zondag 2 mei 2010

Review: 'De stille dood van het neoliberalisme'

Er is (alweer) een zoveelste andersglobalistisch manifest op de (vrije) markt uitgebracht, i.e. 'de stille dood van het neoliberalisme' door John Vandaele, een journalist van Mo*. Nu wil ik direct er aan toevoegen dat ik enkelen van zijn kritieken deel. Het gehele tweede deel van het boek gaat over een zekere hypocrisie van de internationale instellingen, zoals de Wereldbank en het IMF en de inefficiëntie waarmee deze instellingen werken, en daar kan ik volledig mee akkoord gaan. Waar de auteur, zoals zovelen, echter redelijk de bal misslaat, is door deze instellingen (en hun beleid) gelijk stellen met een of andere ideologische stroming, die we het 'neoliberalisme' zouden kunnen noemen. Zoals zo vaak in socialistische - pardon: 'andersglobalistische'- kringen, wordt het neoliberalisme niet gedefinieerd of systematisch geanalyseerd, maar wordt het status quo van de laatste paar decennia qua beleid gelijkgesteld met de term 'neoliberalisme', die op zijn beurt gelijkgesteld wordt met 'laissez-faire' en 'verzwak de staat' maar. Dit is natuurlijk complete onzin; in zoverre dat je zou kunnen spreken van een coherente visie op het 'neoliberalisme', is het inderdaad zo dat er een groter vertrouwen is dan het oude Keynesiaanse paradigma, maar het is zeker geen anarchistisch paradigma en ook helemaal geen 'verzwak de staat maar'. Stellen dat de overheid zich zou moeten beperken tot enkele taken, is niet hetzelfde als de staat (per se) wensen te verzwakken. Echter; dit wordt, door de auteur, doorheen het boek op 1 lijn gelijksteld, net zoals dat blijkbaar alles wat het IMF, de WTO, de Wereldbank en de Westerse landen willen en doen hetzelfde is als 'het neoliberalisme'. Ofwel maak je een theoretische analyse van de theorie van het 'neoliberalisme' - en dan mag je zelf nog kiezen welke auteur(s) je als exemplarisch voor het neoliberalisme neemt. (Enkele suggesties zijn hierbij Hayek, Friedman of zelfs Rand, tegenwoordig.) Ofwel analyseer je het status quo en de fouten die je daar zelf in ziet - eventueel door te stellen dat bepaalde zaken terug te koppelen vallen aan een bepaalde ideologische vooronderstelling. Maar wat je niet kan doen - maar wat helaas wel gebeurt - is stellen 'het status quo = die ideologie' en dan een mengeling van beide bekritiseren, zonder duidelijk te maken wat je nu concreet bekritiseert. Dat is intellectueel oneerlijk, maar helaas een populaire techniek in dit soort literatuur. Het doet immers alsof 'de neoliberalen' - whoever that may be - compleet akkoord zijn met het gehele status quo; met de landbouwsubsidies, de regelgeving van de WTO, patenten, etc. Natuurlijk is dat niet zo; maar door deze gelijkstelling negeer je echter deze kritiek en kan je de 'neoliberalen' voorstellen als mensen die alles van het status quo ondersteunen - wat natuurlijk niet waar is.

Alweer: veel kritieken die hij geeft, vooral in het tweede deel van het boek, op de WTO en de rest van die internationale organisaties, zouden 'neoliberalen' zeker kunnen delen. Het feit dat zij hypocriet zijn in de mate waarin ze de vrije markt voorstellen, het feit dat ze werken voornamelijk om belangen te dienen, het feit dat ze een compleet verkeerde interpretatie van 'markten' en 'vrijwillige interactie' trachten te implanteren in andere samenlevingen, etc. is allemaal waar. De auteur negeert echter deze kritieken vanuit de voorstanders van meer vrije markt; en kan dus daardoor doen alsof alle voorstanders van de vrije markt, hier voorstander van zijn.

Dit is in een notendop mijn grote problemen met dit boek - maar a fortiori met veel kritieken uit die hoek. Hieronder zal ik substantiëler op bepaalde aspecten van het boek. Scan er eens door; want het merendeel zijn gekende argumenten uit de andersglobaliseringsbeweging, en een meer vrijheidsgericht perspectief kan misschien enige soelaas bieden.

Over het aspect van toplonen

Vaak werden die hoge lonen betaald in bedrijven waar de gewone werknemers meer moesten werken voor hetzelfde geld, of zelfs voor lagere lonen. Ander contrast is dat precies de managers die (s)preken over de nood aan flexibele arbeidsmarkten - lees: de absolute noodzaak om mensen gemakkelijk te kunnen ontslaan - zichzelf tegen ontslag indekken met ontslagpremies ter waarde van een aantal riante villa's in de betere wijken rond Brussel of Amsterdam.
Ik kan er niet aan doen, maar de grote overtuigingskracht komt hier van een soort van emotioneel 'oh mijn God. Die klootzakken!' terwijl er helemaal niet echt uitgelegd wordt waarom dit ook effectief zo'n probleem zou zijn. Als we zelfs nog even negeren of het wel zo waar is of dat 'dezelfde managers' zouden zijn die spreken voor flexibele arbeidsmarkten, die ontslagpremies nemen, is het natuurlijk zo dat er wel degelijk redenen zijn - en redenen genre 'het algemeen belang' - om voorstander te zijn van flexibele arbeidsmarkten en ook, tegelijkertijd, hoge ontslagpremies. Beide zijn immers een potentieel gevolg van vrijwillige interactie en contractuele vrijheid. Het aspect van 'flexibele arbeidsmarkt' kan mogelijkerwijze resulteren in 'eenvoudiger ontslaan' - dat hangt af van wat er contractueel bepaald is, maar zal wel sowieso uitmonden in het eenvoudiger aannemen van werknemers, wat meer mogelijkheden betekent voor alle (potentiële) werknemers: zowel zij die op dit moment aan het werk zijn, als zij die werkloos zijn. De reden is nogal eenvoudig: stel bijvoorbeeld dat je zou moeten trouwen met de eerste persoon waarmee je op een afspraak gaat. De 'markt' voor 'daten' zou nogal sterk rigide zijn; mensen zouden heel erg voorzichtig zijn als ze met iemand uitgaan - je moet er immers direct mee trouwen. Als er echter geen noodzakelijke, wettelijke verplichtingen zijn, dan zullen mensen waarschijnlijk veel meer daten, en zo trachten de goede partner te vinden (of gewoon een leuke tijd hebben). Hetzelfde met de arbeidsmarkt; als je het moeilijker maakt, door middel van wettelijke beperkingen, om mensen te ontslaan, dan zijn misschien de mensen die op dat moment een baan hebben (een beetje) beschermd, maar zij die geen baan hebben of zouden willen veranderen van een baan, worden hierdoor benadeeld. Door deze wettelijke barriëre, wordt het minder aantrekkelijk voor iemand om een personeelslid in dienst te nemen, ook al zou deze (tijdelijk) een loon kunnen krijgen en van waarde zijn.

Omgekeerd; hoge ontslagpremies zijn een gevolg van de mogelijkheid die managers kunnen afdwingen, door het feit dat ze potentieel veel waarde kunnen zijn. Verder werkt het ook als een vorm van worteleffect; indien er niet (exuberant) hogere lonen 'aan de top zijn', werkt het voor velen minder innoverend om zichzelf in te zetten om de top te bereiken. Verder; het staat de aandeelhouders vrij om dit bedrag niet contractueel vast te leggen. Het feit dat ze dat echter wel doen, betekent echter dat ze wel degelijk denken dat deze manager het waard is - wie zijn wij als buitenstaander om te denken dat wij beter zouden oordelen over de feiten (waar we veel minder van kennen) dan zij wiens eigen fondsen op het spel staan?

Er is simpelweg geen echte contradictie tussen enerzijds vragen om meer contractuele vrijheid voor alle werknemers, en tegelijkertijd pleiten dat hoge ontslagpremies mogelijk moeten zijn; integendeel, het is een onderdeel van 1 en dezelfde theorie: vrijheid doet het comparatief beter dan regulering en centrale controle van wat wel en niet mag. Dat de auteur niet doorheeft dat beide een gevolg zijn van dezelfde redenering, is spijtig.

Over de 'macht' van het mondiaal kapitalisme
"In een mondiaal kapitalisme kan het kapitaal een land en een bepaalde arbeidersklasse die te veeleisend is, makkelijker de rug toekeren, of ermee dreigen dat te doen."
Het probleem is, natuurlijk, dat 'de arbeidersklasse' as such nooit 'teveel' kan eisen, net zoals het 'kapitaal' niet kan veranderen, want deze agreggaten zijn concepten, maar hebben geen relevantie in de werkelijke wereld. Er is geen 'arbeidersklasse' die 1 en homogeen is, dus die als geheel niet 'teveel' kan eisen, net zoals er geen 'het kapitaal' is, maar een geheel van kapitaalbezitters - vaak de 'arbeidersklasse' zelf, via banken, pensioenplansparen, en verzekeringssystemen. Verder is het niet waar dat het 'eenvoudiger' is nu. Men tracht altijd te investeren op zo'n manier dat het meeste zal opbrengen en als het niet genoeg opbrengt - of mag opbrengen - zal men niet investeren. Het enige wat globalisering eenvoudiger maakt, is om je kapitaal te gebruiken om in een ander land te investeren, maar een land 'de rug toekeren' is niet systematisch eenvoudiger; dat ging daarvoor ook. Alleen kon je dan niet (zo eenvoudig) investeren ergens anders. De vraag is, alweer, wat hier mis mee is: investeringen in 'andere' landen, betekent hogere inkomensmogelijkheden in die landen dan dat er op dit moment is; wat is het probleem voor deze socialist nu juist?

"Die niewe werknemers van het kapitalisme hebben niet zoveel geld of kapitaal meebgeracht en dus is de verhouding tussen arbeid en kapitaal ten gronde veranderd. Arbeid, vooral laaggeschoolde arbeid, is er nu in overvloed terwijl kapitaal relatief schaarser is geworden. Anders gezegd: het aanbod van arbeid is veel sterker toegenomen dan dat van het kapitaal. En hoe groter het aanbod, hoe lager de prijs. De prijs van arbeid, de lonen, zal de komende decennia dan ook onder druk staan in deze mondialisering, zeker die voor lager geschoolde arbeid in de rijker landen."
Het probleem met dit punt is divers. Ten eerste negeert de auteur het evidente concept van comparatieve voordelen. Kort gezegd: zelfs bij gelijke 'kapitaalshoeveelheid' is het voordelig om meer mensen in de arbeidsdeling te hebben, i.e. een grotere output en dus grotere mogelijke lonen voor iedereen. Er is niet zoiets als een 'verhouding' tussen 'kapitaal' en 'arbeid' en als er meer 'arbeiders' bijkomen, dat die dan 'minder' zullen verdienen; door de arbeidsdeling is het mogelijk om met gelijk kapitaal, nog steeds een grotere output en dus hogere lonen voor iedereen te garanderen. Verder is er op zich niet zoiets als een 'overschot' aan arbeid; zolang de lonen vrij zijn. Dat er in onze wereld de lonen niet vrij zijn - bejubeld door de auteur... - zorgt ervoor dat er minimumlonen zijn, waardoor er inderdaad een reservearbeidsmassa ontstaat, waardoor er inderdaad een neerwaartse druk op de lonen is, zeker bij zij in minder arbeidscapaciteiten hebben. Dat is de ironie van het minimumloon; het zorgt voor een minimumloon, maar het creëert tegelijkertijd een druk zodanig dat het moeilijker is om boven dat minimumloon uit te stijgen qua loon, met meer armoede voor iedereen, vooral voor de zwakkeren in de samenleving. De fout die de auteur maakt is simpelweg 'kapitaal' en 'arbeid' als grote homogene entiteiten te zien, waar het 'kapitaal' geld biedt voor 'het arbeid' en als 'het arbeid' in aanbod stijgt, dan daalt 'de prijs'. Echter; zo werkt het natuurlijk niet; arbeid en kapitaal zijn een harmonieus geheel die zorgen voor output en méér van een bepaalde factor zorgt voor een grotere output, i.e. mogelijkheid tot hogere lonen.

"Zijn er in België en in andere landen signalen dat de vermogenden rijker worden en de gewone werkmens eerder ter plekke trappelt?
Die zijn er inderdaad. Het meest evidente signaa is dat werk letterlijk een kleiner deel van de koek oplevert dan pakweg 20 jaar geleden, in België en zowat in alle rijke landen. Het BNI is de som van alle inkomens van alle Belgen: hun inkomens uit arbeid maar ook hun inkomens uit allerlei vormen van vermogen (rente, huur, winsten, verkochte meerwaarden, ...). Welnu, de som van alle inkomens uit arbeid - het arbeidsaandeel van het BNI - is de voorbije jaren teruggelopen."
Het probleem met deze - vaak gehoorde - redenering is, in navolging van het vorige stukje, eenvoudig. Het 'inkomen' uit arbeid en het 'inkomen uit kapitaal' hebben totaal andere oorzaken. En het is dus niet omdat de ene 'omlaag' gaat, dat dit 'ten koste' van de andere gaat; het zijn niet meer dan statistische verbanden, geen causale. 'Inkomen uit kapitaal' wordt veroorzaakt door risico's en tijdspreferentie, inkomen uit arbeid door de ingeschatte toegevoegde waarde, gedisconteerd over de tijd heen. Verschillende zaken; dus is het nogal onzinnig om te insinueren dat 'arbeid' minder krijgt, omdat het in deze aggregaten statistiek omlaag gaat.

Enzovoort en zoverder.



























Geen opmerkingen: