vrijdag 6 juli 2012

Literatuurlijst deel 3: Wanneer is rechtvaardigheid belangrijk?

Derde Artikel: When Justice Matters - David SchmidtzDeze serie is een onderdeel van de vakantie literatuurlijst. In deze serie willen we allerlei teksten die dieper ingaan op relevante zaken in de klassiek liberale traditie verder onderzoeken. Laat gerust iets weten als je (af en toe) mee wilt bloggen hierover. 


In deze tekst verdedigt Schmidtz zijn (iets of wat) alternatieve visie van recht(vaardigheid), waar ik me ergens wel toe aangetrokken voel - maar langs de andere kant ook weer niet. Schmidtz verdedigt een soort van rechtvaardigheidspluralisme, waarbij we op het niveau van theorie alleen maar verschillende principes van rechtvaardigheid kunnen beargumenteren, die we moeten gebruiken om bepaalde, concrete gebeurtenissen te interpreteren. Hij gebruikt de metafoor van een (geografische) kaart: verschillende kaarten benadrukken verschillende zaken en maken volledig abstractie van andere zaken: geen enkele kaart maakt op exact dezelfde manier abstractie en alle soorten kaarten hebben op verschillende momenten hun nut. Op dezelfde manier, aldus Schmidtz, heeft het recht verschillende principes en komt het erop neer om te zien wanneer welk principe belangrijk is.

My answer: theories are not arguments. They are maps. Like maps, theories are not reality. They are at best serviceable representations. They cannot be more than that (but they can be less; some maps are useless). No map represents the only reasonable way of seeing the terrain. We would be astounded if two cartography students independently assigned to map the same terrain came up with identical maps. It would not happen. Likewise, theorists working independently inevitably construct different theories. The terrain underdetermines choices they make about how to map it. Not noticing this, they infer from other theorists choosing differently that one of them is mistaken and that differences must be resolved.
Zeker geen oninteressant idee - maar het botst (precies) wel met mijn typisch natuurrechtelijk discours, dat ik geleerd heb van Nozick en Van Dun.

Schmidtz bespreekt dan het boek over social justice van een zekere Brian Barry, een egalitarist. Dit stukje is niet super boeiend. Maar hij gaat dan over te bespreken wanneer hij (Schmidtz) vindt dat theorieën van 'need', 'desert', 'merit' en 'equality' relevant kunnen zijn; in context specifieke situaties. 

De algemene methode die hij daar steeds toepast is het analyseren van deze principes in bepaalde contexten, door deze contexten verder te verfijnen. Bijvoorbeeld: de vraag 'wat heeft mijn kind nodig' is (o.a.) een afgeleide van de vraag 'wat zijn de mogelijkheden van mijn kind, hoe oud is mijn kind' etc. Een standaard antwoord kan op die manier verfijnd worden (door middel van de analytische methode). 

Het is een uitdagend project om 'justice' om deze manier te bespreken. En ik ben er nog altijd niet goed achter of ik wel akkoord ben. Hier is een mogelijke reactie: het is inderdaad waar dat er op een bepaald niveau een pluralisme aan rechtvaardigheid kan zijn - maar de eigendom-homesteading-vrijwillige overdracht theorie is op een hoger niveau belangrijker. Om de analogie van Schmidtz verder te zetten: de eigendomstheorie is de gehele kunst van kaarten maken, die de limieten van kaarten bepaalt. Of moeten we toch denken dat de eigendomstheorie op gelijkaardig niveau staat als alle andere kaarten? Het is een interessant onderwerp om over na te denken - en ik wou dat ik er meer zinnige zaken over kon zeggen dan ik op dit moment kan. 


Geen opmerkingen: