donderdag 4 februari 2010

De non sequitur van oppervlakkige kennis?

Ikzelf, net zoals de meesten, weet helemaal niet zoveel van economie. Dit weerhoudt ons er niet van om luide meningen te hebben over economie - en hoe de politiek daar tegenover moet staan. Socialisten, liberalen en anderen hebben allemaal hun meningen, maar hebben doorgaans geen al te uitgebreide kennis van economie.

To be fair; de meesten hebben wel de essentie door. De Keynesianen weten wel iets van dat de 'koopkracht' omhoog moet gehaald worden, de liberalen weten wel iets dat er gespaard moet worden om te kunnen investeren. Een liberaal zal al eens Bastiat zijn 'the seen and the unseen' gelezen hebben, een socialist zal al eens - euhm; wel ja, iets gelezen hebben van socialistische economische analyse. Maar de meesten zullen moeten erkennen - ikzelf inclusief - dat ze geen volwaardige economen zijn, maar enkel maar iets oppervlakkig kennen, waarop dat hun meningen gebaseerd zijn.

Heel deze operatie - van weinig kennen, maar toch een luide mening hebben - steunt op zoiets als de vooronderstelling dat een beetje kennis van wat 'juist' is -'markten werken' of 'markten werken niet' - genoeg is om uitgebreide beleidsopvattingen te hebben. De verdere vooronderstelling is zoiets van: 'indien ik meer zal leren, zal ik alleen maar méér bevestiging krijgen om de beleidsconclusies te bevestigen die ik heb'.

Bekijk het zoiets als met een (slechte) zaklamp in een lange, lange gang schijnen. Wat je ziet met je zaklamp ziet er allemaal goed uit: markten werken, overheid niet (of omgekeerd; maakt niet uit voor de metafoor). Daarom sta je aan het begin van de gang te roepen en te springen: 'we moeten deze gang uit!' Maar vermits je niet verder kan zien, is je oordeel gebaseerd op de vooronderstelling dat wat je niet kan zien, ook even goed zal zijn als wat je ziet. (Even terug concretiseren: vermits je per definitie maar een deel van de uitgebreide economische kennis bezit, kan je niet weten wat er nog verder is dan wat je maar oppervlakkig weet.) Maar deze vooronderstelling is eigenlijk heel raar en moeilijk te rechtvaardigen. Het zou immers heel goed kunnen dat de 'gang' veel gevaarlijker is dan wat je helemaal in het begin kan zien met je zaklamp, en dat de andere gang, die er in eerste instantie minder aantrekkelijk uitziet, misschien veel aantrekkelijker is eens je verder bent wat je met je zwakke zaklamp kan zien.

Er is iets raars aan deze vooronderstelling, die me niet geheel gerechtvaardigd lijkt, ook al wordt ze zoveel gemaakt. Een manier om hem te redden, zou op marginalistische grond zijn: van zodra je de essentie weet, daalt het marginaal nut van extra kennis voor een goede visie op de samenleving enorm. (Basicly: dat na je zwakke zaklamp er niet echt veel gang meer is.) Dat lijkt me een goede mogelijkheid, maar het geheel blijft mij toch raar overkomen.

Geen opmerkingen: