woensdag 23 december 2009

Review: The Logic of the Planned Economy

The Logic of the Planned Economy: The Seeds of the Collapse ~ Pawel G. Dembinski

Om eerlijk te zijn: toen ik dit boek vastgreep in de bibliotheek was het zonder de ondertitel en dacht ik dat het een boek vanuit planeconomisch perspectief zou zijn om dit systeem te verdedigen. Al snel bleek dat niets minder waar was: het was een (iets of wat onorthodoxe) kritiek op het concept van een geplande economie.

Dit boek zou, in mijn ogen, een geniale kritiek geweest zijn in de jaren 70/80 van hoe een planeconomie werkt, maar vermits het boek geschreven is in 1991, had de auteur het voordeel dat de geplande economieën al 1 voor 1 ineengestort waren. Het boek is hoofdzakelijk het beschrijven van een interne logica gemengd met empirische observeringen. Het is dus goed mogelijk dat de auteur naar de gevallen planeconomieën heeft gekeken en op basis daarvan heeft doorgeredeneerd hoe dit komt. Zover ik kan oordelen is er niet (denderend) veel mis met zijn redeneringen, maar er zijn ook enkele problemen mee. Hierbij aansluitend ben ik dus niet zeker of ik dit danwel een goed of een slecht boek vind. Het is een goed boek omdat het toch enkele tendensen tracht te illustreren die actief zijn op het politiek-economische vlak in een (centrale) planeconomie. (Het is ook onduidelijk of deze tendensen zouden werken in 'andere' vormen van een planeconomie, zoals een democratische planeconomie. Maar dat was het doel ook niet van de auteur.) Het is anderzijds een slecht boek wegens het niet al te toegankelijk maken van de begrippen. Hij heeft het bijvoorbeeld heel de tijd over 'the system' dit en 'the system dat'. Het is (ongeveer) duidelijk dat hij bedoelt dat de heersende elite beslissingen moeten nemen die moeilijk zijn - maar waarom zegt hij dit niet gewoon? 'The system' neemt geenbeslissingen; mensen met machtsposities nemen die wel. Een ander probleem met het boek - denk ik - is dat het niet bepaald overtuigend is om mensen af te doen zien van een planeconomie, indien ze daar voorstander van zijn. Er zijn niet echt argumenten in het boek (zover ik zie) dat mensen zal doen zeggen: 'ach, ik zat fout!' Dit hoeft op zich niet zo erg te zijn, maar het is ook niet echt overtuigend als boek (vind ik) om twijfelaars te doen kantelen naar het punt dat een planeconomie geen goed idee is. Daardoor wordt er te weinig een comperatieve analyse gemaakt. (Het is immers 1 ding om te zeggen: 'een planeconomie is niet perfect', maar het echte sterke argument is 'een planeconomie zal het duidelijk comperatief slechter doen dan een markteconomie'.) Hiermee heb ik niet gezegd dat er geen inzichten in zitten die iemand kunnen doen nadenken over het concept een planeconomie - er is zeker genoeg in het boek om verdedigers van een planeconomie uit te dagen hierop te antwoorden - maar het is zeker niet het beslissende antwoord op de discussie. Niet dat dit, natuurlijk, noodzakelijk is. De auteur had een ander doel op het oog en hierin is hij redelijk geslaagd.

Het boek is onderverdeeld in 3 delen. In het eerste delen beschrijft hij 'the creed' van het communisme, i.e. dat private eigendom slecht is en vernietigd moet worden. Maar de auteur merkt terecht op dat hiermee de problemen nog beginnen: "This is because 'socialisation', as used by The Creed, is nothing more than the dialectical contradiction of private ownership - in other words it is simply 'the next stage'. This is of little practival help to those who, in the name of the Creed, wish not only to destroy private ownership but to establish social ownership in its place." Het punt van de auteur - dat herhaaldelijk terecht komt - is dat het 1 ding is om te roepen dat private eigendom vernietigd moet worden ten voordele van collectieve eigendom; het is een ander om effectief te weten hoe je collectieve eigendom moet organiseren. Het eerste deel beschrijft vooral 'The Creed' en hoe het planeconomisch systeem (in theorie) werkt; met welke trade offs het te maken heeft enzv.

In het tweede en derde deel beschrijft de auteur welke interne en externe problemen planeconomieën te maken krijgen. Dit is vooral een conceptueel-empirische kwestie; alhoewel het calculatiedebat wel wordt vermeld (met een verkeerde formulering van de argumenten van Mises en Hayek), tracht hij vooral te redeneren: 'wat als ik een centrale planner zou zijn; welke problemen zouden er dan gebeuren'? Niet dat hij deze methode expliciet maakt, maar ik heb het gevoel dat dit zijn methode was. De problemen die hij aanhaalt zijn, in mijn ogen, inderdaad problemen die je kan detecteren indien je eens logisch doordenkt welke problemen je zult tegenkomen als je een economie centraal zult plannen.

De interne dilemma's zijn:
  1. De afweging tussen legitimatie enerzijds en efficiëntie anderzijds. De essentie van zijn case is redelijk eenvoudig (maar ook redelijk briljant). Planeconomieën [i]plannen[/i] in hun economie. Maar zij zijn in staat om hun plannen altijd aan te passen. Op deze manier kan je vlak voor een plan ten einde komt, het zodanig veranderen dat je triomfantelijk kan verkondigen dat het gelukt is het plan te bereiken. Maar de vraag in welke mate dit efficiënt is om te bereiken wat je wenst te bereiken voor he bevolking, is maar de vraag. Andere issues die hier aangeraakt worden (maar al bekend zijn), zijn het probleem van de kennis - hoe kan je weten wat te plannen - hoe kan je ervoor zorgen dat mensen gemotiveerd zijn om het plan uit te voeren (beloning/bestraffing),
  2. Het tweede interne probleem (hoofdstuk 4) gaat tussen de trade off tussen efficiëntie enerzijds en het nemen van middelen anderzijds. Dit hoofdstuk heeft het meest economische karakter, vermits hier vragen zoals 'voor wie te produceren' en 'hoe te produceren' worden gesteld, met de trade offs die de planners zullen hebben. Hierbij wordt dan duidelijk gemaakt dat deze keuze toch niet zo evident is als men wel eens tracht te denken.
  3. In het vijfde hoofdstuk wordt een visie op geld uitgewerkt is bekend, maar (zover ik weet) nog niet toegepast op een planeconomie. Het centrale punt is dat de overheid, wegens het monopolie op het verspreiden van geld, de geldhoeveelheid kan inflateren om aan herverdeling te doen, krediet beschikbaar te maken, etc. De vraag die ik me stel is in welke mate dit nog nodig is, gegeven dat in een planeconomie de overheid de facto beschikking heeft over alle productiemiddelen. Volgens mij wordt hier al impliciet rekening gehouden met het feit dat de overheid niet 'alles' kan collectiviseren, waardoor er nog steeds een noodzaak is tot herverdeling.
  4. In het zesde hoofdstuk gaat het over de trade offs tussen rantsoeneren en consumentensoevereniteit. Indien ze voluit kiezen voor consumentensoevereniteit zal er op termijn meer tenemen zijn (wegens de waarschijnlijke verhoogde productiviteit van demensen), maar nemen ze risico dat op korte termijn het systeem omver geworpen wordt. Indien ze voor rantsoeneren kiezen, hebben ze het omgekeerde probleem: korte termijn stabiliteit voor lange termijn onzekerheid. De trade offs hiertussen is een trade off die de planners moeten maken. Overwegingen van de middelen die aan directe consumptiegoederen worden gegeven en overwegingen wat aan productiemiddelen wordt geïnvesteerd, is een verwante issue. (De auteur zou, mijn inziens, zeker gebaat zijn bij een uitgebreidere kennis van de Oostenrijkse school; zijn opmerkingen in deze materie zijn redelijk, maar oppervlakkig.)
  5. Het voorlaatste probleem is het probleem van de militaire macht. Het 'systeem' moet zowel zich kunnen wapenen ten opzichte van vijanden en zich wapenen ten opzichte van mogelijke opstanden. Het probleem is dat innovatie echter moeilijk te 'plannen' is, waardoor het systeem (volgens de auteur) altijd achter de feiten aanloopt (en dit moet compenseren door een veel grotere uitbouw van de middelen van het status quo).
  6. Het laatste probleem dat hij ziet is de mate waarin het systeem interageert met andere landen. Hij beargumenteer hier dat alleen de accumulatie van buitenlandse schuld in staat zal stellen de middelen vanhet buitenland te bemachtigen, met alle potentiële problemen die daarbij kunnen ontstaan.
Dit is, ongeveer, de essentie van de argumentatie van het boek. Ik vond het persoonlijk niet super denderend, maar mensen die geïnteresseerd zijn in een meer sociologische, orthodoxe benadering van de problematiek in een planeconomie, kan in dit boek wel wat zaken aantreffen die interessant zijn. Maar de rare manier van schrijven maakt het geheel niet alte eenvoudig om te begrijpen.

Geen opmerkingen: