dinsdag 18 mei 2010

Gastbijdrage: Van mij, van ons of van niemand


Tekst door Thomas Vanthournout.

VAN MIJ, VAN ONS OF VAN NIEMAND

Een rechtseconomische kijk op het eigendomsrecht


Just as man can't exist without his body, so no rights can exist without the right to translate one's rights into reality, to think, to work and keep the results, which means: the right of property. Ayn Rand



Het eigendomsrecht is het fundament van de markteconomie. Zolang goederen niet schaars zijn, heeft men geen behoefte aan eigendom of eigendomsrechten. Niet-schaarse goederen zijn immers in zodanige mate aanwezig dat zij in ieders behoeftes kunnen voorzien. Logisch. Anderen uitsluiten van het gebruik van een niet-schaars goed is bijgevolg niet nodig. Evenmin is het nodig te voorzien in een mogelijkheid om niet-schaarse goederen over te dragen. Ook logisch. Anders is het geval bij schaarse goederen. Als er dan geen eigendomsrechten erkend worden, zal dit op korte termijn leiden tot roofbouw. Door de bescherming van eigendom zal men in staat zijn tot ruilen, wat de welvaart van de betrokken partijen zal doen toenemen. In de rechtseconomie onderscheidt men drie soorten eigendomsregimes: private eigendom, open access en gemene eigendom. Soms wordt daar nog een vierde regime aan toegevoegd, zijnde overheidseigendom. Deze tekst poogt echter op een zeer eenvoudige en heldere wijze aan te tonen waarom private eigendom te verkiezen valt boven open access en gemene eigendom. De stijl is opzettelijk droog en helder gehouden om de leesbaarheid en verstaanbaarheid te verhogen.


DE INEFFICIËNTIE VAN OPEN ACCESS AREAS


Het open access regime is een regime van eigendomsloosheid. Dit betekent geenszins een collectieve eigendomsvorm, maar werkelijk de afwezigheid van eigendom. Wanneer een stam het gebruik van jachtterreinen controleert, dan is er sprake van eigendomsrechten, meer bepaald van gemene of collectieve eigendom. Open access is daarentegen de toestand waarin geen enkele instantie (groep, persoon of instelling) effectief kan bepalen wie van een schaars goed gebruik kan maken. Open access leidt altijd tot inefficiëntie en wel omwille van drie redenen.



Overgebruik


Een eerste reden is dat eigendomloosheid leidt tot overgebruik. Als voorbeeld kunnen we de overbekende case aanhalen van de grazende schapen op een weide waarvan niemand eigenaar is. Op het stuk weidegrond grazen melkkoeien, die toebehoren aan verschillende boeren. Elke boer wil zo veel mogelijk verdienen aan zijn melkvee. Als hij een koe toevoegt aan zijn kudde, heeft dat twee economische effecten. Het positieve gevolg is dat de kudde van de boer met een extra koe in totaal meer melk geeft, welke meeropbrengst volledig ten goede komt aan de eigenaar. Het negatieve gevolg is dat de koe gras eet van de eigendomsloze weide, waardoor per koe minder gras beschikbaar zal zijn (overbegrazing). Minder grasconsumptie betekent minder melk en dus minder opbrengst. Dit nadeel wordt echter verdeeld over alle koeien, en dus over alle veehouders. Een boer ontvangt dus de volledige opbrengst van een nieuwe koe, terwijl de kosten worden gedeeld. Het is voor een boer dus lucratief om een nieuwe koe toe te voegen zolang zijn deel van de kosten lager is dan de opbrengst. Omdat de totale opbrengst slechts groter hoeft te zijn dan één gedeelte van de kosten, komt er een moment dat er een koe wordt toegevoegd die de overige boeren meer kost dan zij de eigenaar oplevert. Aangezien de weide niet toebehoort aan de boeren, zullen zij de kosten van de invloed op de waarde van het land niet in hun afweging betrekken. De boeren zullen zich nooit uit eigen initiatief aan een beperking van het aantal schapen houden, om de eenvoudige reden dat zij zullen denken dat wanneer zij minder schapen op de weide plaatsen, de andere boeren dit zullen compenseren door er meer schapen op te plaatsen.


Suboptimale timing


Een tweede reden bestaat erin dat eigendomloosheid leidt suboptimale timing. Opnieuw kunnen we dit illustreren aan de hand van een bekend voorbeeld. Er is een bos waarvan niemand eigenaar is waarin alle bomen gelijktijdig werden aangeplant. Omdat de bomen geleidelijk aan dikker worden, stijgt tot op een bepaald punt de opbrengst van de houthak. Na een bepaalde periode zal de opbrengst opnieuw dalen, omdat de bomen door zure regen of ziekte worden aangetast, verouderen of omvallen. Merk op dat het uitstellen van bomen om te hakken ook kosten met zich meebrengt aangezien men door te wachten een fysiek kapitaal laat staan, dat rente zou opleveren indien men het in financieel kapitaal zou omzetten. Indien het bos eigendom zou zijn van een instantie zou men op het optimale moment overgaan tot het omhakken van de bomen. In een open access regime zal men echter reeds beginnen hakken op het moment dat de opbrengsten van de houthak hoger worden dan de kosten van de houthak en de kosten van uitstel. Problematisch is dat dit moment in de tijd vroeger ligt dan het moment waarop de opbrengst het hoogst ligt. De omwonenden zullen niet wachten tot het optimale moment omdat zij schrik hebben dat de anderen toch vervroegd tot de houthak zullen overgaan. Door de afwezigheid van eigendom zal er aldus een suboptimale timing zijn.


Onderinvestering


Een derde reden is dat het open access regime tot onderinvestering zal leiden. Wanneer iemand investeert in een open access goed, dan kunnen andere medegebruikers van dit goed meeprofiteren van deze investering. Stel dat een boer investeert in een eigendomsloze weide door deze weide te bemesten, dan zullen de andere omwonenden meegenieten van het hogere rendement van het bemeste stuk grond. Door de afwezigheid van eigendomsrechten kan de investeerder de anderen niet uitsluiten van het gebruik. Aangezien iedereen of althans het merendeel erop zal speculeren dat de anderen wel zullen investeren, waardoor zij gratis en voor niks kunnen meegenieten, wordt er uiteindelijk niets of in ieder geval niet optimaal geïnvesteerd.


De case van de olifantenpopulatie


Deze theoretische inzichten kunnen we toetsen aan een empirisch vaststelbaar voorbeeld. In Kenia is de jacht op olifanten verboden terwijl het in Zimbabwe wel toegelaten is om te jagen op olifanten. Enigszins verbazend kunnen we vaststellen dat net in Zimbabwe de populatie olifanten groeit, terwijl in Kenia het aantal olifanten drastisch gedaald is. Waar in Kenia in 1979 nog 65 000 olifanten rondliepen, blijkt dit aantal in 1989 gedaald te zijn tot amper 19 000 olifanten. In Zimbabwe, waar de jacht is toegelaten, waren er in 1979 ongeveer 30 000 olifanten en in 1989 zowat 52 000. In 1994 waren het er zelfs al 82 000. De reden is te vinden in het eigendomsregime. In Kenia bestaat namelijk een open access regime. Doordat de olifanten op de grond aan niemand toebehoren zal de bevolking geen enkele incentive hebben deze dieren te beschermen. Integendeel, want de olifanten drinken van hun water en vertrappelen vaak de oogst. In Zimbabwe, waar geen jachtverbod geldt, zijn er wel eigendomsrechten. De bevolking staat tegen betaling jachtrechten toe aan olifantenjagers. Maar deze jachtrechten worden slechts in beperkte mate toegekend, zodat de populatie niet verdwijnt. De bevolking heeft immers een degelijke incentive om de populatie in stand te houden; zo kan men op lange termijn jachtrechten verkopen en blijvend inkomsten verwerven.


DE PROBLEMATIEK VAN GEMENE EIGENDOM


Meestal hoeft de grens tussen private en gemene eigendom geen zwart-wit verhaal te zijn. Men kan enerzijds een eigendom poolen, wat betekent meer collectief maken. Anderzijds kan men eigendom meer fragmenteren, wat betekent opdelen in meer stukken. Bij een rechtseconomische analyse zal men nagaan welke kosten stijgen of dalen door eigendom te poolen enerzijds of eigendom te fragmenteren anderzijds. Bij gemene of collectieve eigendom stelt zich onvermijdelijk de problematiek van de reguleringskosten en de uitsluitingskosten.


Reguleringskosten


Hoe meer men eigendom zal poolen, hoe hoger noodzakelijkerwijs de reguleringskosten zullen zijn. Bij collectieve eigendom zijn meerdere individuen op eenzelfde moment ‘eigenaar’ van een bepaald goed. Indien zij gebruik willen maken van dit goed, zal dit onvermijdelijk leiden tot dezelfde inefficiënte als bij open acces goederen. Ook hier zal er sprake zijn van overgebruik, suboptimale timing en onderinvestering. Om dit te vermijden zullen de ‘eigenaars’ van het gemene goed reguleringen afspreken. Deze regulatie is echter alles behalve kosteloos. Vooreerst zijn er informatiekosten die gemaakt moeten worden om tot de optimale regulering te komen. Ten tweede steken onderhandelingskosten de kop op, doordat men onderling overeenstemming moet bereiken over de voorgenomen regulering. Tot slot zal men ervoor moeten zorgen dat de regulering nageleefd wordt, wat toezichts– en afdwingingskosten met zich meebrengt. Hoe meer men poolt, hoe meer deze kosten zullen stijgen. Bij zuiver individuele eigendom zijn deze kosten nihil, omdat elke eigenaar spontaan het optimale gebruiksniveau zal benutten.


Uitsluitingkosten


Een tweede probleem wordt gevormd door de uitsluitingskosten. Zowel bij private individuele eigendom als bij collectieve eigendom zullen deze kosten gemaakt moeten worden. De kosten zijn intrinsiek aanwezig in een systeem waarin eigendomsrechten erkend worden. Uitsluitingskosten omvatten ten eerste de afbakening van de eigendom, zowel fysiek als geografisch. Fysieke afbakening gebeurt door het plaatsen van muren, prikkeldraad of hagen. Geografische afbakening vindt plaats door landmeters en het kadaster. Ook het opzetten van een registratiesysteem, dat dient voor de identificatie van de eigenaar, brengt kosten met zich mee. Als kritiek op private individuele eigendom wordt vaak het verlies van schaalvoordelen aangehaald. Deze kritiek is terecht, maar niet onoverkomelijk. Schaalvoordelen kunnen eenvoudig worden gerealiseerd door een overeenkomst tussen de verschillende eigenaars. Nuance hierbij is dat ook hier transactiekosten moeten meegerekend worden. Het optimum tussen collectiviteit en individualisering ligt op het punt waar de soms van de reguleringskosten en uitsluitingskosten en verlies aan schaalvoordelen het laagst is.


SLOTBEMERKINGEN


Door het omschakelen naar private eigendom, wordt de individuele vrijheid van de eigenaar gewaarborgd. Deze vrijheid impliceert verantwoordelijkheid over het goed. Aangezien in een systeem van private eigendom de kosten geïnternaliseerd worden, zal de eigenaar er alle belang bij hebben zijn eigendom in stand te houden en te verzorgen. Maar ook de baten worden geïnternaliseerd. Harde werkers zullen de baten kunnen opstrijken en hoeven geen schrik te hebben deze te moeten delen met free riders. Competitie en initiatief wordt beloond in een systeem van private eigendom. Met deze eenvoudige rechtseconomische analyse van eigendomsrechten werd getracht de onhoudbaarheid van de alternatieven voor private eigendom bloot te leggen. Private eigendom kent zeker zijn nadelen, maar deze wegen noch ideologisch noch economisch op tegen regimes van open acces of collectieve eigendom.



Thomas Vanthournout


Geen opmerkingen: