nieuwe) kennis (vooral als het in gaat tegen hun ideologische vooronderstellingen.)
Iedereen die zichzelf serieus wenst te nemen in de sociale wetenschappen in het algemeen en de sociologie in het bijzonder zou dit boek een serieuze aandacht moeten geven.
Het leuke - maar ook irritante - aan het boekje is de gigantische hoeveelheid verschillende zaken die er behandeld worden. (Er is, gelukkig, altijd wel een rode draad.)
Enkele leuke voorbeelden. Hij beschrijft hoe linguïstisch onderzoek men tot de conclusie is gekomen dat, in essentie, alle talen even 'goed' zijn. Of deze conclusie juist is of niet; laat hij in het midden. Maar hij wijst erop dat iemand die zoiets zegt ook aan een waardenbepaling doet - van gelijkaardige aard als iemand die zou zeggen dat een bepaalde taal beter is dan een andere.
Een ander leuk voorbeeld is hoe hij sociologen die over opvoeding schrijven bespreekt. Hij wijst er bijvoorbeeld op dat (enkele dominante zogenaamde autoriteiten) ongelijkheid van kansen bewijzen uit het feit dat sommigen betere resultaten halen dan anderen: "Boudon defines 'inequality of educational oppurtunity' as 'differences in the level of educational attainment according to social background'. Het probleem dat Boudon maakt, is het confliceren van 2 verschillende noties: 'he is failing to distinguish: on the one hand, the question whether contestatns were treated fairly - whether, that is, they were all accorded the chance to compete on equal terms; and on the other hand, the question of who, even given such ideally fair competitive conditions, was in fact most likely to win.' Daaraan voegt Flew ineens iets enorm belangrijk aan toe: 'the actual chance of succes will be equal for all contestants only if and where those contestants all happen to be in all relevant respects equall well endowed and equall wel disposed.'
De vraag is: is dat wel mogelijk en, misschien belangrijker, wenselijk als politiek doel?
Een favoriet doelwit van Flew is Marx, Engels en de hele beweging van het wetenschappelijk socialisme. Nu moet er wel, eerlijkheidshalve, opgemerkt worden dat Flew zelf eerder in libertarische kringen bevindt - en bijvoorbeeld al een prijs heeft gekregen van het Amerikaanse Ludwig von Mises Institute - maar dit mag bezwaarlijk een argument zijn om de argumenten die Flew formuleert tegen het wetenschappelijk socialisme/Marxisme a priori te niet te doen. Ook moet er opgemerkt worden dat Flew soms zelfs met instemming uit het verzameld werk van Marx en Engels citeert - een instemming die ik, zover ik me herinner, doorgaans wel kon delen.
Een leuk voorbeeld van hoe hij het bekritiseert, is als hij eerst Marx citeert die zegt: 'no social order is ever destroyed before all the productive forces for which it is sufficient have been developed, and new superior relations of production never replace older ones before the material conditions for their existence have matured within the framework of the old society'. Lenin stelt daarentegen: 'Russia has not attained the level of development of productive froces that makes socialism possible', but countering it by asking: 'if a definite level of culture is required for the building of socialism... why cannot we begin by first creating the prerequisites for that definite level of culture in a revolutionary way, and then ... proceed to overtake the other nations?" Flew antwoordt: 'no reason, perhaps no reason at all - except that by making your revolution in one of the least advanced capitalist contries and thereafter building socialism you are bound to falsify (to show to be false, that is) the scientific pretensions of your own so-called scientific socialism.' Ik moest toch even grinniken bij deze formulering - alhoewel ze strikt genomen niet per se waar moet zijn. Lenin zou kunnen zeggen dat Marx simpelweg fout zat met zijn eerste stelling (alleen; in welke mate zou dan de gehele 'wetten van de geschiedenis'-doctrine op losse schroeven komen te staan?
Ook interessant is dat hij een Marxistische auteur bespreekt die het een heel boek heeft over de problemen van het monopoliekapitalisme en racisme - logischerwijze inherent aan het kapitalisme - maar wel geen enkel voorbeeld kan geven van een monopoliebedrijf of een voorbeeld van een racistisch individu. Op dat laatste haalt hij - net zoals Thomas Sowell zo vaak heeft gedaan - aan dat er een grote drogreden zit in de redenering dat vermits een bepaalde bevolkingsgroep x procent van de bevolking vertegenwoordigd, ze wel gediscrimineerd moet zijn (positief of negatief) indien ze niet x procent van elke willekeurige subgroep vertegenwoordigd. Bijvoorbeeld; als er 10% homoseksuelen zijn, dan zou 10% van elke zwemmeester, politicus, bedrijfsleider, dokter, ... ook een homoseksueel 'moeten' zijn; anders wordt er wel gediscrimineerd. De drogreden is dat dit niet meer is dan een assumptie: het zou met even veel recht en reden kunnen dat er andere redenen zijn - cultureel, sociaal, psychologisch, historisch, etc. -die niets met discriminatie te maken hebben, die er voor zorgen dat een welbepaalde groep over- of ondervertegenwoordigd is.
Meer fundamenteel, in antwoord op het Marxistische 'de staat zal afsterven', stelt hij - terecht, in mijn ogen - 'But, if anything ever has been utopian rather than scientific, it is the assertion that organisations with monopolies on military and police power are bound, once they are fulfilling no functions to outsiders, to wither away.'
Dit zijn maar enkele anekdotes die ik het onthouden uit het boek. De auteur bespreekt een hele waaier van sociologische onderzoeken, (vaak gemaakte) denkfouten en meer van dat soort zaken. Hij legt een grote nadruk op handelingen, de gevolgen van handelingen in een wijdverspreide context (hij bespreekt ook Adam Smith's zijn invisible hand idee), de mogelijkheden tot kennis in de humane wetenschappen, de relatie tussen feiten en ideeën, de verhouding tussen feiten en waarden (de value-free controversy in de wetenschappen), objectiviteit, subjectiviteit, relatieve en absolute waarheden, en het gedrag van mensen bij het vergaren van (nieuwe) kennis (vooral als het in gaat tegen hun ideologische vooronderstellingen.)
Iedereen die zichzelf serieus wenst te nemen in de sociale wetenschappen in het algemeen en de sociologie in het bijzonder zou dit boek een serieuze aandacht moeten geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten